Een laat-middeleeuwse bril uit Bergen op Zoom De Waterschans nr. 4 2001 Marco Vermunt In de afgelopen zomer vond een uitgebreid archeologisch onderzoek plaats achter de huizen Zuivelplein 6 en Parade 16. Na het voormalige postkantoor (1995) en de parkeer plaats van de voonualige NMB bank (2000) was het de derde op graving in het kader van het "Para deplan". Het onderzoek spitste zich toe op de ruimtelijke ontwikkeling van de bebouwing aan de lang ver dwenen "Oude Kerkhofstraat", een straat die ooit de Wouwsestraat met de Kerksstraat verbond en waar het hadden namelijk de gewoonte hun organisch alval en uitwerpselen in gemetselde putten onder of achter het huis op te sparen. Als de put vol was, liet men hem leeggraven. De "beer" werd verkocht en als mest uitgereden op het land. De harde substantie die in de loop der tijd onder in de put was gezakt, zoals scherven, puin en botten, werd ver zameld en herbegraven in een kuil ergens op een plekje achter op het erf. Deze wijze van afvalverwerking, en dan met name het herbegraven diep. Behalve de gebruikelijke scher ven van aardewerk en glas kwam uit de onderste lagen van de vulling een complete bril, herkenbaar aan het benen montuur, waar tot ieders verbazing de glazen nog in zaten (af beelding 1). Het gaat hier om een uiterst zeldzame archeologische vondst die inmiddels landelijke aan dacht heeft getrokken. De bril is een zogenaamde geklonken bril, be staande uit twee delen die met een koperen pennetje aan elkaar ver bonden zijn zodat de lenzen over Ajb. 1. De in Bergen op Zoom gevonden bril. Rechts: met brillenglazen. (Foto's: L. Weijs) Zuivelplein nog een overblijfsel van is. De opgraving beperkte zich tot de voormalige achtererven van de middeleeuwse panden. Door her haalde nieuwbouw in de 18de, 19de en 20ste eeuw is er van de eerdere gebouwen, op enkele kelders na, he laas weinig meer bewaard. Tot de vondsten behoren talloze grondspo ren, funderingen, beerputten en af- valkuilen, daterend uit de 12de tot en met de 18de eeuw. Het leeuwendeel hiervan bestaat uit 15de en 16de eeuwse putten en kuilen, het resul taat van de laat-middeleeuwse afVal- recycling in de stad. De bewoners van de onbruikbare fragmenten, lijkt typisch voor Bergen op Zoom en komt elders haast niet voor. Het le vert vaak opmerkelijk complete stukken huisraad op, aan de hand waaivan archeologen (met wisse lend succes) proberen inzicht te krij gen in het toenmalige dagelijkse le ven in en rond het huis. De bril Achter het pand Zuivelplein 6 werd in juli een dergelijke afvalkuil aan getroffen. Het was een regelmatig gegraven kuil van 2,60 meter in het vierkant en ongeveer 1,50 meter elkaar heen geschoven kunnen wor den. Bij het vinden was de bril dichtgeschoven. Oorspronkelijk heeft hij misschien in een foedraal gezeten, dat in de kuil helemaal is vergaan. De doorsnede van de beide montuurhelften bedraagt 37 millimeter. De dikte is 2 millimeter. Het montuur is gezaagd uit been, dat vanwege de benodigde sterkte, diameter en dikte uitsluitend afkom stig kan zijn van de onderbenen (metacarpalia) van een stier (1). De maker heeft de beide pootjes uitge zaagd in de vorm van twee geprofi leerde mensengezichtjes. Om de 150 De Waterschans nr. 4 2001 Ajb.2. De heilige Petrus met een geklonken bril, fragment uit de predella [optrede waarop het altaar rust] van de St.-Jakobs-Kirche in Rothenburg ob der Tauber, 1466 (Foto: Kunstverlag Edmund von König, Dielheim). ogen aan te geven zijn kleine gaatjes ingeboord, evenals bij de overgang van de pootjes naar de cirkelvor mige montuurgedeelten. De glazen zaten in het montuur geklemd door middel van zorgvuldig uitgeholde sleufjes. Om de glazen stevig in te kunnen klemmen werden de beide montuurhelften doorgezaagd, voor zien van inkepingen en na plaatsing van de lenzen met dunne draadjes weer strak aan elkaar gebonden. De glazen zelf verkeerden in erbanne- ïijke toestand. Door eeuwenlang verblijf in de zuurstofrijke bodem was het glas ernstig aangetast, ge schilferd en zwart verkleurd. Bij aan raking met water vielen de randen er direct af; later kon dit hersteld worden. Glas werd in de late 14de en 15de eeuw veivaardigd in verschil lende productiecentra. Om het smeltpunt van silicium (zand) te ver lagen voegde men kaliumzout (po- tas) toe, dat verkregen werd door het branden van loof en schors. Door het hoge ijzergehalte leverde dit een groen getint glas op, zogenaamd "woudglas", dat vooral uit Duitsland en de Maasstreek kwam. Engelse en Franse ateliers gebruikten potas van verbrande varens, dat honingkleurig of heel lichtgroen glas tot gevolg had. Venetiaanse glasmakers maak ten kleurloos glas door toevoeging van natriumzout (soda) uit verbrand zeewier. Onze brillenglazen zijn waarschijnlijk van varenglas ge maakt. Helaas is glas een weinig sta biel materiaal, dat vanwege de on reinheden in het fabricageproces en door de inwerking van zuren com pleet uiteen kan vallen in de bo dem. De oorsprong van de bril Het woord bril is afgeleid van "be ril", een kristallijn mineraal, waaruit al sinds de Klassieke Oudheid ste nen werden geslepen, die aan een kant plat en aan de andere kant bol waren. Deze leesstenen schoof men over de te lezen tekst zodat de let ters vergroot werden. De volgende stap was het maken van een lees- steen van kleurloos glas en vervol gens van een lens in een montuur, die als een vergrootglas boven de tekst gehouden kon worden. Deze ontwikkeling vond plaats in de 13de eeuw in Venetië, het glasblazerscen trum bij uitstek. In de raadsbesluiten van die stad van 1300 staat vernield dat de glasmakers geen "glazen voor de ogen" of leesstenen mochten maken van wit glas, ter vervanging van kristal (kleurloos glas) op straffe van een boete. Dit betekent dat er al ruim voor die tijd brillen werden ge maakt. Het gilde van brillenmakers bestond al in 1320. Het maken van kristal was dennate beschennd, dat het voor de glasblazers onmogelijk was om uit Venetië weg te gaan. Wie toch in het geheim vertrok, kon re kenen op een achtervolging door huurmoordenaars. Het gebruik van de leesbril beperkte zich aanvankelijk voornamelijk tot de kloosters. Daar kregen inventieve monniken het maken van kristallen lenzen echter al snel onder de knie. Omstreeks 1300 werden er in di verse dominicanenkloosters in Noord-Italië reeds brillen gemaakt. Door de internationale handelscon tacten bereikte de bril in de 14de eeuw de landen ten noorden van de Alpen. Met het product volgde ook het ambacht. Al in de vroege 14de eeuw waren er brillenmakers werk zaam in Vlaanderen. In korte tijd raakte de techniek verspreid over di verse landen, evenals het gebruik van de bril, hetgeen niet alleen door de bloei van de fijnere handwerken maar ook door de uitvinding van de boekdrukkunst omstreeks het mid den van de 15de eeuw enonn gesti muleerd werd. Aanvankelijk lukte het alleen om bolle brillenglazen te maken als hulp bij de typische ou derdomskwaal verziendheid. Pas sinds de late 15de eeuw konden ook holle lenzen geslepen worden voor bijzienden (2). Brillen uit opgravingen Lange tijd waren de oudste brillen alleen bekend van afbeeldingen, waarvan de vroegste dateert uit 1352: kardinaal Hugo de Provence met bril, geschilderd doorTommaso da Modena in een klooster bij Ve netië. De afgebeelde brillen zijn steeds geklonken brillen van het "Bergse" type, die op de neus ge klemd staan of met de hand worden vastgehouden. Pas door archeolo gisch onderzoek na de Tweede We reldoorlog beschikken we over der gelijke oude brillen. In 1953 vond men, tijdens de restauratie van een houten koorvloer in de kloosterkerk van Wienhausen in Duitsland, di verse objecten die de kloosterlingen in de loop der jaren tussen de plan ken hadden laten vallen. Er werden vier complete geklonken brillen van hout, inclusief de lenzen, en negen brilfragmenten geteld (3). Een op- 151

Periodieken

De Waterschans | 2001 | | pagina 4