De Waterschans nr. l 2002 Afb. 7. Brief van burgemeester dr. W. de Vlugt van Amsterdam aan Janus Dingemans 15 oktober 1940. Amsterdam,15 October 1940. Zeer geachte Heer Dingemans, Zooals mij schreef, hebben drie Amsterdamsche smeden, de Heeren Spaan, Stakebrand en U, het initiatief genomen een aantal jongelieden tot vakbe kwame smeden op te leiden. U staat daarbij voor de moeilijkheid, objecten te vinden, welke weinig mate riaal vereischen, maar niettemin geschikte oefenstof bieden. Voorloopig zijt Gij hierin geslaagd, door de kunstig gesmede hekken van het Vondelpark, die dringend herstel behoeven, onder handen te nemen.Benige; jongelieden zijn reeds aan den arbeid. Of dit werk mijn sympathie heeft? Mijn volle sympathie. Immers Gij geeft jonge lieden gelegenheid een vak te leeren, hen te vormen tot goede vaklieden, tot menschen, die hun vak grondig verstaan, tot mannen, die van "aanpakken" weten, die niet slechts theorethisch, maar vooral ook practisch AAN den Heer A.J. Dingemans, Overtoom 327 Amsterdam - V/est. een ken is aan Beae -ten einde Aaaï^n An+; VS ia°odl& .vytiftS' B ik „3 van hoognek he* ,e, gevoelens school houdt geen genoegzame voe- lig [sic] met de practijk en kan dat ook niet. Het aanleeren van een vak eischt langer tijd en meer lichamelijke ont wikkeling, dan waarover school en leerling beschikken. De leerstof der school is dan ook te zeer beperkt en verdere opleiding in de werkplaats is absoluut noodzake lijk De ambachtsschool levert diensvol gens geen "werklieden" aan de maatschappij, doch slechts gevor derde "leerlingen"; het hangt verder van de werkplaats af of, en hoe die leerlingen zich tot vaklieden zullen ontwikkelen. Gedurende den leertijd op de school verrichten leerling en leer meester geen arbeid, die rechtstreeks aan de productie ten goede komt en: "Dat een goede werkplaats opleiding aan alle te stellen eischen voldoet, blijkt wel uit het feit, dat een groot deel der vakleeraren aan de ambachtsscholen uitsluitend in de werkplaats hun opleiding genoten. Alle vakleeraren hebben in de werk plaats hun opleiding voltooid".25 Dit laatste geldt ook voor Dingemans: hij leerde zijn vak in de praktijk In 1921 behaalt hij de "Akte Middel baar Onderwijs in het rechtlijnig, smids- en werktuigkundig teeke nen".26 Hoe Dingemans de aan leiding tot en het behalen van deze akte relativeert, blijkt uit uitlatingen hieromtrent in brieven. Aan Janus Disco schrijft hij op 24 mei 1921 "Hiennede vemil ik den treurigen plicht jelui mede te deelen dat ik in een eigenaardig stadium van krank zinnigheid verkeer. Na alle ruzie en gedonder over vakopleiding al of niet met opmerkingen over onbe voegdheid aan myn adres ben ik nl besloten om examen te gaan doen. Niet lachen! En nu ben ik opgeroe pen om vanaf 26 Mei as te gaan hangen overeen teekenplank te Rot terdam en een lesje op te zeggen over arbeids- en krachtwerktuigen" Uit een doorslag van een brief van 12 juli 1921 gericht aan dr. J. van Beurden te Heeswijk blijkt dezelfde relativering. "Ik heb hier en daar nog al eens last by het bespreken van vakopleidingszaken met menschen die meenen dat de bevoegdheid om daarover te spreken in een acte zit. Geen acte, geen verstand. Toen heb ik my opgegeven voor een acte MO teekenen en nu heb ik op myn ouden dag examen gedaan. Precies 1 8 I De Waterschans nr. l 2002 Afb. 9. Kunst- en Grofsmederij A.J. Din gemans te Amsterdam, circa 1909. Afb. 8. Kunst- en Grofsmederij A.J. Dingemans te Amsterdam, circa 1909. Zaken is benoemd, op als voorzitter van genoemde fractie.31 De hierboven besproken ideeën om trent opleiding in en uitoefening van het ambachtelijke vak krijgen, mede versterkt door de crisistijd, een poli tieke uitwerking. In november 1938 lanceert Dingemans een plan voor jonge werklozen en de achterlig gende gedachte verwoordt hij als volgt: "Werk verschaffen, dat is de oplossing van het werkloozenvraag- stuk, en zóó werk verschaffen, dat de industrie de beschikking krijgt over vakbekwame werklieden; dat is de oplossing voor de toekomst".32 Dingemans is met zijn plan een te genstander van de tewerkstelling van jongeren in de Centrale Werkplaats te Amsterdam. De jongeren zouden daar te weinig praktisch worden op geleid. De invulling van zijn plan ziet Dingemans als volgt: "De beste ma nier om den jongens 'n vak te leeren is: ze opnemen in een gewoon be drijf, met name in de middel- en kleinmiddelbedrijven, die volkomen in staat zijn hen op te nemen. Daar kunnen de leerlingen den arbeid in al zijn geledingen leeren kennen, niet alleen op een enkel onderdeel en op theoretische wijze, maar prac tisch, met een deskundig patroon, die ze controleert".33 Actueel klinkt de uitspraak: "Is het geen dwaasheid, dat er voortdurend geschoold personeel gevraagd wordt en dat aan die vraag niet voldaan kan worden, terwijl er anderzijds duizenden nutteloos rondloopen? Hier kan wat gebeuren en hier moet wat gebeuren".34 zooals ik dacht. Voor de wiskundige vakken heb ik alle vrystellingen welke er met mogelykheid te halen waren. Cyfer 9. Voorkennis van het smidsvak heb ik 5, byna voldoende. De examinator heb ik een nul toe gedacht. Hy had een paar vragen uit het door my zelf geschreven Hand boek voor smeden en hy begreep ze niet eens. Ik zal dus nog een beetje moeten leeren hoe men smeden moet om een goed en verstandig mensch te worden. Gelukkig heb ik myn werktuigkunde beter in over eenstemming met de meening van examinatoren gemaakt en zoo werd smids- en wertuigkunde [sic] samen nog een 7. En zoo ben ik nu leeraar. Als ik nu maar niet per abuis myn hersens in de kast leg en met myn akte wil denken". Met dit diploma krijgt hij op 1 janu ari 1922 een aanstelling als "leeraar Smidsteekenen en Materialenken- nis" aan de R.K. Avond-vak- teekenschool te Amsterdam.27 Nog in 1941 - het jaar van zijn overlijden - verschijnt een interview met hem over het smidsvak met de titel "Leer een vak!" in de publicatie De glorie van het ambacht van J.B.Th. Spaan te Amsterdam.28 In juni 1931 wordt Dingemans lid van de Amsterdamse gemeenteraad voor de R.K. Raadsfractie.29 Naar aanleiding van zijn verkiezing tot raadslid verschijnt een artikel van zijn hand in De Tijd van 23 juni 1931. In dit artikel zet hij zijn politieke doelstellingen uiteen. Onderwerpen waarvoor hij zich hard wil maken zijn: ondersteuning van de werkelijk zwakkeren in de maatschappij, het bevorderen van het particulier initia tief met name wat de woningbouw betreft, het bevorderen van de han del en de industrie door middel van een ruim te voeren beleid door de gemeente, en een behoorlijke oplei ding voor de arbeiders.30 In juni 1937 volgt hij prof. mr. CP.M. Romme, die tot minister van Sociale DE BURGEMEESTER VAN AMSTERDAM .,e vakli^ 1

Periodieken

De Waterschans | 2002 | | pagina 10