154 m ui na ui |g, 155 De Waterschans nr. 4 2001 het oosten en noorden, breidden de Xhosa's, een Bantoestam van veeboeren, hun gebied uit in weste lijke richting. Ryk wordt gouverneur Dit was de wereld waarmee Ryk Tulbagh in 1715 kennismaakte. Hij volgde er de loopbaan van een ad ministratief ambtenaar en bracht het zelfs tot gouverneur, het hoog ste ambt dat in de Kaapkolonie be stond. Boven hem stond de gouver neur-generaal van Indie die in Ba tavia, het huidige Jakarta, zetelde, maar die zag hij alleen als de man terug naar Holland reisde of zich op weg naar Oost-Indië bevond. Het beleid werd vooral bepaald door het VOC-bestuur in de Repu bliek. Boven dat bestuur stonden dan nog de Staten-Generaal. In 1751 trad gouverneur Hendrik Swellengrebel af, omdat hij terug naar Holland wilde. Hij was de eer ste Afrikaner die het tot gouverneur bracht. Een Afrikaner was een blanke die in Zuid-Afrika was gebo ren. In de ogen van de andere blan ken stonden ze qua beschaving een trapje lager. Met instemming van de VOC mocht Swellengrebel het waren tegen de gevreesde ziekte. Zo kwam men op de gedachte om hal verwege de reis een verversingssta tion op te richten. Het was de scheepsdokter Jan van Riebeeck die in 1652 om die reden een ne derzetting stichtte aan de Tafelbaai bij Kaap de Goede Hoop. Omdat de plaatselijke bevolking, de Bos jesmannen, geen notie had van landbouw, moest de VOC wel met immigranten gaan werken. De maatschappij trok vrijwilligers aan: Hollanders, Duitsers en na 1685 ook hugenoten calvinisten) uit Frankrijk. Die deden aan akker bouw en tuinbouw en kochten of ruilden vee van de Hottentotten, een bevolkingsgroep die van vee teelt leefde.. Aanvankelijk waren het dienaren van de Compagnie, die zich aan de Kaap vestigden. La ter mochten meerderen van hen als vrije boeren een eigen bedrijf be ginnen. Absoluut vrij waren die dan weer niet, want ze moesten hun groenten, fruit, graan, vlees en wijn aan de VOC verkopen. Wat ze no dig hadden, mochten ze alleen van de VOC betrekken en dit alles te gen prijzen die de ambtenaren van de VOC bepaalden. Voor het werk op de bedrijven werden slaven in gevoerd vanuit Angola, Madagascar en de Guineekust. Geleidelijk groeide de nederzetting en ont stonden er botsingen en oorlogen met de inboorlingen. Terwijl de blanken hun grens opschoven naar Afb.3. Voorbeeld van een Kaaps landhuis. AJb.4. Gezicht op Kaapstad in 1763. De Waterschans nr. 4 2001 gezag overdragen aan Ryk Tulbagh. Die werd nog hetzelfde jaar beë digd als gouverneur van De Kaap. Drie jaar later werd hij extraordina- ris, dat wil zeggen lid van de Raad van Indië. Die raad zetelde in Bata via, dus ver weg. Daardoor was de nieuwe waardigheid niet veel meer dan een eretitel. Onder de belang rijke gasten die de Kaap bezochten en op het Kasteel voor korte of lan gere tijd verbleven, waren de En gelse staatsman Robert Clive (1725-1774), grondlegger van het Britse koloniale rijk in Voor-Indië, de ontdekkingsreiziger James Cook (1728-1779) en de Franse auteur Bernardin De Saint Pierre (1737-1814). Tulbagh bleek een voortreffelijk bestuurder te zijn, een man met hart voor het volk. Hij was eerlijk en oprecht, een zeldzame ei genschap bij dienaren van de VOC. Dat was een handelsmaatschappij die speciaal oog had voor hoge winsten en stijgende koersen. In dat opzicht had ze in Tulbagh niet zo'n ideale medewerker, want het welzijn van zijn mensen stond bij hem bovenaan. Zijn populariteit groeide en al gauw kreeg hij de bij naam 'vader'. Ook de slaven von- den in hem een beschermer. Hij was de man die het slavenrecht zwart op wit vastlegde. Zo waren die niet langer overgeleverd aan het gewoonterecht, dat zo gemakkelijk tot willekeur leidde. Tulbagh stimu leerde ook de ontwikkeling van het volk en hij organiseerde volksfees ten op het kasteel en in de tuinen rondom. Voorts experimenteerde hij met nieuwe planten uit Neder land en Oost-Indië. De 'Botanical Gardens', nog altijd wereldbe roemd, zijn een initiatief van hem. David van Rooyen, professor in de botanie aan de Leidse universiteit, verraste hij met een uitgelezen collectie planten. Er kwamen op leidingen voor leerkrachten, verple gers en andere beroepen. Daarvoor wierf hij docenten en instructeurs uit het moederland. Om te voor zien in het tekort aan vrouwen, liet hij de VOC weesmeisjes werven voor de Kaap. Toen Lodewijk XIV de hugenoten dwong om katholiek te worden en velen van hen liever emigreerden dan hun geloof verza ken, werden zij niet alleen in Prui sen en de Republiek, maar ook in de Kaapkolonie met open armen ontvangen. Wat opvalt is dat de hu genoten van de Kaap zich zo snel aan de bevolking aanpasten, terwijl ze in de Republiek en Pruisen nog eeuwenlang een aparte groep ble ven vormen en bijvoorbeeld vast hielden aan de Franse taal in hun eigen kerken, de zogenaamde Waalse kerken. In 1756 telde de ko lonie circa 6.000 vrije burgers en ongeveer evenveel slaven. Bij de vrije burgers moet men nog onder scheid maken tussen VOC -die- naren en zelfstandige burgers. Ook tussen deze twee groepen van blanken bestonden er spanningen, omdat de VOC aan haar dienaren privileges placht te schenken. Op verkenning In 1752 ankerde het Franse schip 'Le Nécessaire' in de Algoabaai aan de zuidkust. Negen matrozen wil den met een sloep water halen op het vasteland. De sloep kapseisde door een hoge golf en zonk. De drenkelingen zagen geen kans om terug aan boord te komen. Ze be reikten wel de kust, maar werden daar aan hun lot overgelaten. Ze besloten om naar het westen te lo pen. Het werd een barre tocht. Ze ven matrozen kwamen daarbij om het leven. De twee anderen hadden geluk, want juist in dat jaar stuurde Tulbagh een expeditie uit in ooste lijke richting om de kust te verken nen. Leider van de groep was Friedrich Beutler, een ambtenaar van de VOC. Beutler hield een dagboek bij waarin hij de kustlijn nauwkeurig beschreef. Met zijn mannen ontmoette hij de twee overlevenden van de gestrande sloep. Hij naam hen mee naar de Kaap. De notities van Beutler kwa men terecht bij Joseph de Grand- père, secretaris van de Politieke Raad van de Kaap. Zo beschikte de VOC over een waardevolle be schrijving van de kuststreek tussen Port Elisabeth en de Mosselbaai. De twee overlevenden van de ramp in de Algoabaai scheepten zich in op de 'Maréchal de Saxe' en kwa men terecht op het eiland Mauri tius. De achttiende eeuw is rijk aan ontdekkingsreizen, ook in Zuid- Afrika. Onder Ryk Tulbagh trokken avonturiers vanuit Kaapstad naar het noorden en oosten om het land te verkennen. Op 1 april 1751 arriveerde vanuit het oosten het schip 'Le Glorieux'. Aan boord be vond zich Louis Abbé de la Caille (1713-1762). Hij was lid van de Pa- rijse Koninklijke Academie voor Kunsten en Wetenschappen en zou even blijven om astronomische ob servaties te verrichten. Ook maakte hij cartografische tekeningen van de omgeving van de Kaap. Zijn kaarten gaan door voor de beste en ze worden nog altijd geraadpleegd. Een zekere Jean Baptiste Nicolas Denis Après de Manevillette droeg hem op de scheepsroutes tussen de Saldanhabaai (ten noordwesten van Kaapstad) en Formosa (thans Taiwan) in kaart te brengen. Abbé en Manevillette werden door Tul bagh officieel ontvangen. Eerst genoemde mocht zelfs een obser vatorium bouwen om ook de ster renhemel te verkennen. Hij ont dekte nieuwe sterren en wist aan de hand van hun lichtsterkte te bepa len hoe ver ze van ons verwijderd zijn. 'Observatory' is nog altijd de naam van een van de voorsteden van Kaapstad. De schrijver Ber nardin de Saint Pierre, genie-offi cier in het Franse leger, erfde van zijn vader een fortuin. Hij besloot een wereldreis te gaan maken en scheepte zich in op de boot 'La Normandie'. Het schip verging in een storm in de buurt van Kaap de Goede Hoop, maar Bernardin wist

Periodieken

De Waterschans | 2001 | | pagina 6