Over het vtrouwlyck doen bewaren van den stroom
De Waterschans nr. I 2002
De Waterschans nr. l 2002
De acties van de Zeeuwse Admiraliteit op de Westerschelde,
tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog in de jaren 1744-1748
5 5
C. J. Asselbergs (1869-1949).
de gevechten bij Sannaspos water uit
de rivier de Koringspaiit te drinken
is hij besmet geraakt met een vims.
Na enige tijd openbaarde zich bij
hem "Enteric Fever". Als hij na zijn
herstel toch weer naar de Boeren wil
gaan. wordt hij door zijn meerderen
naar Nederland teruggeroepen. In
Nederland vervolgt hij zijn studies
aan de Hogere Krijgsschool. Intus
sen schrijft hij samen met Ram en
Thomson een uitgebreid verslag
over het eerste deel van de Engelse-
Boerenoorlog. Hij is daar drie jaar,
onder strikte geheimhouding, mee
bezig geweest. Dit rapport bevindt
zich thans in het Rijksarchief te Den
Haag. Na voltooiing van zijn krijgs-
studies wil hij weer terug naar Ne-
derlands-Indië, maar hij wordt ech
ter afgekeurd. Zijn ziekte in Zuid-
Afrika heeft de bloedvaten van zijn
linkerbeen aangetast. Hij zou daar
zijn verdere leven last van blijven
houden. Op grond van de uitslag
van de keuringscommissie is aan
hem, zoals uit de staat van dienst
blijkt, een jaar lang verlof toegekend.
In het daaropvolgend jaar heeft hij
een post bij het ministerie van Bui
tenlandse Zaken bekleed. De toen
malige minister, baron Van Lynden,
bood hem een positie aan op het
departement van Afrikaanse aange
legenheden. Hij aanvaardde dit
voorlopig al was hij bezig een an
dere loopbaan op te bouwen en wel
in de techniek. Hij is aan een uitge
breide zelfstudie begonnen, bijge
staan door zijn jongere broers die
aan de Technische Hogeschool in
Delft gestudeerd hadden.
Overgang naar bedrijfsleven
Op 1 juli 1904 wordt hij eervol uit
militaire dienst ontslagen. Hij heeft
dan intussen de rang van kapitein
bereikt. In hetzelfde jaar wordt hij
door zijn broer Cornelius Maria As
selbergs in het in 1900 opgerichte
bedrijf "Asselbergs Nachenius"
(technische handelsonderneming) te
Breda opgenomen. Omstreeks 1908
wordt Cornelius Maria Asselbergs
directeur van suikerfabriek "Wit-
touck" te Breda. Omdat deze zich
toen minder met de eigen onderne
ming kon bemoeien, neemt Carolus
Johannes de leiding van "Asselbergs
Nachenius" van zijn broer over.
Het bedrijf zou onder zijn bewind
uitgroeien naar 70 man personeel.
Hij heeft zich vooral toegelegd op
het bouwen van stookinstallaties
voor suikerfabrieken. Het geluk heeft
hem toegelachen, want juist in deze
tijd maakt de beetwortelindustrie in
Noord-Brabant een grote vlucht. Dat
hij, reeds ver in de dertig toch nog
een heel nieuw bestaan kon opbou
wen en daarvan een succes kon ma
ken, zegt veel over zijn karakter en
doorzettingsvennogen. Ook heeft hij
op technisch gebied naam verwor
ven. Op uitnodiging van Delftse pro
fessoren heeft hij twee lezingen ge
houden respectievelijk over stook-
techniek en de suikerindustrie, voor
de Delftse universiteitsvereniging
"Leeghwater". Later is hij samen met
twee andere professoren erelid van
deze vereniging geworden. Om
streeks 1944 wordt Carolus Johan
nes tot president-commissaris van
Asselbergs Nachenius benoemd.
Zijn militaire loopbaan kon hij ech
ter niet helemaal van zich afschud
den. In 1918 treedt hij als vendel
commandant toe tot de Burger
wacht in zijn woonplaats Breda. La
ter wordt hij in het bestuur opgeno
men en staat hij aan het hoofd van
de economische dienst van deze or
ganisatie. Hij bracht dertien afdelin
gen tot stand, waardoor gezorgd zou
worden voor zoveel mogelijk nor
maal functioneren van het maat
schappelijk leven wanneer door sta
kingen, oorlog enz. de normale dien
sten zouden uitvallen. Door zijn
werk bij de Burgerwacht werd Assel
bergs ook ingeschakeld bij de voor
bereiding van de Bredase evacuatie
in 1940. Hij had toen de leiding over
een groep van 25.000 inwoners die
via Hoogstraten geëvacueerd moest
worden. De heer Meeus ging met
een gelijk aantal mensen via Zundert
de stad uit. Over zijn illegale werk in
oorlogstijd sprak Asselbergs niet
vaak. Hij liet de eer aan zijn zoons
en kleinzoons. Tijdens de oorlog
vonden in zijn huis te Breda ont
snapte gevangenen uit Schevenin-
gen onderdak. Ook anderen die
richting Zwitserland, Spanje en Por
tugal hun vrijheid tegemoet wilden
gaan klopten niet vergeefs aan voor
hulp. Hijzelf echter blijft niet ge
spaard van oorlogsleed. In 1945 be
reikt hem het bericht, dat twee van
zijn zonen zijn omgekomen. Gerard
Anton 35 jaar oud in Birma (spoor
weg) en Petrus Anna Gerardus 51
jaar oud in Indonesië. Na de bevrij
ding werd Asselbergs gedelegeerd lid
van de Economische Raad bij het
Militair Gezag, belast met de con
trole van de industriële werkzaam
heid in Breda en omgeving. Ook het
voonualig Nederlands Indië blijft
zijn interesse houden. Men verzocht
hem een comité "Nederland helpt
Indië" op te richten voor hulp aan
repatrianten uit Indië. Hij werd te
vens voorzitter van het comité
"Handhaving Rijkseenheid". Toen
het werk van de twee laatstge
noemde organisaties begon af te ne
men, kon hij zich helemaal geven
voor de stichting "Pelita", welke hulp
verleent aan de Nederlands-Indi
sche gemeenschap. Hij was gedu
rende twintig jaar voorzitter van
voetbalclub NA.C. en voor die ver
dienste uitgeroepen tot erevoorzitter.
Jarenlang is hij voorzitter geweest
van de Nederlandse Maatschappij
voor Nijverheid en Handel afdeling
Breda en directeur van deze maat
schappij te Amsterdam.
Op 11 december 1949, komt er een
einde aan zijn welbesteed leven. Ca
rolus Johannes Asselbergs was ere
burger van de stad Breda en Ridder
in de Orde van Oranje Nassau.
Noten:
1GAB. Geboorteakte: 66 d.d. 30-03-1869.
(2) GAB. Huwelijksakte: 10 d.d. 06-04-1891.
(3) ln het Rijksarchief te Den Haag liggen
zijn originele dagboeken.
Artikel over CJ. Asselbergs in de Chriti-
aan de Wet Annale, Nummer 5 oktober
1978.
Artikel in de Bredase Courant van maan
dag 12 december 1949 naar aanleiding
van het overlijden CJAsselbergs.
Genealogie familie Asselberg(h)s:
http://www.geneaweb.org/assel209
Foto ter beschikking gesteld door FA As
selbergs, Breda.
54
(naar Valerius)
J, Sinke
JÉ®
AJb.l. akaarte van de Rillandse en Batse Schorren; b: D.W.C. Hattinga, 1748; c: 39 x
44 cm, noorden boven; d: 1:27.000; e: Atlas van Zeeland, deel 3, no. 5 (Rijksarchief in
Zeeland, Middelburg); f: veivolg van titel: leggende aan het eijnde van Zuydbeveland,
en Slikken tot de Brabantse vaste Wal, benevens de Rand van Braband, als ook de
slikken van Saeftingen en het Eylandtie van Schorren bij de lantaren van Saeftingen,
alles soo als sig vertoont bij laag water, mitsgaders de legging der Vloot voor Saeftin
gen, opgenomen en voltrokken door mij onderschreven Ingenieur in Zuijdtbeveland
Den 5 maart 1748'.
De kaart heeft een dekoratieve rand. In de kaart valt de aanduiding van 2 schepen
van 'Hoekers'op; daarnaast is aangegeven hoeveel voet water in de geulen blijft staan
of dat ze droog lopen.
In het Algemeen Rijksarchief worden van dezelfde kaart nog drie exemplaren bewaard
(Genie-archief, situatiekaarten Sla, Slb en Hingman 4504). Bovendien bevindt zich
daar een ongekleurd exemplaar dat de indruk geeft een voorstudie voor deze kaart te
zijn (Hingman 2841). De Rillandse en Batse schorren komen ook voor als inzet op de
grote kaart van Zuid-Beveland uit 1748 (Hingman 2839).
De Oostenrijkse Successieoorlog
1740-1748
De acties tegen Zeeuws-Vlaande-
ren en Bergen op Zoom, zoals ver
meld in de 'Kroniek van De
Roovere' (blz.42) vormen de alge
mene achtergrond.
De militaire acties: de strijd om de
Schelde
In 1622 mislukte de grote aanval
van Spinola op Bergen op Zoom,
voornamelijk doordat de Staten
van Holland en Zeeland er in
slaagden de controle over de Schel
de te behouden. In 1628 kwam ge
lijktijdig met de uitbreiding der ver
sterkingen in het grensgebied van
Zeeuws-Vlaanderen de aanleg van
de fortenlinie aan de rugzijde van
Bergen op Zoom tot stand. Lö-
wenthal veroverde in 1747 eerst de
zuidelijke oever van de Schelde en
wendde zich daarna naar het noor
den voor de aanval op de stad met
de sleutelpositie: Bergen op Zoom.
Een verkenning!
In het verleden was het gedurende
lange tijd steeds hetzelfde verhaal:
de Zeeuwse stromen vormden de
toegang naar het hart van het ge
west Holland. In de veertiger jaren
van de 18de eeuw was dat niet an
ders. Prins Willem IV liet dit als
kersverse stadhouder in 1747 door
zijn admiraal Schrijver uitstekend
verwoorden in diens:
Advies aan den Hoogedelen Krijgs
raad, aangaande de praecautiën die
genomen dienen te worden tegen alle
vijandelijke ondernemingen op de
provincie van Zeelandt en verwlgens
op de provincie Holland'.
Hij stelde daarin voor de rivier de
Schelde met de bouw van een
tweetal forten af te grendelen, zoals
de koning van Portugal dit langs de
Taag bij Lissabon gedaan had. Een
halfjaar later, in april 1748, zou de
admiraal de effectiviteit van een
dergelijke maatregel aan den lijve
ondervinden. Onder aan zijn advies
schreef hij:
Dringende er op aan dat men toch
wel zorgen zou voor het behoud der
gemeenschap tussen Holland en
Zeelandt, waarvan de stad Tliolen de
sleutel was, daar bij het afsnijden van
die gemeenschap den Staat in laatst
genoemde provincie ten eenenmale
van het nodige onderhoud zou be
roofd en krachteloos worden, dat
T vW i:
jc t~e x.stsxv(ïf vi