De Waterschans nr. 4 2001 handen. Daardoor bezat de 'Repu bliek van de Zeven Verenigde Provinciën' in het tegenwoordige Noord-Brabant niets meer dan een kleine reeks vestingen aan de West - en Noordwestrand te weten die van Bergen op Zoom, Steenbergen, Wil lemstad en Geertruidenberg; een se rie egelstellingen gelegen aan de Schelde, het Volkerak en de Bies bos, die 'de vijand' moeilijk kon in nemen, omdat ze via hun havens van het nodige konden worden voorzien. Prins Frederik Hendrik en de Sta- ten-Generaal wilden deze laatste vestingen op 'Brabantse' grond moderniseren en uitbreiden; daar werd in de jaren 1627 en 28 hard aan gewerkt. De prins wenste bo vendien in deze streek een steviger voet - aan - de - grond te krijgen: een kunstmatig, door forten bevei ligd eiland. Het gebied tussen Steenbergen, Ber gen op Zoom en Tholen leende zich daarvoor uitstekend. Door de sluis bij Steenbergen te openen, liep een terrein bijna tot aan Bergen op Zoom onder water en ontstond er tussen dit 'nieuwe meer' en de stad een moeras. Daarin dienden forten te worden gebouwd. De vestingwer ken van de stad zelf sloten met de Schelde en het Volkerak de verdedi- gingsring. Het zo ontstane 'Hol landse Bruggehoofd' beveiligde bo vendien de Bergse haven en de noordelijke omwalling; een vijande lijke aanval zou alleen nog vanuit het zuiden mogelijk zijn. Het 'Castra Pinsii' Er bestaat een topografische kaart van Bergen op Zoom en Steenber gen en de nieuwe werken aldaar, ontworpen door Franciscus van Schoten, hoogleraar in de wiskunde aan de universiteit van Leiden. Ze toont het onder - water - gezette land tussen Steenbergen en Bergen op Zoom en de nieuwe forten in het moeras bij laatstgenoemde stad. Ze laat ook zien. dat vlak achter dit moeras - ten noorden van de Steen- bergse poort - een groot soldaten- kamp lag, omwald en van verdedi gingswerken voorzien: het Quartier van Pinsen of het "Castra Pinsii'. Hier verbleven de 'delvers', de man nen die de forten moesten aanleg gen, in vier barakkenkampen waarin zij naar eigen nationaliteit waren ondergebracht: in totaal 38 vendels. Als die, volgens de normen van die tijd, volledig zijn geweest, zouden er een 3400 man verbleven hebben. Tussen de onderkomens voor de soldaten ziet men dat van hun hoogste officieren: 'Colonel Pinsen en de Majoor Brederode'. Willem Pynssen van der Aa, gouverneur van de vesting Rees (aan de Rijn, tussen Emmerik en Wezel) werd niet alleen door zijn soldaten, maar ook door de Bergse magistraat naar de ogen gezien. Deze laatste Vereerde' hem, in verband met de diensten die hij de stad kon bewij zen, met een okshoofd wijn (232 li ter). Een van die diensten kan ge weest zijn, dat hij ennee instemde, dat het bier voor de soldaten alleen via Bergen op Zoom het kamp bin nen mocht. Op dit bier zette het stadsbestuur een accijns van tien stuivers per ton; dit niet tot genoe gen van iedereen, want in het kamp mochten de 'tappers' het niet duur der aan de man brengen dan in 's lands kampen gebruikelijk was. Wie vonden er iets op, tot groot onge noegen van de Bergse bierhandel en de Bergse magistraat? Het waren de 'zoetelaars' van Tholen. Want, zeiden ze, die tien stuivers accijns golden niet voor hen; de Zeeuwen immers genoten het voorrecht, dat ze hun bieren overal onbelast mochten invoeren. Pinsens onder commandant was: Johan Wolfert van Brederode, gouverneur van Utrecht. Hij beweerde af te stammen van het Hollandse gravenhuis. Dat belette hem niet om soms met zijn solda ten 'mede te delven'. Tijdens het be leg van Groenlo had hij, door het resultaat van zijn vakkundig graaf werk, naam gemaakt. Toch werd geen van de drie forten naar hem genoemd; dat, tegenover het kwar tier, kreeg de naam 'Pinsen'; de twee andere werden genoemd naar leden van de toezichthoudende (want fi nancierende) Raad van State: Pom peus de Roovere en de Heer van Moenuont". Wie de kaart (Tabula Bergarum ad Zoam Stenbergae et novorum ibi operurn, ad amussim fecit Francis cus van Schoten Amsterdam. G. Blaeu, 1629) nauwkeuriger bekijkt ziet elf kleine scheepjes, waarvan er eentje is getooid met vlag en wim pel, het 'Roovers-Fort' naderen. Mo gelijk heeft van Schoten een detail weergegeven uit de 'Reise van den Prince. In het jaar 1628. Van de in spectietocht, die Frederik Hendrik langs de eerder genoemde vesting plaatsen maakte, heeft Constantijn Huygens in zijn 'Koren - Bloemen' een min of meer dichterlijk verslag nagelaten, dat hij bovenstaande titel gaf. Als eerste raadslid en secretaris van de prins was hij zijn gezel. Van wat ze samen beleefden geeft hij een ooggetuigenverslag, dat tevens een document - humain is, want de ge sprekken van beide hoge zeven tiende eeuwse heren legde hij in zijn versregels vast. Het verslag begint op maandag 4 september, de verjaardag van Huy gens. Na wat woordspelingen over deze reis schrijft hij dat het gevolg van de prins 500 personen telt. 1000 voe ten). Het was mooi weer, de zon scheen en via het Schie (de prins had voor boten gekozen) was men vlug in Rotterdam. Men gebruikte daar het middagmaal en wachtte tegelijkertijd de vloed af. Met hoog water in de rug verliep de reis naar Dordrecht ook zeer voorspoedig. Na in deze stad de nacht doorge bracht te hebben vertrokken de scheepjes de volgende morgen naar Geertuidenberg. In deze stad wer den nieuw gegraven vestingwerken ten westen en het bemetselen van de wallen ten oosten van de stad geïnspecteerd. Op 7 september ver trok men van hieruit naar Willem stad en de volgende morgen hees men daar de zeilen voor de tocht naar Steenbergen. Enige uren later stond de prins aan de oever van dit nieuwe meer en hij Verstond' het voordelige verlies aan land, waar de ploeg nu voor het platboomschuitje had plaatsgemaakt en de tarwe voor 'bies en lies'. Dat was dus de eerste kennismaking van de stadhouder met de West - Brabantse waterlinie. Huygens geeft dit zo ween Zaterdag 9 september. In de namid dag ging de prins het meer bevaren. Tenvijl we dit deden, moesten we denken aan Leiden, hoe dat 'eens stervens-ree' het manna bij de wei zag naken over zee. Nu naakten wy bij de wei en zagen de zandtaarten, 'het aerdige geback' van de forten Moermont, Pinsen en de Rovere. De 'Bergen aen den Zoom' schenen er maar kleintjes bij. 196 De Waterschans nr. 4 2001 Afb.2. 16 juni 2001, Lvdia en Mark de Roover helpen wethouder G. Janssen bij de vlaggenparade op de eerste Vriendendag. De prins en zijn gevolg waren onder de indruk van het 'nieuwe' meer, het land dat zee geworden was. Het deed hen denken aan de in 1584 doorgestoken dijken en het water dat redding bracht aan de burgers van Leiden die de dood in de ogen hadden gezien. ('Stervens-ree en manna uit de zee'). Vanuit de scheepjes op Het Laag zien de door water omgeven forten er imposant en solide uit; de 'bergen' van Bergen op Zoom op de achtergrond zijn er inderdaad maar heuveltjes bij. Uit de rijmen van Huygens spreekt trots en voldaanheid. Dit is de linie zoals de prins ze adviseerde, een garantie voor veiligheid. De dichter Constan tijn maakt er woordspelingen op. Had Spinola, die nu in Genua ver toeft zoiets maar gemaakt, voordat Maurits hem het land uit joeg. Op de Spaanse schatkist, die juist leeg is, omdat Piet Hein de Zilvervloot heeft gekaapt. Over de rug van de maagd die nu, beschennd door de linie elke aanslag kan weerstaan; het is gedaan met Spaanse invloed in West - Brabant. De drie forten doen door hun grootte plezierig aan, 'het is aerdig geback, die zandtaarten!'. De 'kostelicke werken' om Zand vliet, waar de Spanjaarden zo mee pronken, vallen er bij in het niet, 'het lijken wel slaperdijkjes', dicht Huygens. De tekst ademt tevredenheid, de grote werken zijn snel en goed gere aliseerd. Vooral ook het laatste is belangrijk. De troepenmacht van Pinssen en Brederode kan nu inge zet worden voor het beleg van 's-Hertogenbosch. Op 1 mei 1629 start dit beleg, waaraan de com mandanten van het Kwartier gaan deelnemen. Frederik Hendrik is nog enige dagen in het 'Kwartier' Rijssel- berg gebleven. Op woensdag 13 sep tember had hij nog een onderhoud met het Stadsbestuur. Men sprak over het beter versterken van stads poorten; in februari had men dit ook al toegezegd. Ook was het stads bestuur erg 'in' voor belastingheffing op het bier dat in de vestingen ge dronken zou gaan worden, een nieuwe bron van inkomsten. (Im posten vanden thien stuivers op elcke tonne). Oranje is schijnbaar niet onder de induik van het Bergse contact. Hij verblijft liever bij zijn soldaten in het Kwartier. De story en onze weergave ervan eindigt der halve met de laatste zin van broeder Alberik, voor het verhaal naar Den Bosch toe gaat: 'Het vermoeden komt op, dat de prins zich meer in het kamp van Pinssen dan in de stad ophield; 'om eer van welbewa- eren, of om eer te velde'? De heer Wim van Ham had de Vrienden geen groter geschenk kun nen bieden dan dit historische ooggetuigenverslag. Ook Alberik van Rijckevorsel had zich een dergelijk dankbaar gebmik nauwelijks kun nen voorstellen. Waarbij aangete kend dient te worden dat het histo rische gegeven grotendeels teaig te voeren is tot: Dr. E. Hartels Bergen op Zoomproeve van een sociaal geo grafische stadsanalyse, 1961. Pag. 38 e.v. 197

Periodieken

De Waterschans | 2001 | | pagina 27