De Waterschans nr. 1 2002 De Waterschans nr. l 2002 fcTV'%' Afb.2. Portret van Comelis Schrijver (1688-1768) door J.M. Quinthard, 1736. West-fries Museum, Hoorn. Zeelandt in de eerste plaats zou ver loren gaan en Holland daarna groot, ja zeer groot gevaar zou lopen, ins gelijks voor de overmacht der Fran- schen te moeten bukkenW). Ondertekend in 's lands Jagt, lig gende ten anker voor Saftingen, den 25ste oktober 1747. Het eerste fort, dat op een plaats genaamd 'de Wapenstellen'(2) was gedacht, is nooit aangelegd, omdat kort daarna de Vrede van Aken tot stand kwam (1748). De suggestie van de admiraal om een fort bij Bath te bouwen werd, overigens wel ettelijke decennia later, wél ge realiseerd. Deze vesting zou op 4 september 1809 nog geschiedenis maken, toen de generaal Cort Hey- ligers vanuit West-Brabant de te genaanval op de Engelsen in Zee land opende. Met 80 karabiniers ondernam hij een uiterst gevaar volle tocht dwars door de onder water gelopen schorren en bezette het inmiddels verlaten fort. Het voormelde advies van admiraal Schrijver over het belang van de verdediging van de rivieren in de delta is in 1996 nogmaals, bijna woordelijk, herhaald door Ir. W.BJ. Polman die namens de Stichting Menno van Coehoorn aan Rijks waterstaat schreef over het grote historische belang van het behoud van de linie van Steenbergen en het fort De Roovere. Hij stelde daarin het navolgende: 'In de hoofdopzet van de toenmalige landsdefensie speelde het behoud van Holland en Zeeland als kern van de verdediging eeuwenlang de hoofd rol. Daarbij was het behoud van de vesting Bergen op Zoom, de Linie van Steenbergen èn het veilig stellen van de verbindingen over het water van overwegende betekenis'O). In tijden daarvóór was het al niet anders, waarbij de voor de jonge Republiek zo succesvol verlopen slag in het Slaak in 1631 kan wor den venneld. Met de Zeeuwse over winning aldaar werd een einde ge maakt aan een soortgelijke dreiging door een Spaanse vloot. Over de Spaanse aanval op Bergen op Zoom in 1622 kon ik in mijn boek 'De Kroniek van De Roovere' vermelden: 'Dit eerste grote treffen tussen Mau- rits en Spinola na het Twaalfjarig Be stand eindigde met de aftocht van de Spanjaarden. Dit was ook te danken aan het feit dat de Staten van Zee land erin geslaagd waren de controle over de zeearmen te behouden'. Nu er momenteel veel aandacht is voor de eigen historie en vooral voor die van de directe omgeving, is het opmerkelijk dat de interesse vanuit het Zeeuwse voor de Franse acties in 1747 in West-Brabant ge ring blijft. Bergen op Zoom, haar fortengordel en de Linie van Steen bergen vormen voor de Zeeuwse delta blijkbaar een apart en onbe kend hoofdstuk. Maar eerlijk is eerlijk: ook in deze regio kijkt men amper over de grens met Zeeland. In de studies, die in 1997 ter gelegenheid van de herdenking van de Franse aanval zijn uitgebracht, eindigt de ge schiedschrijving meestal bij de Bra bantse oevers van de Schelde en de Eendracht. Toch laat bijvoorbeeld kaart-materiaal van Franse makelij uit die tijd, de mijns inziens duide lijk aanwezige relatie tussen Bergen op Zoom (met haar Steenbergse Linie) en Zeeland wèl zien. Ook deed het mij genoegen dat op een kaart in het documentatiecen trum van het Brabants Landschap op de Kraaienberg niet alleen de 'Craybergh' is aangegeven. Ook schetste men enkele oorlogssche pen in de vaargeulen van de Schel de, op geringe afstand van de West brabantse kust. De tekenaar heeft het in geschied kundige zin bij het rechte eind ge had, want het is bekend dat de Franse generaal graaf Waldemar von Löwenthal vanaf deze lokatie de omgeving heeft geïnspecteerd en daarbij ook een aantal schepen van de Republiek zag varen. Hij zou echter niet in staat geweest zijn om ze met zijn kanonvuur tot zin ken te brengen. Voorts vermeldt één (overigens minder betrouwbare) bron nog de hierna volgende uitspraak van deze graaf, die hij gedaan zou hebben op de avond van de verjaardag van de erf-stadhouder op 11 september. Op die dag, waarop al zijn belege ringsplannen mislukt leken, riep hij uit: 'Ik wil en zal de stad bemachtigen, al zou dat het halve leger van de Ko ning kosten; alle ijzeren kogels die wij op de vesting verschieten zullen door het rijke Zeeland in zilver uit betaald moeten worden!' (4). Uiteraard zijn er, naast de steun van de Zeeuwse marineofficier Van Kinschot, die met zijn geschut, scheepsconstabels en matrozen stond opgesteld in de versterking 'Kijk in de Pot', wel vormen van sa menwerking tussen Bergen op Zoom en Zeeland bekend. Zo kun nen wij lezen over weeskinderen die per schip naar veiliger oorden werden gebracht en over het aan voeren van voorraden naar en het afVoeren van de gewonden uit de stad. Ook het postverkeer tussen de achtergebleven burgers en hun vrienden en familie bleek, ondanks het beleg, toch via het water vrij on belemmerd door te gaan. Over correspondentie van overhe den en bevelhebbers in Zeeland met de stadsverdedigers, waaruit enige vorm van samenwerking blijkt, is tot op heden weinig be kend. Opnieuw blijken de onneem baar geachte vesting van Menno van Coehoorn (met als generaal der infanterie de 86-jarige Von Cronström) en de Zeeuwse Admi raliteit op haar Schelde in die jaren twee aparte wereldjes te zijn ge weest. Maar dan wel in een geheel verschillende staat van paraatheid. Aan de ene zijde de onneembaar J 5 6 geachte vestingstad met haarwater linie van Steenbergen en daar te genover de Westerschelde met een aantal nauwelijks bezette kleine fortjes en in het Zeeuws-Vlaamse de wat 'vergeten' vestingen met een bezetting op vredessterkte. Aan de mogelijkheid van een Franse aanval op de rivier werd to taal geen aandacht geschonken. In het vooijaar van 1745 werd deze il lusie wreed verstoord, een Franse invasie werd plotseling een moge lijkheid waarmee rekening diende te worden gehouden. Zeeland en de dreigende Franse inval Tijdens de Oostenrijkse Successie oorlog steunden de Staten-Gene- raal, na de nodige aarzelingen, kei zerin Maria Theresia van Oosten rijk en de Engelse koning George II. Dit gebeurde voornamelijk met financiële middelen. Men be schouwde zichzelf daannee niet in oorlog met Frankrijk en van laatst genoemde zijde werd dat ook aan vankelijk niet zodanig betwist dat het grondgebied van de Republiek werd aangevallen. Met de Hol landse handelsschepen op de we reldzeeën lag dat echter anders. Hollandse troepen in de zoge naamde Barrièresteden van de Oostenrijkse Nederlanden boden in de jaren 1744 en 1745 slechts in een enkel geval serieuze tegenstand tegen de Franse invallers. Veelal vroegen en kregen zij na een korte Franse belegering een eervolle af tocht en keerden met geringe ver liezen teaig in het vaderland. De Republiek nam in dit conflict lange tijd tegenover vriend èn vijand een tweeslachtige houding aan. Men trachtte zo de kool en de geit te sparen. Tot het vooijaar van 1747 wist de Republiek dit vol te hou den. Een Franse (bijna verontschul digende) oorlogsverklaring, onmid dellijk gevolgd door een Franse in val in Zeeuws Vlaanderen, stortte de Republiek ditmaal werkelijk in deze oorlog. In militair opzicht stond de Repu bliek beslist niet sterk In dit tweede stadhouderloze tijdperk (vanaf de dood van Koning-Stadhouder Wil lem III in 1702) waren door de in vloed van de regenten de kwaliteit en kwantiteit van het leger niet on aangetast gebleven. Ook op de we reldzeeën waren de militaire krachtsverhoudingen aanzienlijk gewijzigd. De marine van de Repu bliek was zonder meer zwak te noe men (5). Het gewest Zeeland nam binnen de Republiek in bepaalde opzichten toch wel een aparte plaats in. Te denken valt bij voorbeeld aan de specifieke handelscontacten, zoals de wolhandel met Schotland met haar vestiging in Veere. Ook de ha ven van Vlissingen herbergde vaak Engelse handelsschepen. De banden met het Huis van Oranje waren in Zeeland wellicht beter bewaard gebleven dan in sommige andere gewesten. Mede omdat dit Huis al van oudsher markiezaatsrechten bezat in Veere en Vlissingen. Het was ook de bur gerij van Veere die in 1747 de op stand tegen het regentenbewind in de Republiek opstartte, waardoor de Staten van Zeeland als eersten al op 24 april van dat jaar het stad houderschap in ere herstelden. Prins Willem Karei Hendrik Friso, stamhouder van het Huis Nassau- Diez, werd als stadhouder Willem IV erkend en tevens tot kapitein-ge neraal en admiraal benoemd en wel: 'Met zodanige macht en gezag en voorrechten ten genoegen van ge noemde Prince en tot welzijn van den Staat en bijzonderlijk Zeeland, best en oirbaar zou worden geoordeeld'. Spijtig genoeg was de situatie van de in Zeeland voorhanden militaire middelen allesbehalve florissant. Ook de Zeeuwse Admiraliteit had tijdens dat stadhouderloze tijdperk zware tijden gekend. Zo was er des tijds een zeeoorlog tussen Enge land en Frankrijk aan de gang. waarin de Hollandse en zelfs de Zeeuwse schepen, die hun Engelse bondgenoot hielpen, niet werden gespaard. Voorts had het gewest Zeeland grote handelsbelangen in West-In- dië, die werden betwist door de Franse bondgenoot Spanje. Ook Spaanse oorlogsschepen be laagden regelmatig de koopvaar ders uit Middelburg, Veere en Vlis singen. In de kaapvaart gold alleen maar het recht van de sterkste. Met name Algiers en Duinkerken bezorgden alle admiraliteiten van de Repu bliek vaak last, dus ook de Zeeuwse. Zo werd bijvoorbeeld de macht van de Bey van Algiers op zee zo groot geacht, dat één drei gement van hem, om het destijds gesloten niet-aanvalsverdrag eenzij- Afb.3. 1784. 'de Stad Veere bij den Hont te zien'. Met titel en wapen der stad on deraan, rechts onderaan gemerkt: I. Ko- pergrav. Door KF. Bendoip, naar diens teekening (no 1006), 1784, met adres van W. Holtrop, te Amsterdam, h. 24.5 cm., br. 31.2 cm. (Zeeuws Archief2002, II 1007). 5 7 - JSS> I I 'i

Periodieken

De Waterschans | 2002 | | pagina 29