De Waterschans nr. 2 2001 aantal boerderijternien en schiep hij een beeld van de bouw, inde ling, inrichting en exploitatie van de agrarische bedrijven. Ook gege vens aangaande de grootte van de hofsteden met het aantal schuren, stallen, ovens, paarden, koeien enz. verhelderen het beeld van de land bouw in de verschillende eeuwen waarop het onderzoek betrekking heeft. De schrijver concludeert ten slotte dat de schuur vrijwel steeds los stond van het hoofdgebouw. De doorrit van de schuur lag eerst in de breedte, later in de lengte maar dan aan één zijde. Die doorrit was tevens deel of dorsvloer. 'De Vlaamse schuur lijkt vanuit het zui den de Baronie bereikt te hebben, misschien vooral vanaf het Twaalf jarig Bestand, toen er overal veel nieuwe boerderijen en schuren ge bouwd werden' (p.39). Wim Munier schreef in het vorige jaarboek (deel Lil, 1999, p. 114-142) een artikel over De toepas sing van het Echtreglement in de stad Breda en de neerslag daan'an in de trouwregisters (1650-1666) p 114-142. We besteedden er aandacht aan in De Waterschans nr. 3-2000 p. 157). In de vorige Oranjeboom behan delde Munier de beginperiode van het in 1656 uitgevaardigde echtre glement. Het bepaalde dat alle hu welijken gesloten moesten worden voor de gereformeerde kerkenraad of voor de schepenen en het ver bood katholieke priesters ten strengste om te assisteren bij het sluiten van een huwelijk. Ook nu is de vraag van de auteur 'Hoe is aan dat reglement de hand gehouden?', maar dan in de jaren 1750-1795. Een onderzoek in de trouwregisters van de schuilkerken van Breda le verde hem het bewijs dat in de laat ste fase van het reglement de ka tholieke geestelijkheid vele huwelij ken heeft ingezegend. Over Het kunstklimaat in Breda 1800-1850 schrijft Wilma M.J.I. van Giersbergen. Al kon Breda als kunstcentrum in de eerste helft van de negentiende eeuw niet tippen aan Amsterdam, Haarlem en Dor drecht, toch leverde de stad een bij drage aan de culturele wederop bloei na de Franse tijd. Het was toen voor elke kunstenaar moeilijk en vaak zelfs onmogelijk om van zijn kunst te leven. Vier particulie ren richtten in 1799 in Breda een kunstacademie op. Die hield het maar negen jaar vol. We maken kennis met enkele Bredase schil ders, te weten J.H. Frederiks, Jaco bus Carolus Huijsmans (1776- 1859), zijn zoon Constantinus Cor- nelis Huijsmans (1810-1886), Petnis van Schendel (1806-1872) en de zeeschilder Christiaan Kannemans (1812-1884). Verder een bijdrage van Jan van 't Hof over: De huiska pel in de pastorie van Sint Jan de Doper te Oosterhout (p. 111-126, met veel foto's) en van J.J. Bakker over De burgemeesters van Breda in het laatste oorlogsjaar 1944 (p. 127-158). In het ene jaar 1944 kende Breda als (loco)-burgemeester achtereen volgens: B.W.Th, van Slobbe, J.M. Meeus, J.C. van der Aa en G.C. Blom. De bundel eindigt met een nuttige Inhoud van de Jaarboeken 'De Oranjeboom' 1948-1999 gerang schikt naar de auteurs. Breda: Engelbrecht van Nassau. Jaargang 20, nr.l, maart 2001. In 2002 viert Breda dat het al min stens 800 jaar stad is en - zo deelt Jacques Maassen als voorzitter van de Heemkundige Kring Breda mede - 'we doen dat door het vo rige jubileumjaar 1952 centraal te stellen'. Toen speelde het Lunapark een belangrijke rol zoals blijkt uit Breda Oranjestad 1952het Luna park (p.3-5) door Fred Kops. Extra aandacht daarin voor de steile wand van de familie Dirks. Gerard Otten schrijft over De water toren in de Belcrum, een miskend monument (p.612). Van 17 februari tot 26 augustus is er in het Breda's Museum een tentoonstelling onder de titel 'MERKwaardig, een eeuw Bredase reclame'. Voor Pierre van der Pol een reden om daar bij stil te staan in: De achterkant van Merk waardig (p. 13 -17). Voorts Deel I van de door Helma Raaijmakers samengestelde woor denlijst: Uit het dialect van t Aogje. Essen. Jaarboek 2001 van de Kon. Heemkundige Kring Essen. Ook in dit jaarboek meerdere arti kelen die menigeen zullen interes seren. Niet minder dan vijf auteurs wijden een bijdrage aan Gerard Meeusen (1900-1965). Als archiva ris van Essen was hij de oprichter van het museum van zijn geboorte plaats, gehuisvest op de zolder van het gemeentehuis. In 1929 stond hij aan de wieg van de O.K.E., de 'Oudheidkundige Kring Esschen'. Verder was hij nauw betrokken bij de wederopleving van het Kern- pisch gildenwezen. Jan de Puydt biedt de lezer een be knopte biografie van Godfried Hermansabt van Tongerlo en heer van Kalmthout-Essen (1725-1799) (p. 56-70). De schrijver geeft de roerige tijd weer waarin het leven van Godfried Hermans, een witheer of norbertijn uit de abdij van Ton gerlo, zich afspeelde. Met deze ab dij hadden de dorpen Essen, Kalmthout, Nispen en Roosendaal eeuwenlang een nauwe band. Voordat Hermans in 1779 tot abt werd gekozen, was hij vanaf 1762 Afb.2. J.C. Huijsmans (1810-1886): Gezicht op Breda met de Grote kerk en de KMA (links). 96 De Waterschans nr. 2 2001 Ajb.3. Een van de vele karren uit het Karrenmuseum van Essen. Het is en zoge naamde Hoogkar (of Hoge kar) met trein (of voortrein). meenschappelijke lezingen trokken reeds vele belangstellenden. Verder in dit jaarboek een lezing van zeven minuten van Annieck Boesmans over Heem- en volks kunde in de 21ste eeuw (p.86-91); een bijdrage van René Peelers: His torische cartografie (p.92-101) be treffende de bezittingen van de ab dij van Tongerlo in de 18de eeuw, omvattende 3515 ha cijnsgronden, verspreid over 76 gemeenten; van Guido Buermans: De bewoners van de Ringelsche hoeve (1678-1794); van Louis Vercammen: De familie Struve (p.120-139) met in de hoofd rol de in Breda geboren Quirinus Jozef Struve (1658-1708), van 1694 tot zijn dood schout van de heer lijkheid Essen-Kalmthout-Huijber- gen; tenslotte van Lode Jordaens: Karrenmuseumgids. Een wandeling door het karrenmuseum (p. 140-178). Het is het eerste gedeelte van een provisor voor het gebied Noorder kempen en het huidige Noord-Bra bant. Dat hield in dat hij in dat ge bied belast was met het beheer van de onroerende goederen van de abdij. Hij deed veel aan ontginnin gen in de streek van Essen, Kalmt hout en Nieuwmoer. Zo liet hij o.a. de Kiekenhoeve bouwen (1767). Hij maakte de verovering van België door de Fransen mee en de Boe renkrijg, gebeurtenissen die diep ingrepen in zijn levensloop. Interessant is ook het artikel van Elly Naulaerts: De Teuten achterna (p.71-80). Bij teuten denkt men aan rondtrekkende handelaars die bela den met koperen ketels, pannen e.d. de boer opgingen. Het begrip omvat evenwel meer. Naulaerts ver telt heel wat bijzonderheden over bijvoorbeeld de teuten uit Lommei en Eersel die in de achttiende eeuw, de pruikentijd, met mensen haar naar Duitsland, Engeland en Rusland reisden. Er werd over het algemeen goed verdiend aan men senhaar. Joss Hopstaken legt uit wat het doel is van het project Grenzeloos geheugen. Restauratie en verfilming van de archieven met een grensover schrijdend belang in Essen, Kalmt hout en Roosendaal (p.81-85). Al twee jaar werken de genoemde ge meenten samen aan de voorberei ding en uitvoering van dit project. Daarbij wordt de geschiedenis van de streek als één geheel gezien. Ge- Ajb.4. Gerard Meeusen als hoofdman van het St.-Sebastiaansgilde, met zijn echtge note. De foto is van 1947. Van 1929 tot 1963 was hij hoofdklerk-archivaris van de ge meente Essen.

Periodieken

De Waterschans | 2001 | | pagina 25