.liJ liil
De Waterschans nr. 2 2001
fmamj j asond j fmamj j asond j fmamj j asond j fma j j asnd j tma
maanden en jaren
Koortsigen
Bij een beschouwing van het be
loop van het aantal opgenomen
koortsigen, ontkomt men niet aan
de indruk dat de jaargetijden in
vloed hebben gehad op het opne
mingspercentage (grafiek 3). In alle
vier de jaren was het aantal opne
mingen het laagste omstreeks de
maand juni. om in de nazomer tel
kens weer te stijgen. Opmerkelijk is
daarbij dat de 'piek' in 1811 veel
hoger was dan in 1810. Een moge
lijke verklaring van dit verschijnsel
is dat de koortsen in het eerstge
noemde jaar veel heviger toesloe
gen. Een andere is dat het garni
zoen in 1811 veel groter was. Ook is
mogelijk dat in 1811 andere ziekten
optraden. Dat het inderdaad niet
altijd om dezelfde ziekten ging, kan
wellicht worden afgeleid uit het feit
dat de grootste toeneming van het
aantal in 1812 op een later tijdstip
plaatsvond dan in 1811 en dat de
'piek' in 1813 nog iets later optrad.
Het is echter ook denkbaar dat dit
verschijnsel samenhangt met de
omstandigheid dat in de zomer van
1813 betrekkelijk weinig soldaten in
Bergen op Zoom waren gelegerd,
terwijl in het najaar zeer veel mili
tairen met de Grande Armee uit
het Oosten terugkeerden.
Om welke koortsen het precies
ging, kon uit de beschikbare be
scheiden niet worden opgemaakt.
Bekend is slechts uit een eerder ge
noemde brief van de chirurgijn
majoor Bancel dat in 1811 vooral
sprake was van 'fièvre tierce' en 'fiè-
vre adynamique'. Uit een brief van
het bestuur van 14 juni 1814 blijkt
voorts dat in het najaar van 1813
veel 'dysenterie' en 'fièvre putride'
voorkwamen (106). Zeker lijkt wel
dat ook malaria de soldaten heeft
geteisterd. Dat gold in het najaar
maar wellicht ook in het voorjaar.
Zoals bekend is, brengt de malaria
mug de parasieten in de maanden
augustus en september over op de
mens. Indien de in de lever aange
lande parasiet gaat delen, volgen al
snel de beruchte koortsaanvallen.
Uit recent onderzoek is gebleken
dat de parasieten soms overgaan in
een 'slaaptoestand'; ze blijven dan
als hypnozoieten in de lever om vijf
tot zeven maanden later alsnog te
gaan delen. Aldus wordt verklaar
baar dat malaria-aanvallen ook in
het voorjaar epidemisch voorko
men (107). Overigens kan uit de
grafiek niet met zekerheid worden
opgemaakt dat malaria in het voor
jaar epidemisch optrad. Het grote
aantal opnemingen in het voorjaar
van 1810 kan immers ook samen
hangen met de omstandigheid dat
het hospitaal in die periode zijn
poorten opende. Daar komt bij dat
in het jaar 1812 geen bijzondere ac
cumulatie van gevallen te bespeu
ren valt. Daarentegen deed zich in
april 1813 weer wél een duidelijke
stijging voor. Mogelijk hangt ook
deze echter niet met het optreden
van malaria samen; in die dagen
werd het Bredasche militaire hospi
taal naar Bergen op Zoom geëva
cueerd (108). In 1814 wordt een
mogelijk optreden van vooijaars-
koortsen niet zichtbaar.
Gewonden
Ten aanzien van de gewonden valt
in grafiek 4 allereerst op dat het to
tale aantal niet groot is geweest.
Duidelijke uitschieters vindt men
alleen in de maanden maart en
april 1813 en maart 1814. Aangeno
men mag worden dat de eerste
piek samenhangt met de eerder ge
melde evacuatie vanuit Breda. De
tweede is zeker het gevolg van de
belegering door de Engelsen op 8
en 9 maart. Twee kleinere opho
pingen van gewonden vindt men
verder in het midden van 1811 en
het najaar van 1813. Laatstge
noemde piek zal vermoedelijk ver
band houden met het feit dat in
november en december 1813 grote
aantallen soldaten uit Rusland te
rugkeerden. De eerstgenoemde
concentratie is moeilijker te dui
den. Beziet men het aantal opne
mingen per dag, dan kunnen twee
kleinere pieken worden onder
scheiden: 13 man op 11 juli en nog
eens 10 op de 27e van die maand.
Of het hier ongevallen betrof dan
wel schermutselingen met de En
gelsen - deze stonden immers op
Walcheren - kon uit de literatuur
niet worden opgemaakt.
Schwftigen
Schurft wordt veroorzaakt door een
mijt; besmetting vindt vooral plaats
wanneer mensen onder slechte hy
giënische omstandigheden dicht
op elkaar leven. De mijt gaat dan
over van mens op mens, zowel
rechtstreeks als via kleding en bed-
degoed. Het behoeft dan ook niet
te verbazen dat scabies in de legers
veel voorkwam. Of ook het garni-
74
De Waterschans nr. 2 2001
zoen van Bergen op Zoom veel on
der deze ziekte te lijden heeft ge
had, kan uit de opnemingscijfers
niet worden afgeleid. Wel blijkt uit
grafiek 5 dat zich in 1811, 1813 en
1814 af en toe 'epidemietjes' voor
deden. Uit het feit dat de toename
steeds in vooijaar plaats vond, zou
men kunnen afleiden dat schurft
een vooijaarsziekte is. Dat is echter
niet zo. Vastgesteld kon worden dat
de eerste piek correleerde met de
komst van een regiment Pruisen.
De tweede lijkt andennaal samen
te hebben gehangen met de komst
van de geëvacueerde zieken en ge
wonden uit Breda. De derde piek
zal het gevolg zijn geweest van de
grote troepenverplaatsingen die in
de betreffende periode plaats had
den.
Venerisch zieken
Hoewel geslachtsziekten bepaald
geen specifieke legerziekten zijn,
kwamen zij onder militairen veel
voor. Dat de soldaten van het
Bergse garnizoen in het bijzonder
aan de ziekte te lijden zouden heb
ben gehad, blijkt althans uit het
aantal opnemingen niet; het aantal
'vénériens' was in het algemeen
klein. Mede daarom kunnen aan
tallen van 10 tot 20 patiënten, zoals
de maanden mei 1810, april 1811,
april 1813 en november/december
1813 die laten zien, als uitzonder
lijk worden beschouwd (grafiek 6).
Hoe deze pieken zijn ontstaan, valt
niet met zekerheid te zeggen. Op
zich zelf zijn endemieën zeker
denkbaar. Moeilijk valt echter in te
zien dat deze terstond tol dusda
nige klachten leidden dat de pa
tiënten zich 'en masse' lieten opne
men. Beter lijkt de veronderstelling
dat de plotseling oplopende aan
tallen het resultaat zijn geweest van
inspecties door troepenartsen die
de bepalingen naleefden welke Na
poleon o.a. in 1810 had uitgevaar
digd (109). Enige steun vindt deze
hypothese in het feit dat de 'véné
riens' steeds uit een en hetzelfde
onderdeel afkomstig waren. Zo
kwamen 16 van de 18 geslachtszie
ken in de maand mei 1810 uit het
56e Regiment Infanterie. Op dat
moment bevonden zich ook het
48e Regiment Infanterie alsmede
het le Regiment 'Artillerie a Pied' te
Bergen op Zoom; daaruit stamden
echter slechts twee lijders.
Duur van de opneming
Hoewel niet precies bekend is aan
welke aandoeningen de soldaten
leden, is een nadere beschouwing
van de duur van de opneming toch
niet geheel zonder betekenis. In
combinatie met het aantal opne
mingen en het sterftecijfer werpt
ook de opnemingsduur immers
enig licht op het functioneren van
het hospitaal. De gemiddelde op
nemingsduur bedroeg in Bergen
op Zoom drie weken. Zoals eerder
is betoogd, zijn frequentieverdelin
gen informatiever dan gemiddel
den. Daar het aantal opnemingen
per maand sterk varieerde en het
bovendien niet steeds om dezelfde
ziekten zal zijn gegaan, werden fre
quentietabellen per maand ge
maakt. Daarbij is het onderzoek,
gezien het tijdrovende karakter van
deze exercitie, beperkt tot het jaar
1811. Het gegeven dat de gemid
delde opnemingsduur drie weken
bedroeg neemt niet weg, dat een
aanzienlijk deel van de patiënten
reeds na twee weken werd ontsla
gen. Minstens zo opmerkelijk is
voorts dat de verschillende verde
lingscurven niet gelijk van vorm
zijn. In de eerste maanden van het
jaar vertonen zij een duidelijke
klokvorm met enige verschuiving
naar links. In nazomer en herfst
blijken deze 'scheve klokken' plaats
te hebben gemaakt voor welhaast
exponentiëel aflopende curven. De
vraag rijst, of de toevloed van pa
tiënten in dezen een rol speelde:
bij een vergelijking van het eerste
met het laatste trimester dringt zich
de gedachte op dat men sneller tot
ontslag overging als er veel patiën
ten kwamen, en omgekeerd. Dat
een dergelijk beleid daadwerkelijk
is gevoerd, lijkt bij nadere bestude
ring echter niet waarschijnlijk. Wie
het aantal opgenomenen van
maand tot maand over de jaren
1810 en 1811 bekijkt, moet welhaast
concluderen dat het streven naar
een enigszins constante bezettings
graad niet sterk was (tabel 4). Zeker
zo plausibel lijkt dan ook de
veronderstelling dat het de aard
van de ziekten was, die de duur van
de opneming bepaalde. In die rich
ting wijst ook het merkwaardige
verschijnsel dat soms grote aantal
len koortsige patiënten na 1 a 2
dagen opneming weer ontslagen
werden. Een nadere beschouwing
van de 'listes' leert dat dit met
name in de maanden augustus,
september en oktober het geval
was. Daar de betrokken soldaten in
die periode bijna zonder uitzonde
ring van Walcheren kwamen, kan
men zich afVragen of hier een ver
band moet worden gelegd met het
optreden van de beruchte Zeeuwse
koortsen. Ook in dat geval blijft
echter de vraag bestaan, waarom de
patiënten na zo korte tijd weer wer
den ontslagen. Waarschijnlijk ver
vulde het hospitaal tevens de func
tie van ziekenboeg; de zieke mili
tairen werden enkele dagen in ob
servatie genomen en, wanneer de
aandoening niet ernstig was, naar
het onderdeel teruggestuurd.
Opmerkelijke contouren
Het hier geschetste beeld van het
Franse hospitaal vertoont tal van
hiaten. Desondanks tekenen zich
een aantal contouren af, die zeker
opmerkelijk zijn. Allereerst valt de
bijzondere bestuurlijke constructie
op: de Fransen droegen de zorg
voor het hospitaal over aan de be
woners van het ingelijfde gebied.
Zij belastten Nederlandse burgers
met het beheer van een instelling
die geheel en al op Franse-militaire
leest was geschoeid. Even opmer
kelijk is dat de instelling werd be
mand door Franse officieren van
gezondheid, die op hun beurt wer
den gesecondeerd door deels
Franse, deels Nederlandse 'ser
vants'.
Zou men denken dat een dergelijke
constructie gedoemd was te mis
lukken, dit was niet het geval. De fi
nanciën vormden weliswaar een
voortdurende bron van zorg, maar
bestuur en directie wisten de touw
tjes toch steeds weer aan elkaar te
knopen. Wat hen betreft, lijkt de
vergaande delegatie van verant
woordelijkheden zijn (psychologi
sche) uitwerking niet te hebben ge
mist.
Ook organisatorisch marcheerde
het hospitaal heel ordentelijk. Het
feit dat men dag in dag uit grote
aantallen soldaten wist op te ne
men, kan niets anders betekenen
dan dat de organisatie goed func
tioneerde. Er waren van tijd tot tijd
spanningen tussen de directie en
de officieren van gezondheid, maar
deze hebben, voor zover na te
gaan, nimmer lot een ontwrichting
van de hospitaaldienst geleid.
Overigens vormt de omvang en
vooral ook de snelheid van de
stroom van patiënten voor het hos
pitaal zeker een van de opmerke
lijkste bevindingen uit dit onder-
75
1810
1811
1812
1813
1814
Totaal
totaal aantal opgenomenen
2059
3574
1281
2107
1097
1011
aantal overleden "fièvreux"
66
148
105
90
409
aantal overleden "blessès"
4
2
1
135
142
aandoeningen
4
4
aantal en overledenen
70
3,5%
154
4,3%
106
8,2%
90
4,2%
135
12%
555
5,4%
Tabel 3. Percentage overledenen 1810-1814.
aantallen
700
600
500
400
300
200
100
Grafiek 3. Aantal opnemingen per maand 1810-1814 - koorlsigen.