De Waterschans nr. 1 2001
Fransen zou kunnen afstaan (16).
Nadat deze functionaris te kennen
had gegeven dat men alle overtol
lige kribben, lakens en dekens wat
hem betreft kon gebruiken, besloot
men de duizend gulden van de
drost in handen te stellen van de
commissie financiën. Tevens zou
wethouder Huart de 'commissaire
de guerre' te Breda bezoeken om
met hem te 'aboucheeren' (17).
Laatstgenoemde had in een brief
van 3 maart namelijk nog eens
dringend gevorderd dat er een
hospitaal in het Prinsenhof zou
worden gevestigd, zij het thans voor
300 zieken. Daar de Fransen intus
sen reeds het 'Hollandsche Hospi
taal' begonnen binnen te stromen,
leek het inrichten van een geheel
nieuw hospitaal thans van de baan
(18). Al spoedig bleek echter dat de
Fransen van eenmaal geuite wen
sen moeilijk waren af te brengen.
Het 'aboucheeren' van Huart liep
op niets uit: in de notulen van de
raadsvergadering van 21 maart heet
het dat de Fransen 'zich thans nog
in hetzelve gebouw bevinden
waarin zich de Hollandsche zieken
bevinden, maar dat inmiddels een
aanvang is gemaakt met de repara
tie van het Marquisenhof, hetwelk
grote kosten veroorzaakt' (19). Hoe
hoog deze kosten waren, kon in de
archieven niet worden achterhaald.
Wel bleek dat de Fransen ook na
de opening van dit hospitaal onop
houdelijk bleven klagen over de
slechte staat van het gebouw (20).
Hieruit zou men kunnen afleiden
dat de stad haar reparaties tot het
hoogstnodige heeft beperkt. Daar
toe bestond ook alle reden: op 23
juni besprak de magistraat een kei
zerlijk decreet van 23 april dat in
hield dat de zorg voor alle kazernes
en hospitalen werd overgedragen
aan de burgerlijke overheden, i.e.
de steden. Dit decreet werd in Ber
gen op Zoom met een schok ont
vangen (21). Het bestuur klaagde
dat de stad, die nog geen 6000 in
woners telde in korte tijd geheel en
al zou worden geruïneerd. Verzoe
ken om van de nieuwe last ontsla
gen te worden, haalden echter niets
uit: het Franse beleid was er op ge
richt de oorlogskosten waar moge
lijk af te wentelen op wat zij noem
den de geallieerden (22).
Een eigen bestuur
Hoe het hospitaal aanvankelijk
werd beheerd, valt achteraf niet
meer precies vast te stellen. De ver
slagen van de raadsvergaderingen
over deze periode zijn helaas verlo
ren gegaan. Zeker is derhalve
slechts dat het hospitaal reeds voor
1 augustus 1810 een directeur had,
of beter een 'économe', want deze
functionaris behoorde tot het
administratieve corps, dat de mili
taire hospitalen beheerde. Uit de
frequente contacten die deze man
met de militaire autoriteiten te Ant
werpen had, mag wellicht worden
afgeleid dat het Bergse hospitaal
gedurende de eerste maanden van
het bestaan als een normaal Frans
legerhospitaal is beheerd. De Fran
sen wensten deze beheersvorm
echter zo spoedig mogelijk te verla
ten. Reeds in juni stelde de
sous-prefect van Breda het stadsbe
stuur voor om de stedelijke 'com
mission des hospices' met de zorg
voor het hospitaal te belasten (23).
Bergen op Zoom kende een derge
lijke typisch Franse bestuurlijke in
stelling op dat moment echter nog
niet en antwoordde dienovereen
komstig: de instellingen ter stede
werden nog als vanouds bestuurd
door colleges van regenten 'avec en
consequence qu'il n'y a pas de
moyen d'inclure un traité pour la
gestion de l'hópital militaire, établit
dans cette ville' (24).
Als altijd liet de bezetter op niet in
gewilligde verzoeken krachtiger ge
luiden horen. In dit geval waren het
'des ordres de son excellence le
ministre-directeur de ['administra
tion de la guerre lesquels prescri-
rent de faire la remise du service de
l'hópital a l'administration munici
pale de la ville'. En als altijd zagen
de stedelingen zich uiteindelijk ge
dwongen toe te geven. In oktober
1810 meldde de burgemeester aan
de ministre de guerre dat alle zaken
betreffende het hospitaal thans
door de 'administration munici
pale' werden behartigd. Op 1 de
cember liet hij vervolgens weten
dat loco-burgemeester J. Vergroe-
sen en de vroedschappen R Auwers
en N. Vetten tot bestuurders van
het hospitaal waren benoemd.
Hoewel de officiële stukken ont
breken, mag worden aangenomen
dat deze bestuurscommissie reeds
rond 1 augustus werd geïnstalleerd.
Op die datum bezochten de com
missaire de guerre en genoemde
Vetten het hospitaal namelijk reeds
om zes uur 's ochtends, ten einde
de 'économe' officieel op de
hoogte te stellen van de overdracht
van het bestuur van het hospitaal.
Vervolgens namen de heren het 're-
gistre des entrées' door en stelden
daarbij vast dat zich op dat mo
ment 82 'malades' in het hospitaal
bevonden. Ten slotte inspecteerden
zij het meubilair en de inventaris,
welke op lange lijsten minutieus
werd vastgelegd (25). Op grond van
het bovenstaande mag worden
aangenomen dat het hospitaal
vanaf 1 augustus officieel werd be
heerd en bestuurd door de stad.
Wat dat in de praktijk precies bete
kende, kan helaas ook al niet
nauwkeurig worden medegedeeld,
want de betreffende bestuursstuk-
ken waren reeds in 1811 onvind
baar. Dat laatste bleek toen de be
stuurlijke organisatie van de stede
lijke gestichten in genoemd jaar
naar Frans model werd gewijzigd.
Op 17 juni gelastte de prefect te
Antwerpen de oprichting van een
'commission administrative pour
les hospices'. Deze moest de taken
overnemen van de regenten van het
stadsweeshuis, van het Sint Cathari-
nagasthuis en van de Momboiren
van de Tafel der Proveniers. Op 18
juni 1811 werd aan de nieuw ge
vormde 'commission' ook het be
stuur en het beheer over het mili
taire hospitaal overgedragen. De le
den van de nieuwe commissie wer
den op 1 augustus benoemd en ne
gen dagen later officieel geïnstal
leerd (26). De burgemeester was
qualitate qua voorzitter, maar in de
praktijk leidde vroedschap Nico-
laas van Cuylenborgh de vergade
ringen. Leden van de commissie
waren de wethouder G. Mirou en
de vroedschappen C. Timmermans
en L. Mole(n)schot. Laatstge
noemde was een medicinae doctor
ter stede (27). Tot administratieve
ondersteuning werd aan het be
stuur zekere M. Leyer, ambtenaar
ter secretarie, toegevoegd. Overi
gens verliep de overdracht van het
bestuur niet bijzonder soepel. Op
12 augustus nodigde de burge
meester de 'oude' commissie uit
om haar stukken over te dragen.
Deze antwoordde dat zo iets we
gens de vele lopende zaken eerst
aan het einde van de maand mo
gelijk zou zijn. Dat was waarschijn
lijk een uitvlucht, want toen het
oude en het nieuwe bestuur elkaar
op 1 september 1811 ontmoetten,
moest Vergroesen andermaal mel
den 'qu'il n'avait pu réunir les pie
ces et titres'. Of de stukken werke-
De Waterschans nr. 1 2001
lijk zoek waren of dat de van haar
taak ontheven commissie deze niet
wilde overdragen, kon niet worden
achterhaald. Zeker is wel dat het
nieuwe bestuur de gezochte
bescheiden ondanks herhaalde ver
zoeken nimmer in handen heeft
gekregen (28).
Financiën
Het geldelijk beheer van het hospi
taal moet bestuur en directie heel
wat hoofdbrekens hebben gekost.
De hoofdoorzaak hiervan was gele
gen in het feit dat de Fransen alle
lasten trachtten af te wentelen op
de 'geallieerden', i.e. op een kleine
Brabantse stad. Aanvankelijk, zo
blijkt uit een brief van de landdrost
van 17 maart 1810, was men over
eengekomen dat de stad voor het
gebouw en zijn onderhoud zou
zorgen, teiwijl het Franse leger
brood, vlees en medicamenten zou
leveren (29). Iets van een dergelijke
overeenkomst vindt men ook terug
in een brief van de burgemeester
(dd 23 juni 1810) waarin het heet
dat 'jusque aujourd'hui la ville est
chargée de foumir tout ce que
dont on a besoin pour l'hópital ex-
ceptés le pain et la viande' (30).
Vormde deze regeling voor de bur
gervader al reden genoeg om over
de ondraaglijkheid van zijn last te
klagen, nog erger was dat de Fran
sen hun aandeel in de overeen
komst niet nakwamen. Nog op 25
mei 1812 moest het bestuur reke
ningen betalen van levensmiddelen
die in de maanden april tot en met
juni 1810 op last van de Fransen
waren geleverd (31). Men kan zich
afvragen of de Fransen ooit van
plan zijn geweest deze kosten te be
talen. Op 20 juni 1810 stelde de
'commissaire de guerre' namelijk
voor dat de 'administration de la
ville' zich zou belasten met een
'entreprise a prix fixé'. De magi
straat zag weinig heil in een derge
lijke overeenkomst, daar de 'dépen-
ses' te zwaar op de stad zouden
drukken. Als altijd moesten de
Bergenaren echter toegeven. Op 5
augustus werd de door de Fransen
gewenste overeenkomst alsnog ge
sloten. In paragraaf 10 van deze
overeenkomst schijnt de prijs per
verpleegdag te zijn vastgelegd. Hoe
hoog die was, kon niet worden ach
terhaald, want het contract zelf is
onvindbaar gebleven. Uit rekenin
gen en andere financiële beschei
den valt echter af te leiden dat voor
de verpleging van officieren 2 franc
en 25 centimes werd betaald en
voor soldaten en onderofficieren 1
franc 50. Dat zelfde bedrag werd
per dag gefourneerd voor de ver
plegers, die bij het hospitaal 'in de
voeding stonden' (32).
In hoeverre men met deze regeling
is uitgekomen, valt moeilijk te zeg
gen. Het zou de kennis van een er
varen boekhouder vereisen om wijs
te worden uit de wirwar van de al
dan niet eenmalige uitkeringen, le
ningen, borgstellingen, 'bons de
caisse d'amortisation' en wat dies
meer zij. Niettemin bestaat de in
druk dat de stad het hospitaal ge
durende de eerste twee jaren rede
lijk goed draaiende heeft weten te
houden. Zo werd het vierde kwar
taal van 1810 afgesloten met een te
kort van nauwelijks 2000 francs op
een totale uitgave van bijna 40.000.
Het bestuur bleek zelfs in staat hier
en daar verbeteringen aan te bren
gen. Zo werden in 1811 700 nieuwe
nachthemden aangeschaft en in
1812 200 nieuwe bedden, matras
sen en peluwen (33). Dat dit alles
alleen dank zij de grootste zuinig
heid mogelijk was, moge blijken uit
het feit dat genoemde hemden bij
aflevering Tune après l'autre' door
het voltallige bestuur werden beke
ken en dat zelfs het oude nacht
goed der schurftpatiënten vervol
gens bij opbod werd verkocht (34).
In de latere jaren werd het finan
ciële beheer echter steeds moeilij
ker. Op 20 mei 1812 klaagde het
bestuur dat de verpleegprijs gezien
de hoge graanprijzen met 60 centi
mes zou moeten worden verhoogd
(35). Een verzoek dienaangaande
werd echter niet ingewilligd. Na de
oorlog probeerde het bestuur als
nog een verhoging van 30 centimes
te krijgen voor de periode novem
ber 1813 tot juni 1814. In dat tijdvak
waren grote aantallen soldaten
(waarschijnlijk in verband met de
slag bij Leipzig in oktober 1813) het
hospitaal binnengestroomd. Dat
had grote kosten met zich meege
bracht, niet in de laatste plaats om
dat de stad zelf een extra genees
kundige had moeten aantrekken,
die op zijn beurt weer extra ge
neesmiddelen had gebruikt. Het
bestuur had hierin toegestemd daar
alleen al in de maand november
1813 niet minder dan 100 patiënten
met 'fièvre putride' en dysenterie in
het hospitaal hadden gelegen en
het gevaar voor het uitbreken van
een epidemie in de stad dus niet
denkbeeldig was geweest (37). Te
gen het einde van het jaar 1813 liep
het financiële beheer helemaal
vast. De 'commissaire ordonnateur'
te Antwerpen betaalde geen ver-
pleeggelden meer en zelfs een met
pijn en moeite verkregen
betalingsopdracht van de 'ministre
de guerre' te Parijs werd door de
'payeur' van het garnizoen gewei
gerd. Begin februari 1814 schreef
men de 'commissaire ordonnateur'
te Antwerpen dat het geld niet af
kwam en dat men daarom zijn
schulden niet meer kon voldoen,
met als gevolg dat de leveranciers,
'ces malheureux, sont ruinés et
sont exposés a la plus aflfreuse
misère, paree que nous avons été
dans l'impossibilité de satisfaire a
nos engagements envers eux
(38). Het feit dat de verplegers
dreigden weg te lopen en dat de
chirurgijns het uitbreken van epi
demieën voorspelden, kon aan
deze situatie niets veranderen (39).
Toen ook de stad, uit louter onver
mogen dan wel met het uitzicht op
een spoedige bevrijding, geen gel
den meer beschikbaar stelde, pro
beerde het bestuur via persoonlijke
garantstellingen de Bergse midden
stand tot levering te bewegen. Dat
viel niet mee, want reeds in de
maand november 1813 hadden de
bakker, de slager en de apotheker
de commission gemeld dat zij
'n'ont pu réussir a placer les bons
de la caisse d'amortissement' en
dat zij bij gevolg niets meer konden
leveren (40).
Na de voeding dreigde ook de
haardbrand op te raken. Op 2 de
cember hield het bestuur een bui
tengewone vergadering over gebrek
aan brandstoffen. Omdat niemand
meer op crediet wenste te leveren,
sloeg de 'économe' met toestem
ming van het bestuur a contant een
beperkt aantal hectoliters in. Het
zelfde gebeurde drie weken later
nog eens (41). Op 27 december
klaagde men zijn nood bij de pre
fect en op 31 december werd be
sloten in plaats van 'charbon'
(houtskool) voortaan 'houille'
(steenkool) te stoken daar eerstge
noemde brandstof zo duur was.
Toen op 29 januari 1814 geen
'charbon de terre' meer verkrijgbaar
was, begonnen de zieken hun bed
den op te stoken.
Men kan niet nalaten de plaatse
lijke bestuurders te bewonderen