VAN TWEEËN ÉÉN De Waterschans nr. 2 2002 Eerste Wereldoorlog en de uit bouw van het voortgezet onder wijs. In 1882 had Bergen al een hbs hogere burger school); in 1907 kwam de ambachtsschool en in 1916 een katholieke handels school. Om de lezer een idee te geven van de inhoud van het boek volgt hier een korte bloemlezing van citaten uit de rapporten over Bergen op Zoom en Putte. Na zijn bezoek van 14 december 1895 no teert Van Voorst tot Voorst onder meer het volgende: 'Het weer was den heelen dag redelijk goed. Om 12 uur kwam een harmoniegezel schap op de markt eene serenade brengen; ik verzocht den burge meester dat gezelschap voor mij te bedanken'. In 1900 kwam de Commissaris op 25 mei. Hij maakte een aanmerk ing op het archief: 'De regeling van het archief laat nog zeer veel te wenschen over; er zijn zeer veel oude stukken van historische waar de en betekenis, al is er ook een en ander naar het Rijksarchief te 's-Her- togenbosch overgebracht; maar de boel is volstrekt niet geordend'. Verder een opmerking aangaande de politie: 'De Commissaris van Politie Bungen kwam mij be danken voor de medewerking bij zijn verzoek om verhooging van tractement; hij prees de bevolking zeer; hij is vier jaar Commissaris van Politie, en ondervond in al dien tijd geen vijftien keer verzet tegen de politie; de bevolking is volgens hem ten eerste zeer geloovig, en heeft ten tweede vrees voor den politieagent; twee fac toren, welke gunstig werken, om gemakkelijk met een hoofdagent en elf agenten de rust te bewaren in de gemeente; er zijn te Bergen op Zoom geen bordeelen; een paar danshuizen zijn op het kantje af; daar wordt driemaal per week muziek gemaakt'. Onwillekeurig denkt men: Was het dan toch die goede, oude tijd? Op 23 april 1904 constateert Van Voorst tot Voorst dat het slecht gaat met de visserij. 'Ansjovis, pan haring enz. alles is even beroerd. Van de drie suikerfabrieken wer ken er nog maar twee, nl. die van Wittouck (de grootste), en die van Verlinden. De derde fabriek, die van Rogier, Daverveldt en Co is verkocht aan Wittouck; er wordt niet meer gewerkt'. Beter nieuws maar toch met een kritische noot op 23 juni 1908. 'Met BenW ging ik de op 30 okto ber 1907 geopende ambachts school zien; ik werd daar door het geheele bestuur ontvangen en rondgeleid; de directeur leek mij een geschikt man; noch de di recteur, noch de leeraren komen uit Bergen op Zoom. Met 23 leer lingen begonnen, waren er thans 49; van de patroons wordt slechts tegenwerking ondervonden; die hebben nu geen goedkoope dien sten meer van de jongens, en kun nen die niet meer exploiteeren'. Het beleid van de gemeente ontvanger JAA de Meulemeester In 1917 klagen B en W bij Van Voorst tot Voorst over het finan ciële wanbeleid van de gemeen teontvanger De Meulemeester. Sa men met de secretaris van de gemeente Van Liempt zorgden ze dat familieleden hun belasting aanslagen niet hoefden te voldoen. Door ziekte van burgemeester Huls hof bleef een controle door BenW achterwege. Pas onder de opvolger van Hulshof vond een accoun tantsonderzoek plaats over de jaren 1919-1924. Dat leidde tot het ontslag van De Meulemeester en vervolging van rechtswege. Van Liempt werd geschorst. Er is ook positief nieuws: 'Brandweer goed in orde. Gasfabriek gaat bijzonder; in 1916 f 40.000,netto winst. Politie voldoende; moet echter twaalf uur dienst doen. Geen ar moede; ook van den winter niet, mits fabrieken kunnen blijven werken'. In 1921 (9 juni) noteert de verte genwoordiger van Hare Majesteit o.a.: 'De melasse fabriek heeft een nieuw procédé gevonden om stank en hinder voor de omgeving te voorkomen; het zal binnnenkort aan B enW gedemonstreerd wor den. De coöperatieve suikerfabriek 'Zeeland' had eene capaciteit van een miljoen kilogram bieten; zij wordt thans omgebouwd tot eene capaciteit van 300 miljoen. De tuin bouw (veel asperges) maakt bij zonder goede zaken; de veiling gaat goed'. Op 11 juni 1925 bezocht Van Voorst tot Voorst voor de laatste keer Bergen op Zoom. Het bezoek inspireerde hem tot de volgende opmerkingen: 'Ontvanger De Meu lemeester werd ontslagen; secre taris Van Liempt geschorst'. Een van de gevolgen was een zeer druk bezochte audiëntie. Menige au toriteit kwam zijn beklag doen bij de Commissaris van de Koningin naar aanleiding van het financiële beleid. In het rapport van de accountant over de jaren 1919-1924 staat het volgende over het kantoor van de ontvanger: 'Het geld en de gelds waardige papieren, aangetekende stukken en kwitanties slingerden op het kantoor overal rond. Niets werd opgeborgen, zelfs de dupli caatsleutels der ontvangers lagen voor het grijpen, terwijl bankbiljet ten van verschillende waarde als bladwijzer werden gebruikt'. Putte aan de grens Putte nam een bijzondere positie in. De helft van het dorp hoort tot Nederland, de andere helft is van België. Ook de middelen van be staan waren bijzonder: Vrouwen en kinderen vlochten matten, waar mee de mannen 's winters langs de deur gingen in België en Frankrijk. Ze waren dan lang van huis. Op 4 mei 1896 bezocht de com missaris voor de eerste keer het grensdorp. 'Er was veel werk van gemaakt, om mij behoorlijk te ont vangen. Meerdere eerebogen spar- regroen, vlaggen, harmonie.' 'De secretarie is bij den secretaris aan huis; de raad vergadert in een herbergkamer; nog nooit werd ik in eene raadskamer gebracht, die eenen zóó bedroefden indruk maakte: eerst moet men door de gelagkamer, vervolgens door een winkel, waarin vooral veel brood ligt en daarachter de raadkamer Mijne audiëntie moest ik ten huize van den burgemeester geven, om dat het daar althans behoorlijk was'. Vier jaar later was er nog niet veel veranderd, want wat lezen we? 'Den 28 augustus kwam ik weer in Putte. Sinds mijn vorig bezoek was een ledig staand lokaal van de openbare school ingericht tot raadhuis. Na invoering van leer plicht (dat gebeurde net in 1900! GAH) zal dat lokaal vermoedelijk weer voor de school noodig zijn; Putte zit dan weer zonder raad huis. Van B en W vernam ik, dat het mat- tenvlechten wel werk geeft in Putte, maar dat het zoo bedroevend was, dat er slechts enkele afnemers waren, en dat deze de gedwongen winkelnering hadden ingevoerd; ÏOO De Waeerschans nr. 2 2002 de werknemers, die toch al slecht betaald werden, waren daardoor van oneindig mindere conditie, doordat ze nooit een cent geld in handen kregen'. Deze sociale wan toestand bleef de aandacht van de commissaris trekken, evenals het raadhuis. Over pastoor A. de Wit schreef Van Voorst tot Voorst: 'De rijke pastoor, die ik in 1896 in Putte had aangetroffen, was over leden; dat was een zware slag voor de gemeente omdat hij veel goed deed in de gemeente, en omdat hij hoog was aangeslagen in den hoofdelijken omslag.' Mevrouw Baartmans tekent hierbij aan, dat de pastoor f 125 betaalde van de f 1.100 hoofdelijke omslag die door de gemeente moest worden opge bracht en dat slechts 11 inwoners van Putte een inkomen boven dui zend gulden hadden. Bij 20 april 1904 lezen we: 'Het raadhuis is nu gevestigd in een klein afgeschoten hokje van de on derwijzerswoning; nog wel zeer primitief, maar toch ongelijk veel beter dan vroeger in 1896'. Verder viel hem op dat het slecht boterde tussen de burgemeester en de twee wethouders. Nog een notitie van hem: 'Op eene bevolking van 1200 zielen werden er in 1903 huwe lijken gesloten: 25% gedwongen; twee a drie onwettige geboorten per jaar'. Ook op 24 juni 1908 weer de klacht: 'Het Raadhuis - niet veel meer dan eene porie cochère inrijpoort) - is ellendig; ik wenschte den Heeren een lotje uit de loterij, om een behoorlijk nieuw Raad huis te kunnen bouwen'. De ruzie tussen burgemeester en wethou ders bleek na vier jaar niet op gelost. 'De wethouders Stroup en Teijsen vroegen nog een parti culier onderhoud, om over den burgemeester te klagen, Ik heb hen gezegd, dat ik hen niet kon te woord staan, vóór ze mij geantwo ord hadden op mijn brief van 24 maart 1908, waarin ik hen ver zocht, hunne klachten schriftelijk te formuleren'. Op 12 april 1912 arriveerde de commissaris per auto. De ver houding tussen B en W was nog altijd slecht, maar deze keer vielen er geen harde woorden. Nog altijd zijn er klachten over de gedwon gen winkelnering. Deze keer staat Van Voorst tot Voorst stil bij de va luta. Hij schrijft: 'Men ziet bijna geen Hollandsch geld in Putte; van het dorp is eenderde Holland sch tweederde Belgisch; de Hol landers gaan veel in België (Ant werpen) werken, en worden daar in Belgisch geld betaald; de han del richt zich ook meestal naar België; het zal daarom uiterst moeilijk zijn, het Belgische geld te verdrijven De menschen zitten gaarne in de herberg, hooren gaarne muziek, dansen gaarne. Er zijn minstens vijf gelegenheden met 'verlof, be nevens vijf vergunningen. Als er ker mis is komen er minstens twintig orgels uit Antwerpen; de aanlegger betaalt voor vier dagen plusminus f 70 voor zoo'n orgel. Aan B en W geraden eene belasting te ontwer pen op de publieke vermakelijkhe den, en op die manier de orgels te treffen'. Op 16 augustus 1917 is de situatie door de oorlog veranderd. 'Er wordt veel gesmokkeld; de kleine man smokkelt zonder uitzondering alle maal. Er is thans veel Duitsch geld in omloop; gevolg van het smokkelen. Het matten vlechten is gedaan; er is thans geen afzet voor het product; vroe ger ging het naar België. Putte wordt voortdurend verlicht door Ant- werpsche gas Maatschappij. In geen jaar is er eene rekening gep resenteerd'. Twee jaar later was de commissaris er weer. In zijn verslag van 14 ok tober 1919 lezen we o.a.: 'De ver houdingen in Putte laten nog veel te wenschen over. Bij de laatste Raadverkiezing trachtte pastoor Rijppaert eene verzoening te be werken tusschen de leiders der di verse partijen; dat mislukte. Door dat hij onvoorzichtig had laten merken, dat hij voor de eene par tij meer gevoelde dan voor de an dere, wilde die andere partij niet meer van hem weten, en kwam niet meer in de kerk. De Bisschop was toen verplicht hem te ver plaatsen en aan zijn opvolger - Pastoor Vermunt - de opdracht te verstrekken zich buiten alle plaat selijke partijen te houden'. Tot zover deze andere gemeente uit het markiezaat van Stad en Land van Bergen op Zoom. Joep L.M. Baartmans-vam den Boo- gaart heeft de selectie voorzien van een goede inleiding en waar nodig van verklarende notities. Aanbevolen. En nu het andere boek. Dat is ze ker niet minder interessant, maar wel zwaardere kost. Van tweeën één is een wetenschappelijke bundel, de dertiende van de Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiede nis. Maar liefst twaalf specialisten leverden een bijdrage. Alle artike len hebben iets te maken met het thema Kerk en West-Brabant door de eeuwen heen. Het is niet een voudig om zo'n bundel te be oordelen. Natuurlijk heeft elke schrijver zijn eigen stijl; de een schrijft vlotter dan de ander en ook de onderwerpen verschillen in aantrekkingskracht. 'Waar zal de aandacht van onze leden/abon nees 't meest naar uitgaan?' vraag je je dan af. Persoonlijk viel mij al direct een artikel op over Bergen op Zoom, geschreven door een er varen Bergse historicus, namelijk dr. WA van Ham. Onder de titel Macht en geloof. Kerkelijke rechten van de heer van Bergen op Zoom (1287-1570) geeft hij op de bladzij den 29-54 een waardevolle aan vulling op zijn proefschrift Macht en gezag in het Markiezaat (Hilver sum 2000). De oud-archivaris van Bergen op Zoom typeert zijn bij drage als 'aanvullingen en correc ties' op zijn proefschrift, een teken dat het thema hem blijft boeien. Hij laat zien hoe de heer/markies van Bergen op Zoom zijn invloed op de kerk langs drie wegen pro beerde uit te breiden, namelijk via het patronaatsrecht, als tiend- heffer en als beschermheer van de kloosters. Hoe kwam de heer aan ÏOI

Periodieken

De Waterschans | 2002 | | pagina 16