Archeologisch onderzoek naar de resten van het VERDWENEN FORT MOERMONT De Waterschans nr. 1 2002 Marco Vermunt In 1992 was Nederland een van de ondertekenaars van het zoge naamde Verdrag van Malta, waarin de Europese landen gezamenlijk streven naar behoud van archeolo gische vindplaatsen als een van de belangrijkste bronnen van ons geza menlijk cultureel erfgoed. Neder land verplichtte zich daarmee om zorg te dragen voor behoud en be scherming van het eigen bodemar chief, iets wat niet eenvoudig is in dit druk bevolkte land waar haast elke vierkante meter omgeploegd wordt voor wonen, werken en ver keer. In de tien jaren sinds de on dertekening werd gaandeweg steeds meer rekening gehouden met ar cheologische vindplaatsen in Ne derland. Rijk, provincies en gemeen ten onderkenden het belang van de archeologie en lieten archeologen onderzoek uitvoeren. Dit verschilde echter wel van plaats tot plaats: al naar gelang de betrokkenheid en de interesse van lokale bestuurders kon het gebeuren dat in de ene stad een ploeg van archeologen opgroef ter wijl in de andere het bodemarchief ongezien in de puincontainer ver dween. Bovendien kost opgraven geld en daarbij wint het economi sche belang het meestal van het cul turele. Aan deze willekeur komt bin nenkort een einde, wanneer de in tenties van Malta omgezet worden in een landelijke wetgeving. Een wij ziging van de Monumentenwet zal tot gevolg hebben dat elke ge meente voortaan rekening moet gaan houden met de archeologi sche waarden op haar grondgebied. Voor alle grondwerkzaamheden op terreinen waar archeologische res ten verwacht kunnen worden, zal een aparte vergunning nodig zijn. Het streven is om vindplaatsen zo veel mogelijk te ontzien, bijvoor beeld door aanpassing van het bouwplan, en alleen als het niet an ders kan, ze op te graven. Een ander gevolg van Malta is ook dat, analoog AJb.l. Luchtfoto van het veilingterrein beginjaren '60 (Foto 54857, KLM Aerocarto, Arnhem). aan de milieuwet, de ontwikkelaar van een terrein zelf het archeologi sche vooronderzoek en de eventu ele vervolgopgraving zal moeten be kostigen. Voor een goed functione ren van de nieuwe archeologie-re- gelgeving is het van het grootste be lang dat elke gemeente op de hoogte is van haar eigen bodemar chief. Ze zal hiervan in samenwer king met de provinciale overheid een nauwkeurige inventarisatie moeten maken. Of de nieuwe wet en het vergunningenstelsel ook naar tevredenheid zullen werken, moet in de komende jaren duidelijk gaan worden. Een voorbeeld van een tenein met een archeologische waarde is in Bergen op Zoom het voormalige veilingterrein aan de Moerstraatse- baan.^Begin vorig jaar werden hiel de veilinghallen gesloopt, om plaats te maken voor een nieuwe autobou levard. Op dezelfde plaats had van 1628 tot 1854 het fort Moermont gestaan, onderdeel van de verdedi gingslinie tussen Bergen en Steen bergen. Er was nooit eerder onder zoek gedaan naar dit fort. De sloop- en grondwerken gaven aanleiding tot het uitvoeren van een proefop- graving, omdat de kans bestond dat resten van het fort zowel bij de sloop als bij het toekomstige bouw rijp maken verloren zouden gaan. Het onderzoek was in de eerste plaats bedoeld om vast te stellen hoeveel sporen er van het fort in de ondergrond nog daadwerkelijk aan wezig waren. Als er inderdaad nog veel "in de grond zat, zou de keuze volgen tussen verder opgraven of beschennen van de resten door eventuele aanpassingen in de herin richting van het terrein. De proefop- gravingen vonden plaats gedurende enige dagen in maart en april en na de sloopwerken nogmaals in okto ber en november van 2001. Historie Fort Moermont was onderdeel van de linie tussen Bergen op Zoom en 6 De Waterschans nr. 1 2002 Ajb.3. Fort Moermont in het begin van de 18de eeuw (detail). Steenbergen, een verdedigingsstelsel van aarden forten, watergangen en moerassen, aangelegd in 1628. De frontlinie moest in de Tachtigjarige Oorlog beschenning bieden aan de strategisch belangrijke plaatsen Ber gen op Zoom en Tholen. De be staande forten Roovere en Pinssen en de watergang de "Ligne of Linie" zijn overblijfselen van het zuidelijke gedeelte van dit stelsel, dat noord waarts ook de vesting Steenbergen en het fort Henricus omvatte. De ei genlijke verdediging werd gevormd door de vele moerassige terreinen, die via kanalen en sluizen gemakke lijk onder water gezet konden wor den en ontoegankelijk gemaakt voor vijandelijke legers. De drie forten Moermont. Pinssen en De Roovere werden aangelegd op plaatsen waar zich zandopduikingen bevonden en die dus een zwakte in de inundatie linie vormden (zogenaamde acces sen: voor de vijand toegankelijke ter reinen). Fort Moermont dankt zijn Afb.2. Fort Moermont in de 17de eeuw (detail). naam aan een van de toenmalige bevelhebbers, Irnan van Zuytland, heer van Moennont. Het werd ge bouwd op een acces tussen de Me- lanen en de Lage Meeren, waar de weg naar Moerstraten over heen liep (thans Zandstraat en Moer- straatsebaan). Fort Moermont (en de rest van de linie) is op diverse 17de en 18de eeuwse kaarten weergegeven. Het was aanvankelijk een stervonnig ge- bastioneerd fort met een natte gracht. Later werd het aan de oost zijde uitgebreid met een hoornwerk en een kleinere versterking, een zogenaamde 'redoute'. Het volume van de opgeworpen wallen van het fort bestond uit aarde en leem, af komstig uit de grachten. Het mid denterrein, de "terre", lag waar schijnlijk iets hoger dan het omrin gende maaiveld en bood ruimte aan soldatenbarakken en magazijnen. De liniewerken werden in 1727 op advies van Menno van Coehoom aangepast en gemoderniseerd door ingenieur Van Bommel. Het belang rijkste was de onderlinge verbinding van de forten door middel van een liniewal met redans (kleine driehoe kige uitbouwen). Deze 'ligne' be staat nog grotendeels tussen de for ten Pinssen en De Roovere. In de ja ren 1758-1759 werden de redans van de linie vervangen door bastions. In grijpender was de verbouwing van de forten in 1784, waarbij de drie forten aan de keelzijde (westelijke zijde) werden opengelegd door demping van de gracht en slechting van een gedeelte van de wallen. De voorwerken kregen een doorlo pende gracht die met de linie in ver binding stond. Op een nog onbe kend tijdstip werd de zuidoostelijke bastionpunt van fort Moennont ver vangen door een onregelmatige hoekpunt, zoals is weergegeven op de oudste kadastrale kaart, hetgeen mogelijk te maken had met de ver dediging van het zuidelijke deel van de linie. Veranderde inzichten op het gebied van de landsverdediging leidden in 1816 tot het buiten ge bruik stellen van de forten, hoewel de mogelijkheid van inundatie van de omliggende gronden tot 1832 ge handhaafd bleef. In 1854 werden de forten aan de Dienst der Domeinen overgedragen. Vrij snel daarna slechtte men het Fort Moermont en nam men het terrein als landbouw grond in gebruik In 1960 volgde de bouw van de veiling als vervanging voor de oudere veilinggebouwen aan de Stationsweg in het centrum van de stad. De aanleg van de Rand weg Noord in de jaren '80 sneed het voonnalige fortterrein definitief af van het noordoostelijke buitenge bied. Het verdwijnen van fort Moer mont heeft de Rijksdienst voor de Monumentenzorg er in de jaren '60 merkwaardigerwijs niet van weer houden om de terreinen van de vei ling, samen met de forten Pinssen en De Roovere, aan te merken als rijksmonumenten. Onderzoeksresultaten Dankzij de kadastrale kaart van om streeks 1825 was het mogelijk om de ligging van fort Moennont redelijk nauwkeurig te projecteren op de be staande ondergrond. Bovendien wa ren er tot vlak na de Tweede We reldoorlog in de perceel- en kavel structuren buiten de stad nog aller lei sporen van het zuidelijke ge- 7 fllouY-mon-/ JïAay./-

Periodieken

De Waterschans | 2002 | | pagina 4