JOURNAL
BERGOPZOOM,
1 7O
HET LAAT GELEZEN VOORWOORD
D E
EN MDCCXLVII.
Par un Lieutenant-Colonel Ingenieüa
VOLONTAIRE
De l'Arme'e des Assiëgeans.
171
De Waterschans nr. 4 2002
De Waterschans nr. 4 2002
D U S I E G E
R E D I G E*
en 'beatum' horen bij elkaar als
lijdend voorwerp en bepaling van
gesteldheid bij 'fecerunt' (zij
maakten)
- vlak voor en achter 'fecerunt'
staan 3 woorden die bij elkaar
horen: decies quinta....prole
- waar het om gaat: prole beatum
door zijn kroost gelukkig ('pro-
les' heeft ook de collectieve bete
kenis 'kroost') staat met nadruk
samen achteraan in het ge
dichtje.
- degenen die daar verantwoor
delijk voor zijn staan met nadruk
op de eerste plaats van de tweede
versregel namelijk de goden.
De stilistische ontleding als woord
plaatsing komt ons misschien ge
zocht voor, maar voor Latijnse
dichters als bijvoorbeeld Vergilius
en Ovidius was woordplaatsing een
essentieel onderdeel van hun dicht
kunst. Aan woorduitgangen is in
het Latijn te zien wat bij elkaar
hoort (hier: quem bij beatum en
quinta bij prole) en welke functie
een woord in de zin heeft (bijvoor
beeld Dii (Dij) als onderwerp mv).
Een dichter maakt hiervan gebruik
om woorden door plaatsing nadruk
te geven en het (ritmisch) geheel te
verfraaien. Bovendien is niet zoals
bij ons rijm een wezenlijk onder
deel, maar ritme, in dit geval de
hexameter.
De ritmische hexameters gaan in
dit gedichtje als volgt nadaik op
elk streepje).
Én pictüs labeó, quem labris
labra fovéndo,
Dij deciés quinta fecérunt
próle beatum
Nog eenmaal de letterlijke weer
gave van het gedichtje:
Zie hier geschilderd met dikke
lip(pen) hij, die doordat hij met
zijn lippen lippen liefkoosde,
De goden met tien maal een vijfde
nakomeling gelukkig hebben ge
maakt
Het lijkt er op dat de dichter be
wust voor twee hexameters gekozen
heeft in plaats van het gebruikelijke
distichon, maar wel het scherts
ende, ironische van het distichon
heeft behouden. Hij begint heel
theatraal en geeft de indruk dat
deze verzen de aanhef vormen
voor een heldendicht door de ver
wijzing naar de goden. De helden
daad van Diklip is het 'maken' van
50, lees heel veel kinderen met een
erotisch pikante zinspeling op het
kussen der lippen. Maar het 'ma
ken' in de versregels is het werk der
goden die hem gelukkig maken.
Met betrekking tot de geschiedenis
rond het schilderijtje vertelde oud
archivaris WAvan Ham het vol
gende. Het schilderijtje heeft, toen
CJ.E Slootmans archivaris was,
zonder Nederlands boven- en La
tijns onderschrift in het Markiezen
hof gehangen. Deze elementen wa
ren er los aan vast geschroefd en
Slootmans had ze er af gehaald en
in het archiefgebouw in de St. An-
nastraat opgeborgen. Bij het
schoonmaken zijn ze door zijn op
volger J.H. van Mosselveld gevon
den en weer aan het schilderijtje
bevestigd.
Heeft Slootmans zich alleen ge
stoord aan de vermelding van de
50 (echte en onechte) kinderen,
waar hij in zijn genoemde studie
(zie noot 6) uitgebreid onderzoek
naar heeft gedaan of vond cq ver
moedde hij ook dat de Latijnse
tekst tamelijk scabreus is? (10).
Een moderne variant van dat
schertsend ironische met betrek
king tot Jan met de Lippen viel te
horen bij het kerstspel geschreven
door P. Michielsen dat in 2001 op
en bij het Beurspleintje is opge
voerd.
Op de mededeling dat er een ko
ningskind geboren is, verzucht Jan
met de Lippen: 'Al weer!'.
Aantekeningen
J. Sinke
Over het verslag van het beleg van
Bergen op Zoom in 1747, geschre
ven door Eggers, heb ik al meer
dere malen mogen berichten. Het
verschijnen ervan in 1750 moest de
wereld verbazen'. Tot nu toe is het
effect ervan nogal beperkt gebleven
en dat is jammer, want het is uiterst
waardevol gebleken voor de West-
Brabantse Waterlinie.
Het heeft de forten Pinssen en De
Roovere immers bewaard voor ern
stige beschadigingen.
Er blijken in Nederland een klein
aantal van deze 'Joumaux' te be
staan in verschillende bibliotheken
en verzamelingen. Die zullen onge
twijfeld gelezen zijn. Buiten een en
kel blijk van waardering voor de
kwaliteit van de studie valt nergens
te constateren, dat men zich ook
echt in de bedoelingen van de
schrijver heeft verdiept. Die zijn in
het 'Avant-Propos' of voorwoord te
rug te vinden. In deze bijdrage geef
ik u een zo goed mogelijke ver
taling ervan, gevolgd door een po
ging van mijn kant om Eggers visie
op de gebeurtenissen te verwoor
den.
Het voorwoord
In de geest van de tijd draagt Eggers
later zijn werkje op aan iemand die
zijn carrière gunstig beïnvloeden
kan.
In dit geval de hertog van Saksen.
Hij schrijft in de begeleidende
brief:
Monseigneur,
De buitengewone belangstelling van
Uwe Koninklijke Hoogheid voor het
soldatenwezen en de aan mij ver
leende gunst om de gang van zaken
(opvattingen) weer te geven, verleent
mij de vrijheid om aan Uwe Ko
ninklijke Hoogheid liet journaal
over het beleg van Bergopzoom aan
te bieden. Ik heb het zorgvuldig ge
redigeerd, verfraaid met de ter
plaatse gemaakte noodzakelijke
kaarten (plattegronden).
Het journaal zou een ven'olg kun
nen zijn van de campagnes van
1746 en 1747, die Uwe Koninklijke
Hoogheid met zoveel aandacht en
voldoening gelezen heeft. In Zijn
persoon is ons een prins geschon
ken, geboren om de legers waarover
hij eens het bevel zal voeren te doen
zegevieren.Hij zal het overgeërfde
heldendom van het doorluchtige
Huis, waarvan hij een van de kost
baarste sierraden is, bliftend in
stand houden.
Mocht dit kleine essay (verhande
ling) zich in de gunst van Uwe
Hoogheid verheugen, zal ik enkele
andere van hetzelfde genre klaar
maken, om van mijn diep respect te
getuigen, waardoor ik de eer heb,
Monseigneur, Uw zeer nederige, zeer
gehoorzame en zeer onderdanige
dienaar te zijn.
Eggers
Dan begint het voorwoord:
'Mijn goede gesternte heeft mij er
heen geleid en mij in staat gesteld
de operaties als ooggetuige te vol
gen en op te schrijven, verfraaid en
versierd met de tekenstift. Ik waag
Avec les Plans de la Ville des Forts
A AMSTERDAM et A LEIPZIG',
Chez AR KS TEE MERK US.
M t> C C ,L
1. TH. De Rouck, Den Nederlandtschen her-
auld, ofte Tractaet van Wapenen, en polityc-
kenAdel. Amsterdam. 1645. 317.
2. Als geboortejaar van Erasmus wordt
meestal 1469 aangehouden. In dat geval was
hij 24 jaar in 1493. Maar ook worden 1468,
1467 en mn 1466 als geboortejaar genoemd.
In het laatste geval was hij 27 jaar oud in
1493. Erasmus heeft in genoemd landhuis
zijn werk de Antibabari in de vorm van een
dialoog uitgewerkt. Het gesprek is gedateerd
op 1494 of 1495.
Het is in prachtig Latijn een vurig pleidooi
voor de studie van de Klassieke Letteren. De
gesprekspartners zijn Erasmus, een mede
broeder Willem Hermans, Jacobus Battus,
die het meest aan het woord is, de stadsge
neesheer, Judocus genoemd, en een burge
meester van Bergen op Zoom, Willem Con-
radus genoemd. Hiermee is hoogstwaar
schijnlijk Mr. Willem Colgheeness bedoeld.
Er waren in die tijd 2 burgemeesters, die
jaarlijks aftraden. Mr. Willem Colgeeness
heeft in de periode 1483 t/m 1496 5x het
ambt van burgemeester bekleed. Erasmus
heeft van hem een literaire gesprekspartner
gemaakt.
Zie: Grote Winkler Prins onder Erasmus,
Desiderius.
J. Huizinga, Erasmus10e dr. Rotterdam,
Donker 2001, hfst. 1 (zijn leven) en hfst. 2, p.
38 t/m 41 en 48.
Istvan Bejczy, Desiderius Erasmus. Het boek
tegen de Barbarij. SUN, Nijmegen 2001, in
leiding mn p. 9, 10, 11.
CJ.E Slootmans, Erasmus en zijn vrienden uit
Bergen op Zoom. Taxandria 35 (1928) p. 113
- 123.
3. De gesprekspartner in de Antibarbari is
dus niet Servaes de Rouck.
4. SA inv. Nr. 822, stadsrekening 1659/1660.
Fol. 108.
5. Portret Jan II van Glymes inv. Nr.
2724,2725 A B.
6. CJ.E Slootmans, Jan Metten Lippen zijn fa
milie en zijn stad. Een geschiedenis der Ber-
gen-op-Zoomsche Heeren van Glymes. Rotter
dam/Antwerpen. 1945, p. 37 - 70.
7. AW.E. Dek,'Genealogische tabellen bij de
geschiedenis der Nederlanden (10). Het ge
slacht Glymes. Spiegel der Historie. 2. 1967.
559. Tabel II. Bastaarden van Jan II van Gly
mes.
8. De Roock, 'Vijf en veertig bastaarden'. Tijd
schrift voor Noordbrabantsche Taal- en Let
terkunde 2. 1885. kol. 143-146.
9. Drs. Willem van Ham, 'Jan Metten Lippen,
legendefn) en werkelijkheid' De Waterschans
nr. 4. 1994. p. 133. kol. 3.
10. Slootmans had gezien zijn opleiding
geen kennis van het Latijn. Als hij de Anti
barbari van Erasmus gaat doorwerken met
betrekking tot de vrienden van Erasmus uit
Bergen op Zoom schrijft hij wel:
'We lichtten er passages uit, die ons 't meest
interesseerden en geven ze woordelijk ver
taald weer' zie noot 2 Slootmans p. 114.
Maar als voetnoot bij genoemde artikeldat
hij als 28 jarige schreef, zegt hij:
'Dank zij de verstandige samen werking van
Redactie met schrijver dezes, die ook de
hulpvaardige dienst van 'n vriend dankbaar
gedenkt, kwam dit artikel tot stand.'
Dit moet wel betrekking hebben op de uit
het Latijn vertaalde passages van de Anti
barbari. Die vriend kan pastoor G. C. A. Ju
ten geweest zijn. De vraag blijft of hij het La
tijn voldoende beheerste om Erasmus aan
te kunnen.
Voor Slootman's opleiding zie: Bibliografie
van C. J. F. Slootmans door D. Grosfeld-van
Balen, 1965, met inleiding.
Bibliografie van Korneel Slootmans door Mo
nique Raats met een "levensschets' door
Willem van Ham, gemeentearchivaris, Ber
gen op Zoom, september 1994. Q
Afb.l. Titelblad van
Eggers Journal,
uitgave 1750.