Honderd Jaar Broeders van Huijbergen in Bergen op Zoom 1901-2001 Bij een afscheid Deel I De Waterschans nr. 2 2001 Drs. G.A. Huijbregts 1. Onderwijs in de negentiende eeuw De achttiende eeuw kennen we als de eeuw van de Verlichting, een tijdvak waarin vele oude opvattin gen moesten wijken voor nieuwe ideeën. De overtuiging dat goed onderwijs van groot belang is voor een betere maatschappij, is daar een voorbeeld van. De leuze 'Ken nis is deugd' deed steeds meer op gang. Goede scholen zouden een perfect middel zijn ter bestrijding van de armoede en mede daardoor van crimineel gedrag. Inzien dat misdaad niet loont, zou de deugd bevorderen. In de 19de eeuw stimu leerden zulke ideeën het onderwijs. De Maatschappij tot Nut van het Algemeen richtte daarom tal van scholen op. Ook de wereldlijke overheid zag in het bevorderen van onderwijs een belangrijke taak. Eeuwenlang was het stichten en beheren van scholen in grote mate een zorg geweest van de kerk. De Middeleeuwen kenden hun kloos ter- en kapittelscholen, maar ook stadsscholen, want handel vereist ontwikkeling. De Refomiatie stimu leerde eveneens het leren lezen, ge zien het grote belang dat de her vormers hechtten aan het lezen van de Bijbel. Dankzij de Hervorming in combinatie met de uitvinding van de boekdrukkunst verminderde het analfabetisme. Tot het erfgoed van de Verlichting en de Franse Re volutie hoorde ook de stelling dat kerk en staat gescheiden moeten zijn. Wie zorgt er dan voor de school? Dat meende de staat te moeten doen, maar de kerken wei gerden hun invloed zo maar prijs te geven. Ze wilden toch minstens de garantie hebben dat ook het gods dienstonderwijs aan zijn trekken kwam. Daar komt bij dat juist de negentiende eeuw een heropleving van de godsdienst kende. In de Aft). 1. Pater Willem Hellemons, pastoor van Oudenbosch met naast zich Johan nes Huybrechts (vader Vincentius). De foto is genomen bij het 40-jarig bestaan van de congregatie van de Broeders van Ondenbosch. Hellemons stichtte deze congregatie in 1840. Vader Vincentius was de eerste algemene overste van de congregatie. ogen van velen was de Franse Re volutie met zijn terreur, zijn ver schrikkingen en geloofsvervolgin gen een logisch gevolg van het in praktijk brengen van de idealen van de Verlichting, van de rede, van het loslaten van de godsdienst. Het menselijk verstand werd zodoende gewantrouwd en het gevoel kwam weer in de gratie. Het is de tijd van de Romantiek. De pendel van de historie sloeg nu door naar een te hoge waardering van het gevoel. In dit klimaat bloeide de godsdienst na de onderdrukking en vervolging in de Franse Tijd krachtig op. De protestanten spreken van een reveil. de katholieken van de katholieke beweging of zoals in Nederland van de katholieke emancipatie (1). De opbloei van de godsdienst uitte zich in de katholieke kerk onder meer door een grote aantrekkings kracht van het kloosterleven. Tal rijke congregaties zowel voor man nen als voor vrouwen werden ge sticht om te helpen bij het bestrij den van de eigentijdse noden, vooral door de zorg voor onderwijs en verpleging. Hoewel de oude be schouwende orden deelden in de wederopbloei, waren het toch vooral de zogenaamde actieve con gregaties, d.w.z. actief in de zielzorg, in gasthuis en/of ziekenhuis en voor de klas, die de grootste aan trekkingskracht hadden. 2. Onderwijscongregaties in Nederland Koning Willem I (1814-1840) had problemen met zijn katholieke on derdanen. Dat was vervelend, want door de aansluiting van België bij Nederland waren die in de meer derheid. Een tere kwestie vormden de kloosters. De Franse Revolutie had nagenoeg alle kloosters opge heven en de bezittingen ervan wa ren publiekelijk verkocht. De Franse regering duldde alleen reli gieuze gemeenschappen die zich bezighielden met verpleging en on derwijs. Na de val van Napoleon probeerden de nog in leven zijnde kloosterlingen hun kloosters terug te kopen, wat hier en daar lukte. Willem I was daar niet gelukkig mee en verbood de religieuzen nieuwe leden aan te nemen. Zo zouden zij op den duur vanzelf ver dwijnen. Het is te begrijpen dat dergelijke Koninklijke Besluiten onder de katholieken kwaad bloed zetten (2). Zelfs de van huis uit zo gezagsgetrouwe religieuzen probeer den op alle mogelijke manieren on- 62 De Waterschans nr. 2 2001 der de dwangregels uit te komen. Met vermijding van de termen klooster en regel stichtten ze vereni gingen met statuten ter bevordering van onderwijs en verpleging. Aan vankelijk volgde de regering hun ac tiviteiten met veel wantrouwen, maar na 1830 versoepelde de over heid haar beleid. We mogen niet vergeten dat de grondwet van 1815 niet de vrijheid van vereniging en vergadering kende. Voor elke ver eniging was verlof van de overheid nodig. Dat bleef zo tot 1848. Na het aftreden van koning Willem I volgde zijn zoon Willem II (1840- 1848) hem op. Hij was de katholie ken goed gezind en gaf de kloos ters meteen verlof om nieuwe le den aan te nemen. De grondwet van 1848 schonk alle Nederlanders vrijheid van onderwijs en vrijheid van vereniging en vergadering. Deze vrijheden maakten het de ka tholieken niet alleen mogelijk om de bisschoppelijke hiërarchie te herstellen (1853), maar ook om ei gen scholen te stichten. De Onder wijswet van 1857 werkte de be treffende grondwetsbepaling nader uit. Maar alleen de openbare scho len, dat zijn scholen door rijk of ge meente gesticht en beheerd, wer den betaald door de overheid. De bijzondere scholen, opgericht door particulieren of andere rechtsper sonen, kregen niets. Omdat de openbare scholen in principe neu traal onderwijs moesten geven, ij verden katholieken en protestanten voor eigen scholen. Aan de ouders werd een schoolbijdrage gevraagd om de onkosten van gebouwen, in ventaris, leermiddelen en salarissen te kunnen betalen. De arme kinde ren waren zodoende aangewezen op de openbare school. In streken met een overwegend katholieke be volking zoals Noord-Brabant en Limburg was er eigenlijk geen vuil tje aan de lucht. Leerlingen en leer krachten op de openbare dorps scholen waren katholiek en het on derwijs was dat vanzelf ook en de gemeente zorgde voor de beno digde financiën. In de steden lag dat moeilijker. Om daar de anne kinderen aan onderwijs te kunnen helpen, deden pastoors en andere kerkelijke leiders graag een beroep op de jonge congregaties. De zus ters stonden vooraan om de hel pende hand te bieden. Met name de Zusters van Liefde, gesticht in Tilburg door Mgr. Zwijsen, kenden een snelle groei. Opgericht in 1832 telde deze congregatie in 1853 al 535 leden, verspreid over 36 kloos ters, waarvan 13 boven de grote ri vieren (3). Bijzondere scholen voor kleuters en lager onderwijs en later voor voortgezet onderwijs verrezen in vele gemeenten. De zusters openden ook heel wat scholen op het platteland. Naar de plaats van het moederhuis van hun congrega tie worden ze gemakshalve ge noemd de Zusters van Oirschot, A fa 4/6.2. Het klooster van Huijbergen in 1832. In het hoge pand kwamen eerst broeders van Oudenbosch wonen. In 1854 namen er de eerste drie broeders van Huijbergen hun intrek, samen met een groepje weesjongens. van Dongen, van Effen, Van Roosendaal, van Veghel, van Moer dijk (later van Veldhoven), van Schijndel, van Heythuysen, van Ou denbosch enz. Ook de Zusters van Bergen op Zoom zijn een begrip, maar zij legden zich alleen toe op verpleging en verzorging (4). 3. Broeders voor het onderwijs De katholieke jongens werden evenmin vergeten. In Frankrijk, Bel gië, Ierland, Duitsland en Italië kwamen meerdere congregaties van leken, dus in dit geval niet tot priester gewijde mannen, van de grond. Door samen een sober le ven te leiden wilden ze voorzien in de nood van gebrek aan goed on derwijs voor met name arme jon gens. Het idee was niet nieuw, want ze hadden een goed voorbeeld in de Broeders van de Christelijke Scholen, gesticht in Frankrijk in 1681 door Jean-Baptiste de la Salie (1651-1719). In Nederland was het Oudenbosch waar in 1840 een congregatie van lekenbroeders werd opgericht die zich richtte op de opvoeding van de jeugd. De stichter was pastoor W. Hellemons en hij noemde zijn medewerkers Broeders van de Hei lige Aloysius van Gonzaga (5). Het jaar 1840 is ook het geboortejaar van de Broeders van Maastricht, of ficieel: Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis van de Heilige Maagd Maria. Het was de priester L.H. Rutten die aan de wieg stond van deze in oorsprong Limburgse con gregatie. Ook deze congregatie van lekenbroeders zag haar voornaam ste taak in het stichten en leiden van scholen voor jongens. In de zelfde periode ontstonden nog een drietal soortgelijke congregaties in Nederland. In 1844 stichtte pastoor (later bisschop) Joannes Zwijsen de congregatie van de Fraters van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid (kortweg de Fraters van Tilburg), in 1854 nam mgr. J. van Hooijdonk, bisschop van Breda, het initiatief tot oprichting van de congregatie van Christelijke Broeders van de Onbevlekte Ont vangenis der Allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria (kortweg de Broeders van Huijbergen) en in 1873 richtte mgr. A.I. Schaepnian, aartsbisschop van Utrecht, in zijn stad de Fraters van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart op (Fra ters van Utrecht). De woorden fra- 63 - V'A L- *~V-. f

Periodieken

De Waterschans | 2001 | | pagina 8