De Waterschans nr. 3 2001
Afb.3. Portret van Desiderius Erasmus,
geschilderd door Quinten Massijs (16de
eeuw). (Rijksmuseum Catharijneconvent
Utrecht).
Eerder al viel de naam Desiderius
Erasmus als grote coryfee van het
humanisme. Met deze laatste tenn
bedoelen we in dit verband de let
terkunde en wetenschap van de re
naissance. Inspiratiebron en voor
beeld voor de humanistische
schrijvers en dichters waren de
klassieke auteurs, de oude Grieken
en Romeinen. Er werd ijverig Latijn
en Grieks gestudeerd, ook in de
Latijnse school van Bergen op
Zoom. Wie zich verder wilde be
kwamen in die talen, kon in Leu
ven terecht. Daar was een drietalen
instituut, waar men behalve Latijn
en Grieks nog Hebreeuws kreeg.
Die laatste taal was belangrijk voor
christelijke humanisten, een aparte
richting die zich toelegde op de be
studering van de Bijbel en de ge
schriften van de kerkvaders. Eras
mus was een van hen en tevens de
beroemdste onder hen. Hij schreef
al zijn boeken in stijlvol Latijn, ook
zijn bekendste boekje De lof der
zotheid. Dat was eigenlijk een tus
sendoortje, geschreven ondeiweg
van Italië naar Engeland. Erasmus
bekritiseert daarin de geestelijke en
wereldlijke autoriteiten van zijn tijd
en maakt hen belachelijk om hun
dwaasheden. Maar juist dit werkje
wordt tot in onze tijd herdrukt.
Erasmus heeft contact gehad met
enkele Bergenaren. Hij was enige
tijd secretaris van Hendrik van Ber
gen, een zoon van Jan metten Lip
pen en bisschop van Kamerijk
(Cambrai). Als Hendrik zijn vader
een bezoek bracht, dan nam hij
zijn secretaris mee. De bisschop
ontving bij elk bezoek een cadeau
van de stad, meestal in de vorm van
een interessante aanvulling voor
zijn wijnkelder. In 1494 was Hen
drik weer eens in Bergen, nu omdat
zijn vader op sterven lag. Erasmus
logeerde in een van de buitenver
blijven van Jan II, waarschijnlijk in
het kasteel van Halsteren. Hij
werkte daar aan zijn boek Anti-bar-
bari. Terloops vertelt hij daarin hoe
mooi het Brabantse landschap was
en met welke poorters uit Bergen
op Zoom hij contact had.
Met name noemt hij Jacobus Bat-
tus, Jooste van Schoonhoven en
Willem Conradus Coelgheeness.
Jacobus Battus (of Jacob Badt) had
gestudeerd in Parijs aan de Sor-
bonne en was in 1494 rector van de
Bergse stadsschool, niet lang, want
hij werd al gauw stadssecretaris.
Vier jaar later treffen we hem in
Veere aan. Daar was hij gouverneur
in dienst van Anna van Borselen,
vrouwe van Veere, en belast met de
opvoeding van haar zoon.
Joost van Schoonhoven was arts en
Willem Coelgheeness buitenburge
meester en eveneens stadssecreta
ris. De twee burgemeesters werden
telkens voor een jaar benoemd
door de heer/markies. Willem was
burgemeester van buiten in 1483,
1485, 1488, 1490 en 1496. Erasmus
prijst de gastvrijheid, het karakter
en de ontwikkeling van zijn Bergse
vrienden.
Er waren meer humanisten in de
stad. We noemen nog Louis Por-
quin (1511-1573), Joannes van der
Meijen en Jacobus Baselis Jr. Van
Lowijs of Louis Porquin zijn twee
werkjes bewaard gebleven over op
voeding, een thema dat ook Eras
mus dierbaar was. Naar zijn over
tuiging werd je een beter mens
door het bestuderen van de ge
schriften van de grote klassieke
schrijvers. Die studie had volgens
hem een grote vonnende waarde.
Ook Joannes van der Meijen was
een pedagoog. Hij had pedagogie
gestudeerd aan de universiteit van
Leuven en was afgestudeerd in Bo
logna. Hij schreef onder andere
over de Latijnse grammatica. Jaco
bus Baselis Jr., een predikant, heeft
een verslag over de belegering van
Bergen op Zoom in 1588 door
Parma nagelaten.
56. Der Vreughden Bloeme
In de vijftiende eeuw had elke stad
minstens één rederijkerskamer, een
vereniging van liefhebbers van let
terkunde, maar dan in de moeder
taal. Tegelijk met de verering van
het Latijn en Grieks groeide de
waardering voor de eigen taal. De
rederijkers schreven gedichten en
toneelstukken en zij waren tevens
de aangewezen personen voor het
organiseren van processies, toneel
uitvoeringen en volksfeesten zowel
van geestelijke als van profane aard.
Hun organisatie doet denken aan
de gilden. Aan de top stond een
hoofdman of prins, bij voorkeur
een gefortuneerde en vrijgevige
poorter. Een belangrijke persoon
was verder de facteur of factor. Hij
schreef de op te voeren stukken en
regisseerde die ook.
Elke kamer had een naam, een de
vies en een blazoen. Bovendien
ontving de kamer van het stadsbe
stuur een keur of reglement, tevens
een officiële erkenning. Later
schonk de magistraat nog een
speelwagen om daarop een spel op
te voeren. De Bergse rederijkerska
mer stelde zich onder bescherming
van Onze Lieve Vrouw en noemde
zich Der Vreughden Bloeme. Maria
wordt in haar litanie immers gepre
zen als 'oorzaak van onze blijd
schap'. Het devies luidde: 'Liefde
maakt Eendracht'. Het blazoen va
rieerde, maar de naam komt er
steeds op terug. Blijkbaar nam men
zo'n blazoen mee als de kamer op
trad in een andere stad, want in
een enkele plaats bewaart men er
nog een van de Bergse kamer, on
der andere in Gent en Vlaardingen.
Alles wijst op een sterke godsdien
stige inslag - hoe kan het ook an
ders in de Middeleeuwen - en de
voornaamste taak van Der Vreugh
den Bloeme was dan ook het op
luisteren van de jaarlijkse Hei-
lige-Kruisommegang met taferelen
en groepen, ontleend aan de Bijbel
en de verhalen over heiligen. De
dag van Maria Hemelvaart (15 au
gustus) werd eveneens met veel de
votie gevierd. Bij de profane feesten
denken we bijvoorbeeld aan carna
val. In Bergen op Zoom hebben de
vastenavondvieringen een lange
traditie. De heer/markies en zijn
gezin namen deel aan de feestelijke
dis, vaak vergezeld van hoge gasten.
De Waterschans nr. 3 2001
De kamer zorgde voor de vrolijke
noot. Het volk genoot van de es
battementen of kluchten.
Op het programma van Der
Vreughden Bloeme stond onder
meer het Spel van de Heilige Bar
bara, het Spel van de kuise Su-
zanna en het Spel van de zeven
eeuwen. Dat laatste ging over de
zeven scheppingsdagen. In de
kruisommegang beeldden leden
van de kamer onder meer de Israë
lieten uit, dansend rond het gou
den kalf. 'Theeukene de bomslager'
zorgde samen met de stadspijpers
voor de muziek daarbij. De rederij
kers wedijverden met elkaar in het
maken van fraaie gedichten, dik
wijls meer gekunsteld dan kunst. Er
waren verder wedstrijden tussen de
kamers onderling met de landjuwe
len als hoogtepunten. Zowel de or
ganiserende stad als de kamers van
de uitgenodigde steden deden hun
uiterste best om groots en indruk
wekkend voor de dag te komen,
vaak gesteund door royale bijdra
gen van de magistraat. De Bra
bantse steden kenden een cyclus
van zeven landjuwelen, om de drie
jaar een. Voor een volledige reeks
was er dus 21 jaar nodig. In de
praktijk pakte dat anders uit, want
de vele oorlogen verstoorden de re
gelmaat. De stad of kamer die de
eerste prijs won, organiseerde het
volgende landjuweel. De jury lette
bij haar beoordeling op meerdere
facetten zoals de intocht in de stad,
de inhoud van het toneelstuk, de
manier waarop de spelers het
brachten en het optreden van de
nar.
In 1515 startte Mechelen een nieuwe
reeks. Leuven won en was dus gas
tstad in 1518. Diest was dat in 1521.
Daar won Brussel, maar door de
oorlog met Frankrijk werd het 1532
voordat de reeks kon worden voort
gezet. In de Brabantse hoofdstad
zegevierde Mechelen en die stad
kon de traditie normaal voortzetten
in 1535. Diest was toen de geluk
kige, maar moest wachten tot 1541
voordat het voldoende rustig was in
het land. Een van de drie Ant
werpse kamers won in Diest, maar
Antwerpen moest wachten tot 1561
voordat ze de reeks kon afsluiten.
In Bergen op Zoom traden wel
eens kamers op uit andere steden.
Dat is bekend van Antwerpen, Rei-
merswaal, Leuven, Goes, Axel en
Hulst. Omgekeerd trok Bergen op
Zoom naar elders. In mei 1481 ver
zorgde Der Vreughden Bloeme een
uitvoering in Hulst en in 1496 viel
de kamer in Leuven in de prijzen.
In 1532 waren de Bergse rederijkers
actief in Brussel en in 1561 in Ant
werpen. Dat ze daar indruk maak
ten weten we uit het enthousiaste
verslag van een Engelse koopman.
Bergen kreeg toen de tweede prijs
voor haar kerkgang en de Bergse
nar mocht met de eerste prijs naar
huis. De hervonning betekende het
einde van de rederijkerskamers. De
kerk kon de kritiek die in de stuk
ken binnensloop niet zo waarderen
en de calvinisten hadden weinig op
met al dat in hun ogen zo lichtzin
nig gedoe. Bovendien bood de
Tachtigjarige Oorlog weinig reden
tot vermaak.
57. Wederdopers in Bergen op
Zoom?
De hervonning had sedert 1517
flink terrein gewonnen. Met het
aantal hervormers groeide het aan
tal stromingen. Zo ontstonden er
meerdere richtingen en kerken.
Een groepering die veel stof heeft
doen opwaaien was de beweging
van de doopsgezinden of mennis-
ten, ook bekend onder de naam
wederdopers. Binnen deze groep
kan men onderscheid maken tus
sen een pacifistische richting en
een zeer revolutionaire richting.
Wat zij gemeen hebben, is het ver
werpen van de kinderdoop. Chris
tus heeft gezegd: 'Wie geloofd heeft
en gedoopt is, zal zalig worden'.
Geloven gaat dus vooraf aan het
dopen. Een pas geboren kind kan
nog niet geloven, dus is de kinder
doop niet geldig en moet om die
reden worden overgedaan. De we
derdopers of anabaptisten golden
als zeer revolutionair. Zij wilden de
hele maatschappij radicaal hervor
men. Op bijbelse gronden ver
wachtten ze dat Christus weldra te
rug zou komen om voor zijn uit
verkorenen een duizendjarig rijk te
stichten vol voorspoed en geluk.
Dat was natuurlijk hemelse muziek
voor de vele werklozen die van de
bedeling moesten leven. Nadat de
wederdopers op een vrij gemakke
lijke manier de bisschopsstad
Münster in Westfalen in handen
kregen, voerden ze daar meteen
hun plannen door. Münster werd
uitgeroepen tot hoofdstad, het
Nieuwe Jeruzalem van het Rijk van
Zion. Jan Mathijsz, een bakker uit
Haarlem, en Jan Beukelsz, een
Afb.4. Jan Matthijsz uit Haarlem hoorde
tot de stichters van het Rijk van Sion.
Hij sneuvelde toen hij met een kleine
groep blind vertrouwend op Gods hulp
een uitval deed vanuit het belegerde
Münster.
kleermaker uit Leiden, namen er
de leiding. Zij voerden de gemeen
schap van goederen in, lieten alle
schuldverklaringen vernietigen en
schaften de rente af. De bibliothe
ken lieten ze verbranden, alleen de
bijbel bleef gespaard. Intussen had
den katholieken en lutheranen
zich verenigd om Münster terug te
veroveren voor de bisschop. In
deze belegeringssituatie lieten de
wederdopers hun principe van
weerloosheid varen en grepen ze
naar de wapens om hun stad te ver
dedigen. Bij een uitval sneuvelde
Jan Mathijsz. Jan Beukelsz voerde
daarna de veelwijverij in. Zelf had
hij al gauw zeventien vrouwen. Eén
ervan liet hij onthoofden en de an
dere moesten bij de terechtstelling
aantreden en zingen: De hoge God
alleen zij eer. Het Duizendjarig Rijk
bezweek na anderhalf jaar en de
bisschop keerde terug. Een bloe
dige vervolging was het lot van de
verslagenen. De lijken van de lei
ders hing men in ijzeren kooien op
aan de toren van de St.-Lambertus-
kerk als een waarschuwend voor
beeld. De kooien hangen er nog
steeds, zij het zonder inhoud.
Groot was de vrees dat de weder
dopers zich van meer steden mees
ter zouden maken. Amsterdam ont
snapte ternauwernood aan een
aanslag. Het is daarom niet te ver
wonderen dat de meeste martela
ren van hervormde zijde in die ja
ren doopsgezinden waren. De
vreedzame tak werd over één kam
geschoren met de radicale vleugel.
139