I
De Waterschans nr. 2 2002
wat kruit en kogels, en berichtte
men ons verder, dat er geen ver
sterking kon gezonden worden
daar alle manschappen voor het
leger te velde nodig waren, en dat
er kanonnen werden gegoten en
zodra deze klaar waren, men ons
er een twintigtal zou sturen.
Ondertussen liet vader zoveel mo
gelijk de wallen herstellen en
trachtte hij ook de buitenwerken
weer in staat van verdediging te
brengen, maar voordat het werk
halfklaar was, stond een Frans le
ger voor onze poorten. Aan de eis
om de stad over te geven weigerde
onze dappere Kommandant te
voldoen en daarop begonnen de
Fransen ons te beschieten met
zwaar geschut. We verdedigden
ons zo goed als we konden, en
met behulp van de burgers die
zich uitmuntend gedroegen, ge
lukte het ons om twee stormaan
vallen af te slaan. Op de achtste
dag van de belegering werd vader
ongelukkig door een bom zodanig
gewond dat hij binnen een half
uur overleed en twee uur later
werd mijn linkerbeen even boven
de knie afgeschoten en werd ik
naar het hospitaal vervoerd.
Je kan je begrijpen dat dit een
zware slag voor moeder was, die
nu thuis geheel alleen achterbleef.
Drie dagen na mijn verwonding
moest de stad zich overgeven we
gens gebrek aan ammunitie, en
voor de eerste keer sinds zijn be
staan trok een vijandig leger Ber
gen op Zoom binnen. De Fransen
hebben hier lelik huisgehouden,
een aantal onschuldige burgers
gedood, waaronder verscheidene
vrouwen en kinderen, en de stad
vrijwel uitgeplunderd, maar bij de
nadering van het Hollandse leger
onder de Prins van Oranje, Jan
Willem Friso, die in al zijn waar
digheden hersteld is geworden,
verlieten de Fransen de stad en
werd de rust hersteld.
Ik ben in zover van mijn wond
hersteld, dat ik me op krukken kan
bewegen en ik hoop binnenkort
een houten been te krijgen.
Natuurlik ben ik ongeschikt voor
verdere dienst en schoon men mij
ontslagen heeft met de rang van
kapitein en een pensioen heeft be
loofd, zal dat zeker niet meer we
zen dan 'n paar gulden in de
maand en dit is niet genoeg om
mij en moeder te onderhouden,
want bij onderzoek is gebleken dat
Afb.3. Gezicht op Kaapstad in 1762 vanuit het zuidwesten, getekend door Johannes
Rachs. In het midden op de achtergrond het Kasteel en links de Waterbatterij van De
Chavonnes.
vader's boedel zo goed als bank
roet is. Notaris Hogendorp, die se
dert de dood van meneer van
Hees de raadsman van vader was,
is nu bezig om een schikking te
maken met de krediteuren.
Als je het dus enigszins doen kan,
zal ik gaarne wat geld van je ont
vangen, want het is treurig met
ons gesteld.
Enkele kanttekeningen
Tot zover de brief. Hij roept enkele
vragen op. Allereerst natuurlijk, of
er iets bekend is van de reactie van
broer Rijk.
De auteur van het boek schrijft
daarover het volgende: 'Rijk Tul-
bagh was diep getroffen door deze
brief en hij voelde het verlies van
zijn vader ten zeerste, want hoewel
zij weinig briefwisseling hadden
gehouden, wist Rijk dat hij aan
zijn vader veel verschuldigd was.
Maar het meest van alles griefde
hem de treurige toestand waarin
zijn geliefde moeder verkeerde.
Men verwachtte eerstdaags de
aankomst van de retourvloot van
Indië naar Holland, en daarom
maakte Rijk reeds de volgende dag
schikkingen met de Sekretaris,
voor het uitbetalen van zeshon
derd gulden (vijftig pond) aan zijn
moeder, en zond bovendien nog
120 gulden aan zijn broer.' Verder
trof hij de nodige maatregelen
voor hun toekomst.
Merkwaardig is dat Jan vertelt dat
de Fransen Breda veroverden. Die
hebben namelijk niet eens gepro
beerd om de Baroniestad in han
den te krijgen. Hier moet dus spra
ke zijn geweest van een gerucht.
Verder valt op dat de brief sugge
reert dat de Fransen op 6 oktober
Bergen op Zoom al zouden heb
ben verlaten en dat stadhouder
Jan Willem Friso hen daartoe min
of meer zou hebben gedwongen.
Ook in dit opzicht was broer Jan
niet precies op de hoogte. Johan
Willem Friso, stadhouder van
Friesland, Groningen en Drente,
was al in 1711 bij Moerdijk ver
dronken tijdens het oversteken van
88
De Waterschans nr. 2 2002
Geraadpleegde literatuur
De Waterschans 3-'97 (27e jaar
gang) is helemaal is gewijd aan de
verovering van Bergen op Zoom in
1747 met artikelen van GA Huij-
bregts, W.P. van Riemsdijk, A Weyts-
Ramondt en Puck Meijer. Voorts
noem ik het boven reeds vermelde
boekje van d'Arbez (Johan Frede-
rik van Oordt): Van klerk tot goever-
neur. Kaapstad 1919. Zie ook: De
zure druiven van 1747een her
uitgave van een in 1777 versche
nen boekje van Johannes Janssen,
in 1747 predikant te Bergen op
Zoom, onder de titel: Kort en be
knopt verhaal van 't gepasseerde ten
tyde van de Overrompeling der stad
Bergen op den Zoom op den 16 sep
tember 1747 (Bergen op Zoom
1997) en de handboeken voor Al
gemene en Vaderlandse Geschie
denis, vernield in De Waterschans
3-97. Over de VOC o.a. FS. Gaas
tra, De geschiedenis van de VOC,
Haarlem/ Antwerpen, 1982. C.R
Boxer, Jan Compagnie in oorlog en
vrede. Beknopte geschiedenis van de
VOC, Bussum, 1977. C.R Boxer, Zee
varend Nederland en zijn wereldrijk
1600-1800, Leiden, 1976 (2de
druk). Voor de geschiedenis van
Zuid-Afrika noem ik nog: C.FJ.
Muller, A history of South Africa;
Hymen W.J. Picard, Masters of the
Castle. José Burman, The Bay of
Storms. The story of the develop
ment of Table Bay 1505-1860, Cape
Town/Pretoria, 1976.
Ajb.4. Het vertrek van de retourvloot vanuit Batavia (Jakarta) op 7 augustus 1648. De
reis ging via Kaapstad naar Amsterdam of een andere havenstad in de Republiek De
naam van de schilder is niet bekend (Stedelijk Museum Alkmaar).
Afb.5. De rede van Simonsstad bij Kaap
de Goede Hoop. De Scipio'De Ko
meeten de Amazoon'verlaten de ha
ven. De eerste twee schepen waren op de
terugweg naar de Republiek; het derde
voer verder naar Oost-Indië. Tekening
van Dirk de Jong (Nederlands Scheep
vaartmuseum Amsterdam).
het Hollands Diep. Het was zijn
zoon Karei Hendrik Friso die als
Willem IV in 1747 erfelijk stad
houder werd van alle Noord-Ne
derlandse gewesten. De Franse be
zetters verlieten Bergen op Zoom
niet op 6 oktober, maar pas op 7
december zonder daartoe door
wie dan ook genoodzaakt te zijn.
LodewijkXV was de oorlog gewoon
beu. De genoegens van Versailles
trokken hem meer dan het slag
veld. Daarom was hij erg schap
pelijk bij de Vrede van Aken en
kwam de Republiek er heel gena
dig af. Dat de onderhandelingen
te Aken toch nog lang duurden, lag
meer aan de moeilijkheden tussen
Frankrijk en Engeland. Ondanks al
deze onjuistheden - of juist daar
door - blijft deze brief een inte
ressant document, dat ik de lezers
van De Waterschans niet wilde
onthouden. Natuurlijk had Jan
Tulbagh niet de bedoeling een
nauwgezet feitenrelaas weer te ge
ven. De nieuwsgaring was nog verre
van geperfectioneerd, de verbindin
gen slecht en geruchten doen het
dan zeker in spannende tijden heel
goed.
Bij het schrijven van dit artikel
mocht ik veel hulp ontvangen van
de redactie van De Waterschans,
met name van de heren R van den
Bergh en GA Huijbregts; daarvoor
betuig ik bij deze gaarne mijn op
rechte dank