De Waterschans nr. 1 2001
Afb.2. De ruïne van de toltoren van lerskeroord met op de achtergrond de resten van
de stad Reymerswaal en van het Verdronken Land van Zuid-Beveland. Op de voor
grond in het midden een mosselschip en rechts het rapen van mosselen en het vangen
van krabben. Detail van een gravure door F. Galle, 1580. Antwerpen, Stadarchief, ste-
delijkprentenkabinet. De situatie is gespiegeld weergegeven. (Zie de publicatie: 'Een
zestiende eeuwse prent, een stadsgezicht op Bergen op Zoom voostellend, (opnieuw)
ontdektin De Waterschans 15 (1985) nr. 1, 15-17).
om hun invloed te kunnen uitbrei
den. Zij maakten een einde aan de
vrijheid die op het zojuist ge
noemde Brabantse deel van de
Schelde tussen Foxoorde en Stock
achter had geheerst. In 1495 liet de
landsheer binnen Bergen op Zoom
een bijkantoor van het centrale tol
huis te Antwerpen openen. Zijn tol
gaarders begonnen daar de grote
watertol te innen. Dat was nadelig
voor de positie van Bergen als han
delscentrum. Vooral de Engelse
kooplieden die het stadsbestuur
graag binnen zijn muren zag, wer
den door de heffing van beide tol
len benadeeld. Reeds eerder had
het zich ingezet om hen voor deze
schadepost te vrijwaren of, indien
dit onmogelijk bleek, die te vergoe
den.
Hoewel landsheer Filips de goede
betrekkingen met Engeland in
1496 trachtte te herstellen door
middel van een handelsverdrag, het
zogenaamde Magnus Intercursus
waren conflicten niet te vermijden.
De tolvrijstellingen die de Ant
werpse en Bergse schippers in Bra
bant, Holland en Zeeland genoten,
golden echter niet voor 'vreemde'
kooplieden, dus ook niet voor de
Engelse. Met een beroep op de
jaarmarktprivileges meenden de
stadsbestuurders hun economisch
zo belangrijke 'gasten' voor tol
heffingen te vrijwaren. De recht
banken waarvoor de steden hun
recht moesten halen, waren echter
door de landsheer zelf aangesteld.
De betrokken ambtenaren moesten
uiteraard de belangen van hun
broodheer laten voorgaan (18).
Maar ook tussen de steden waren
er belangentegenstellingen. De stad
Middelburg, pachter van de tol op
de Honte, eiste van Engelse wol
handelaren betaling. Antwerpen
greep in en stuurde een gewapende
expeditie stroomafwaarts, die het
wachtschip op de rivier aanviel en
de tolgaarder en zijn personeel ge
vangen nam. Het kwam tot een
langdurig geding voor de Hoge
Raad te Mechelen dat pas op 11
oktober 1504 door een vonnis werd
afgesloten. Het liep, zoals men ver
wachten kon, voor Antwerpen
nadelig af. Bergen op Zoom was bij
de slepende kwestie zijdelings be
trokken doordat het in juli 1499 de
pacht had overgenomen (19).
Iets vreedzamer, maar even frustre
rend, was de gang van zaken rond
Bergen op Zoom zelf. De
gecommitteerden tot de 'zegelin
gen' (toezichthouders op de admi
nistratie) van de Zeeuwse tol voer
den in 1495 een geding voor de
Raad van Brabant tegen de koop
lieden van de Engelse Natie. Het
betrof de betaling van tol voor de
Engelse en Schotse lakens die daar
ter stapel kwamen. Het vonnis viel
uit in het nadeel van de handela
ren: zij bleven verplicht aan de tol
kantoren te betalen voor het door
hen vervoerde (20).
In juni 1501, tijdens de Pinkster-
markt te Antwerpen, kwamen de
conflicten tussen de Engelse koop
lieden en de plaatselijke overheid
tot een uitbarsting. Een groot aan
tal van hen trok daarop naar Ber
gen op Zoom, waarop de Ant
werpse bestuurders reageerden met
een handelsverbod tussen beide
plaatsen. Hier zag men kans te pro
fiteren van de gespannen verhou
ding tussen de te Antwerpen geves
tigde Engelse kooplieden en de be
stuurders van die stad. De Engel
sen dreigden zich definitief hier te
vestigen. Niet toevallig stelde de
magistraat juist in deze jaren aan
de Engelse Naciehun kooplieden-
gilde, een nieuw, ruim gebouwen
complex in de Engelsestraat ter be
schikking. Hij steunde het gilde bij
verdere uitbreidingen (21).
De Engelsen hadden ook gewei
gerd de watertol voor hun handels
verkeer te betalen. Vervolgens daag
den de procureur-generaal (22) en
de gecommitteerden van de grote
Brabantse Watertol het stedelijk be
stuur van Bergen op Zoom voor de
Raad van Brabant. Het werd een
langdurige aangelegenheid. Pas op
16 oktober 1503 sprak de Raad in
deze zaak een tussentijdse, voorlo
pige beschikking uit. Tot een en an
der definitief was beslist, moesten
alle hier verhandelde goederen in
kwestie te Antwerpen geregistreerd
worden. De kooplieden moesten
borg stellen voor de tolbetaling, in
dien het eindvonnis daartoe zou
beslissen (23). De Brede of Ge
mene Raad van Bergen op Zoom
besloot binnen 14 dagen nadien,
zich garant te stellen voor de des
betreffende goederen en kooplie
den. Een notabelen (aanzienlijke)
persoon moest namens de stad een
controleboekhouding bijhouden.
Overigens achtten de heren de ma
terie zeer doncker (onduidelijk).
Daarom werd dit moeilijk te begrij
pen onderwerp niet voorgelegd aan
de gemeyntede vergadering van
alle mannelijke inwoners, die door
gaans bij belangrijke kwesties werd
geraadpleegd. Zij zouden zelfs geen
weete (informatie) over dit onder
werp krijgen (24).
16
De Waterschans nr. 1 2001
De inhoud van het vonnis
Het definitieve vonnis, dat in april
van het volgende jaar werd geveld,
viel in het nadeel van de stad uit.
Om de gang van zaken meer gede
tailleerd te behandelen, moet het
vonnis opnieuw en nu vollediger
bestudeerd worden. In dit tijd
schrift is geen plaats voor een vol
ledige uitgave van de tekst met zijn
gecompliceerde taalgebruik. De
stukken bevatten Oud-Nederlands,
doorspekt met aan het Latijn of
Frans ontleende rechtskundige
vaktermen. Hier wordt slechts de
zakelijke inhoud van het geschil
beschreven en zijn bijzonderheden
over de gevolgde procedure achter
wege gelaten.
Eisers zijn de procureur-generaal
van Brabant en de gecommitteer
den tot de ontvangst van de Grote
Watertol in Brabant. Zij stellen on
der andere dat de grote watertol
een van de grootste binnen het do-
meinbezit van de landsheer is. Het
vormt bovendien een van zijn
meest voordelige waterlenen. Be
halve de watertol bestaat er een tol
te land, waarvan het centrale tol
kantoor zich te Leuven bevindt.
Het werkgebied van die tol strekt
zich uit over heel Brabant. Alle
kooplieden die met wagens of kar
ren hun koopwaren te land vervoe
ren, moeten deze 'grote' landtol be
talen, zodra hun wielen de bodem
van het hertogdom raken. De wa
tertol heeft hetzelfde karakter als de
landtol en hoort dus overal in Bra
bant geheven te worden. Alle koop
lieden en schippers, waar vandaan
ook afkomstig, dienen deze tol te
Antwerpen te betalen als zij Bra
bant binnenkomen vanaf de zee,
langs de Schelde of de Honte. Die
verplichting bestaat zodra hun
schepen in de Brabantse stroom
geraken, daar aanmeren of hun wa
ren opslaan. Men kan niet te Ber
gen op Zoom geraken zonder de
Brabantse stroom te bevaren. Alle
goederen moeten, zeker als zij te
land worden opgeslagen, genoteerd
worden. De naam en toenamen
van de handelaar, vergezeld van
een gespecificeerde opgave van de
vervoerde koopwaar dient men
daarbij te registreren (25).
Namens de landsheer doen de ei
sers een beroep op de privileges
die de roomse keizers en koningen
aan de hertogen hadden verleend.
Vooral verwijzen zij naar een ver
drag dat Hendrik I van Lotharin
gen, hertog van Brabant in 1200
met graaf Dirk Vil van Holland had
gesloten (26). Daarin regelden deze
landsheren het onderlinge han
delsverkeer en dus ook de tolbe
taling. Volgens de eisers bestond de
grote watertol van Brabant toen
reeds; hij was reeds lang tevoren te
Antwerpen gevestigd. Zij noemen
bovendien een precedent uit de
tijd van hertog Karei de Stoute
146 7-1477). Enige kooplui met
hun schepen en goederen waren te
Bergen gekomen, hadden daar goe
deren uitgeladen en opgeslagen
zonder watertol te betalen. Daarvan
hadden de tollenaars of hun
gemachtigden aangifte gedaan bij
de lieden van het Parlement van
Mechelen. Boudewijn Goelhals,
eertijds één van de financiële advi
seurs van de vorst, werd vervolgens
in een besloten brief (27) gemach
tigd om een onderzoek te doen.
Nadat de raad van financiën diens
verslag had gezien, stuurde hij een
open brief (28) die door Jacop Wye-
lant, de toenmalige onderschout
van Antwerpen, werd gepubliceerd
binnen die stad, aan of op de
Schelde en vervolgens ook te Ber
gen op Zoom (29). In die bekend
making stond dat alle kooplieden
en schippers die goederen en
koopwaar te water binnen Brabant
brachten, het tolrecht in het tolhuis
van Antwerpen moesten betalen,
bij nalatigheid op straffe van inbe
slagneming van hun schepen, goe
deren en koopwaar.
Nu maken echter een aantal koop
lieden. vooral de Engelse, zich
schuldig aan vervoer en opslag van
hun goederen zonder betaling van
de Brabantse tol en zonder goede
renregistratie. Dit gebeurde tijdens
de Pinkstermarkt te Antwerpen,
toen dit proces begon (30). De ei
sers hebben vervolgens open brie
ven verkregen om de rechten van
de landsheer op tolbetaling te be
schermen en goederenregistratie
op te kunnen leggen. Zij hebben
die bekendmaking ter executie ge
steld en eisen dat er nu een defini
tief vonnis komt, dat de rechtsgel
digheid van genoemde open brief
bevestigt. Ook te Bergen op Zoom
hoort men daaraan te gehoorza
men zonder hun iets in de weg te
leggen.
De heer van Bergen op Zoom, bur
gemeesters, schepenen en raad van
diens stad zijn de tegenpartij. Zij
stellen dat stad en land van Bergen
op Zoom in het land van Brabant
een voorname baanderij vormen, in
leen gehouden van de hertog (31).
'wsi' a 4
Afb.3. De oevers van de Schelde en Eendracht bij Halsteren (midden de kerk, links het
kasteel). Het Lange Water is aangegeven als 'de Halteren Vliet'. Detail van de uil 1468
gedateerde Scheldekaail in het Algemeen Rijksarchief te Brussel (nadien bijgewerkt).
17
V"
"jrir* J