De Waterschans nr. 4 2001
namen de eisen van het Eedver
bond over en waren bereid om zich
in te zetten voor afschaffing van de
plakkaten, desnoods met geweld.
Egmont en Megen waren tegen. En
Willem de Zwijger? Hij zweeg. Men
kwam er in Hoogstraten niet uit. Eg
mont en Megen waarschuwden de
landvoogdes dat er opstand dreigde.
Margaretha versterkte daarop de
garnizoenen in de steden. Op 27
maart 1566 was er een vergadering
van de Raad van State met de vlies
ridders en stadhouders. De hoge
adel haalde de lage adel over om
nog geen geweld te gebruiken en
eerst maar eens een smeekschrift
aan te bieden aan de landvoogdes.
In dat document vroegen de leden
van het Eedverbond om de plakka
ten en de inquisitie af te schaffen en
de Staten-Generaal bijeen te roe
pen. In april 1566 kwamen ongeveer
tweehonderd leden van het Eedver
bond in Spa bijeen. Vandaar trok
ken ze ongewapend naar Brussel.
Margaretha beloofde het verzoek
aan Filips II te doen bezorgen. Ge
zien echter de trage reacties van de
koning en omdat Margaretha de be
zoekers niet met lege handen naar
huis wilde sturen, beloofde ze de
plakkaten buiten werking te laten tot
er antwoord uit Spanje was ontvan
gen. Dat was een feestje waard,
meenden de edelen en wellicht na
de zoveelste dronk besloten ze om
zich de geuzen bedelaars) te noe
men. Dat woord hadden ze opge
vangen, toen een van de raadsheren
in het Frans tegen de landvoogdes
zei: "'Madame, U hoeft niet bang te
zijn; het zijn maar bedelaars". Met
het oog op de berooide, financiële
situatie waarin velen van hen ver
keerden, was die typering niet eens
zo slecht.
73. De Beeldenstorm van 1566
Het resultaat had een onverwacht
effect. Met name de calvinisten gre
pen de geboden vinger om de hele
hand te pakken. Op meerdere plaat
sen stichtten ze kerkelijke gemeen
ten onder leiding van een consisto
rie. Heel wat predikanten ergerden
zich aan de verering van de beelden;
in hun ogen je reinste afgoderij. Dat
mocht de Here niet worden aange
daan. Van hun volgelingen stoorden
velen zich aan de rijkdom van
kloosters en kerken en dat in een
tijd van werkloosheid en hoge
broodprijzen. De winter was koud
en lang geweest en de oogst voor
een deel mislukt. Bovendien leidde
een oorlog tussen Denemarken en
Zweden tot een sluiting van de Sont,
waardoor de aanvoer van graan van
uit de Oostzeelanden stagneerde.
De inflatie joeg de broodprijs nog
meer omhoog. Knorrende magen,
armoede en gebrek maken opstan
dig. Zo brak de beeldenstorm uit.
Het was geen spontane uitbarsting
van woede zoals men lange tijd
meende. Nauwgezet historisch on
derzoek bewijst, dat de beelden
storm veel meer het karakter had
van een goed georganiseerde onder
neming. Er waren leiders en de bre
kers ontvingen op meerdere plaat
sen een loon.
Het geweld begon op 10 augustus
1566 in de stad Steenvoorde in het
zuiden van Vlaanderen na een op
ruiende preek van een zekere Sebas-
tiaan Mette. De menigte trok naar
het Sint-Laurentiusklooster buiten
de stad en sloeg er alle beelden aan
stukken onder leiding van de predi
kant Jacob de Buyzere. Mette trok
daarop naar Poperinge en bracht
daar eveneens zijn gehoor tot "stor
men". Andere plaatsen in de omge
ving volgden en weldra moesten
ook de kerken en kloosters in Gent,
Doornik, Valenciennes, Ouden
aarde en vele andere plaatsen eraan
geloven.
De actie bleef niet tot Vlaanderen
beperkt. De vlam sloeg over naar
Brabant, Henegouwen, Zeeland en
Holland. In Brabant was Antwerpen
het eerste slachtoffer. Daar was het
door de vele hagepreken buiten de
stadsmuren al langer onrustig. Op
19 augustus maakte een bende zich
meester van de kathedraal en
sloopte die zo ongeveer. De andere
kerken en de kloosters werden even
min gespaard. Vanuit Antwerpen
trokken enkele beeldstormers naar
Breda en organiseerden daar de be-
storming van de grote kerk op 22
augustus. De St. Jan van Den Bosch
moest het diezelfde dag eveneens
ontgelden en daarna volgden de
kloosters buiten de stadsmuren.
Eindhoven en Helmond zagen de
stomiers actief binnen hun muren
en in Zeeland trof het lot de steden
Middelburg (de abdij!), Axel en
Hulst. Al met al was het een cultu
rele ramp. Veel kunst ging voor altijd
verloren en hele kloosterbibliothe
ken met kostbare handschriften ver
dwenen.
De grote rivieren vormden geen bar
rière tegen het geweld. De kerken en
kloosters in Den Briel, Delft, Den
Haag, Leiden, Amsterdam, Utrecht
en zelfs Leeuwarden verloren hun
4/6.70. Aanbieding van het smeekschrift aan Margaretha van Parma door de leden van
het Compromis op 5 april 1566. Gravure van Frans Hogenberg. In het Prentenkabinet
van de Koninklijke Bibliotheek in Brussel.
192
De Waterschans nr. 4 2001
4/6.77. Portret van Johannes Calvijn
(1509-1564), grondlegger van het calvi
nisme. Gravure van R. Boyvin.
beelden en gebrandschilderde ra
men, terwijl hun muurschilderingen
onder kalklagen verdwenen. Pas in
onze tijd zijn we technisch in staat
om de afbeeldingen weer onder de
kalk vandaan te halen.
En Bergen op Zoom? Dat bleef ge
spaard en zulke plaatsen waren er
meer. De verklaring daarvan zoekt
men in de omstandigheid, dat het
plaatselijk bestuur durfde op te tre
den. Gedogen kan leiden tot angst,
maar niet alle magistraten raakten
daardoor het spoor bijster.
Bergen op Zoom kende ook hage
preken. In juli 1566 predikte een ze
kere Erasmus de Wever, bijgenaamd
doctor Spoel, in een schaapskooi
buiten de stadsmuren. In Steenber
gen en op Tholen was de linnenwe
ver eveneens werkzaam. Andere pre
dikanten volgden zijn voorbeeld. Er
is sprake van een hagepreek in Ber
gen op Zoom in een boomgaard en
van gewapende lieden ter bescher
ming. Na de beeldenstorm in Ant
werpen vond het stadsbestuur het
toch maar beter om de grote kerk
enige tijd te sluiten. Zo bleef de St-
Gertrudis voorlopig gespaard net als
het klooster van de Minderbroeders.
74. Op reis naar Spanje
We kennen Jan IV reeds als een ver-
draagzaan markies. In 1563 wei
gerde hij de vergaderingen van de
Raad van State bij te wonen, hoewel
hij als vliesridder daarvoor was uit
genodigd. In datzelfdejaar ver
klaarde hij namens de hoge adel
aan de landvoogdes dat de plakka
ten afgeschaft moesten worden en
de Staten-Generaal het bestuursbe
leid dienden te bepalen. Hij was een
trouwe vriend en supporter van Wil
lem van Oranje. Op 8 januari 1566
vroeg Jan IV zelfs ontslag als stad
houder van Hengouwen. Willem
van Oranje, Megen, Montigny. Eg
mont en Hoome volgden zijn voor
beeld en de Staten van Brabant wei
gerden kortweg nog langer de plak
katen uit te voeren.
De Raad van State besloot op 10
april 1566 om twee edelen naar Fi
lips II te sturen. Die konden dan de
wensen van het Compromis en de
door de Raad opgestelde instructie
mondeling toelichten. De keuze viel
op de heer van Montigny, Floris de
Montmorency, en de markies van
Bergen op Zoom, Jan IV. Laatstge
noemde zag erg op tegen de vene
tocht, gezien zijn gezondheid en
zijn wantrouwen jegens de vorst. De
twee hoge edelen zouden op 1 mei
vertrekken, maar een onnozel onge
luk verijdelde dat plan. Op 28 april
liep Jan IV in Brussel langs een kolf
baan. Een van de spelers sloeg de
grote houten bal zo beroerd dat die
de baan afVloog en Jan IV tegen het
scheenbeen trof. Een gapende
wond die maar heel moeilijk dicht
wilde gaan, was het gevolg. De he
ren stelden hun vertrek uit en op 29
mei vertrok Montigny alleen. De
markies liet zijn huisraad in Brussel
inpakken en naar Bergen op Zoom
sturen. Met zijn vrouw samen stelde
hij bij een notaris in Brussel zijn tes
tament op. Voelde Jan zich niet he
lemaal zeker? De koning drong aan
op een spoedige overkomst. Koes
terde Zijne Majesteit toen al het
plan om die twee dwarsliggers nooit
meer terug te laten gaan? Pater Lo
renzo de Villavicencio, lid van de
orde van de Augustijnen en van de
kerkelijke inquisitie, typeert in een
brief aan Filips II de beide afgevaar
digden als de meest kwaadaardige,
ondankbare en valse edelen die er
destijds op aarde rondliepen.
Pas op 1 juli was Jan van Bergen zo
ver hersteld dat hij de tocht aan
durfde. Per koets begaf hij zich naar
Parijs. In Valenciennes droeg hij zijn
taak als gouverneur over aan Noir-
carmes. Het was 12 juli toen hij Pa
rijs weer verliet. Onderweg moest hij
meer dan eens een of meer rustda
gen inlassen omdat de wond weer
opspeelde. Reizen in een postkoets
was in die dagen zelfs voor een ge
zond mens eerder een kwelling dan
een genoegen. Filips ontving hem
allervriendelijkst en wees hem zijn
zomerverblijf in Segovia aan als on
derkomen. Op 22 augustus mocht
Jan met Montigny de instructie en
wensen van de Raad van State nader
toelichten. Deze officiële audiëntie
duurde twee uur. De koning luis
terde en beloofde niets. Integendeel,
diezelfde avond ging er een brief uit
naar Brussel met de opdracht om in
het Duitse rijk soldaten te gaan wer
ven om de Nederlanden in het ga
reel te kunnen houden.
Daar was inmiddels de beelden
storm losgebarsten. De twee afge
vaardigden mochten niet meer te
rug. Voorlopig behandelde de vorst
hen nog als afgevaardigden. Op 29
augustus moest Jan IV weer rust ne
men. Zijn krachten namen lang
zaam af. Op 10 oktober meenden de
artsen dat de patiënt zou overlijden,
maar toch knapte de zieke op. Hij
zou graag terug zijn gegaan naar
Bergen op Zoom, maar al zijn ver
zoeken daartoe wees de koning af.
Egmont en anderen drongen even
eens aan op de terugkeer van de
beide afgevaardigden, maar ook zij
vingen bot.
Op 31 december 1566 wisten Ber
gen en Montigny zeker dat al hun
verzoeken waren afgewezen en de
koning van plan was om Alva met
een leger naar de Nederlanden te
sturen om daar de orde te herstellen
en allen die actief of passief aan de
beeldenstonn hadden meegewerkt,
voorbeeldig te straffen. Met een mi
litaire staatsgreep wilde de koning
tegelijkertijd alle verzet tegen zijn
centralisatiepolitiek en tegen zijn
absolutisme de kop indrukken.
75. De dood van de laatste Glymes
1567
Jan IV zou de ondergang van zijn
idealen niet meer beleven, al heeft
hij er stellig een voorgevoel van ge
had. Zodra de koning overtuigd was
dat Jan het niet zou redden, liet hij
hem meedelen dat hij terug mocht
naar Bergen op Zoom, als hij weer
wat beter zou zijn. Op 21 mei 1567