De Waterschans nr. 4 2002
De Waterschans nr. 4 2002
het, om het journaal, dat ik gedu
rende het beleg geschetst heb, te
publiceren.
Het (beleg) was voor heel Europa
interessant genoeg om er opnieuw
aandacht aan te schenken. Het zal
deskundigen altijd boeien, ener
zijds door de verschillende gebeur
tenissen (incidenten) die men niet
altijd had kunnen voorzien en die
toenamen, naarmate men terrein
op de belegerden won. Anderzijds
door de strijd onder de grond, die
van beide zijden met veel scherp
zinnigheid gevoerd werd, en boven
dien om de nieuwe tactiek van de
aanvallen dit gebeurde, zonder de
plaatselijke legereenheid te ruïneren,
(zelfs voor het opstellen in een hal-
vemaanvorm van het aanvalsfront).
Monsieur le maréchal Löwenthal,
op zoek naar nieuwe wegen, be
nutte vele oude aanwijzingen, die
gedurende tal van jaren bij belege
ringen toegepast waren. Om volle
dig succes te hebben was het vol
doende, de methoden strikt te vol
gen. In de meeste gevallen heeft hij
(de maarschalk) weinig weerstand
ondervonden. In B.O.Z. was dit ze
ker niet het geval. Daar hebben de
belegerden tot de laatste dag alles
wat menselijk mogelijk is gedaan,
vooral na het verlies van de onder
grondse weg, om de verovering te
vertragen.
Men weet, dat deze in de nacht van
5/6 augustus ingenomen werd,
maar de stad zelf werd pas op 16
september, dus zes weken later, ver
overd. Daaruit blijkt een goede ver
dediging en met de buitenverdedi-
gingswal was nog niet alles verlo
ren, zoals schrandere technische
adviseurs beweren,
Hoewel het gevechtsterrein voetje
voor voetje, meter voor meter met
alle verbeten koppigheid moet wor
den verdedigd tegen de troepen,
die in staat waren alle hindemissen
te nemen, heeft men hem die dit
tot stand bracht onrecht aange
daan, want de laatste dag kwam
niet overeen met de gedachten (de
wensen) van de bevolking, die be
lang had bij het behoud van de
stad plaats). Hij had zichzelf wijs
gemaakt (tegen zichzelf gezegd)
dat de stad niet zou worden inge
nomen, omdat hij dat zo vurig
wenste.
Kon men dat nog geloven vanaf
het ogenblik dat men wist dat de
belegeraars op vijf verschillende
plaatsen bressen geslagen hadden?
Zodra er bressen geslagen zijn,
moet natuurlijk de hele stad (plaats)
capituleren.
Monsieur Cronström zou vermoe
delijk tot deze conclusie gekomen
zijn, indien hij zich omsingeld ge
voeld had. Als dit niet het geval is,
wordt het gemakkelijker om in de
behoeften van een plaats te voor
zien, maar het is niet voldoende
om haar (de stad) voor een aanval
te behoeden als de bressen gesla
gen zijn. Het niet omsingeld zijn
kan alleen de terugtocht gemakke
lijker maken en een capitul;atie
vermijden.
Zelfs indien er 20.000 mannen in
een plaats zijn, onvermoeid en
brekingen en verschansingen-naar-
voren aanvoeren, maar deze onbe
langrijke chicanes, indien zij werke
lijk existeerden, zijn alleen van toe
passing om de resten van een gar
nizoen door de aannemelijke capi
tulatie te redden.
In B.oZ. was hiervan geen sprake,
want de belegerden hadden een
uitgang ter beschikking, waardoor
zij zich konden terugtrekken maar
daardoor wel een klein gedeelte
van hun gehele ondernemen opof
feren.
Indien de terugtocht in verwarring
gebeurd zou zijn dan was dit zeker
het geval geweest. Overigens stort
ten de belegeraars zich niet met ge-
Afb.2. Naderingsloopgraven in egaal (=vlak) terrein naar methode Vauban.
dapper, ook dan kunnen bressen
slechts door een zeer kleine min
derheid verdedigd worden, opge
steld achter elkaar aan de éne kant,
besprongen aan de andere, van bo
ven verpletterd door bombarde
menten en andere kunstgrepen (lis
ten) en zeer zeker niet op hun ge
mak op zo'n benauwde plek als
een vesting. Bovendien toont deze
overal slechts de droevige resten
van de vernieling door de belege
raars. Voeg nog het vertrouwen van
deze laatsten er aan toe dat de
voortdurende aanvallen, gevolgd
door (een) kogelregen, de troep zal
verslaan en verstrooien, temeer
daar zij de bres in bezit genomen
hebben en daardoor onherroepe
lijk meester zijn van de gehele rest.
Men kan hier wel de kleine onder-
weid op de stad, zodra zij zich op
de bressen gevestigd hadden en
meester van de ringwal waren.
Het was de aanvallers nadrukkelijk
verboden zich te verspreiden en
het is begrijpelijk, dat de beleger
den van deze gevechtspauze profi
teerden. Voorzichtigheidshalve had
den zij zich op het grote plein ge
barricadeerd, waar enkelingen om
zeven uur nog stand hielden en uit
de ramen van huizen die op het
plein uitkwamen schoten, totdat er
orders kwamen om de brand er in
te steken. Die enkelingen werden al
om vijf uur van de ringwal verdre
ven.
Men kan niet loochenen, dat de
bressen beter verdedigd hadden
kunnen worden, maar deze fout
kan strikt genomen niet ten laste
1 72
'ÏJsmi
Afb.3. Het stelsel van naderingsloopgraven naar methode Vaubanaangepast aan
geaccidenteerd terrein.
worden gelegd aan de verdedigers
die stand moesten houden, tenzij
zij orders hadden tot het uiterste te
gaan, wat niet verondersteld mag
worden.
Kon de gouverneur of de comman
dant verantwoordelijk gesteld wor
den voor deze zware gebeurtenis
sen (ongelukken) en zou hij in staat
geweest zijn iets ertegen te doen?
Van de twintig algemene bestor
mingen lukken er altijd negentien
indien zij op de juiste wijze worden
uitgevoerd. Dit is geen ongerijmde
uitspraak. De krijgsgeschiedenis
van alle eeuwen levert voldoende
bewijs eivoor.
Het enige middel om een bele
gerde plaats te redden is om een
armee in de schakelen, die trachten
moet de belegering op te heffen.
Het enige leger van de geallieerden
dat in aanmerking kwam was in
Oudenbosch, voldoende dicht bij
en tamelijk sterk, maar zo weinig
hierbij betrokken, dat men aanne
men moet dat andere taken voor
dit leger belangrijker waren.
Iedereen was geneigd om te gelo
ven dat Bergen op Zoom verrast
werd en men heeft zelfs in Duits
land gepubliceerd, dat de Fransen
door onderaardse gangen er in
kwamen en door sluippoorten, die
men te koop aangeboden had.
Niets is minder waar en bovendien
slecht verzonnen. Iets dergelijks
zou het garnizoen niet ontgaan zijn
en de weinigen die zich in de bij
zondere verschansingen bevonden
zou men direct in de mg aangeval
len hebben.
De meesten, die in dit verband ge
vangen genomen werden, zouden
misschien vrij gebleven zijn als zij
gewild hadden of in staat geweest
waren hun post te verlaten. Dat was
ook het geval met Monseigneur de
hertog van Rechteren, gedeta
cheerd in de Kiek in de Pot. Hij
werd gedwongen om zich over te
geven, met wat van zijn regiment
overbleef, nadat hij totaal afgesne
den was. De stad was toen al in het
bezit van de bezetters. Zo ging het
eveneens met degenen van de wa
tervesting, die de haven besloeg.
De garnizoenen van de kleine for
ten Moennont en Pinssen werden
uit noodzaak opgeofferd, om de te
rugtocht van de hoofdmacht moge
lijk te maken. Het garnizoen van
fort Rovers, verder vandaan gele
gen, ontkwam aan de vernedering
en had tijd om de kanonlopen on
klaar te maken door er een nagel in
te slaan en de anderen te volgen.
Zo kan het gebeuren dat een en
kele tegenslag, die niet af te wen
den was en noodzakelijkerwijs ge
ruimd moest worden, de beste
reputatie in een oorlog kan vernie
tigen. Daarom wordt er van ver
schillende generaals gezegd: 'Hun
ongeluk was het om een dag te
lang te leven'.
In dit geval hadden de personen,
gefrustreerd door het lange wach
ten, geen zin om met zich zelf af te
rekenen (hun eigen fouten toe te
geven). Liever gaven zij de beleger
den de schuld, veroordeelden ze
in plaats van toe te geven, dat hun
volhouden, hun moed en de uit
stekende beslissingen van hun ge
neraal van hoog gehalte waren.
Van verschillende personen, die
zich toen ook in B.oZ. bevonden,
hoorde ik de beschuldiging ten op
zichte van Monseigneur de
Cronström, dat hij aan het garni
zoen tot aan de vooravond van de
aanval het gevaar dat zij liepen ver
borgen hield. Was dit ten onrechte?
Hij moet wel beseft hebben, dat de
soldaten, ontmoedigd door de
lange en zware belegering, vooral
behoefte hadden aan aanmoedi
ging en hield daarom het gevaar
dat niet binnen hun bereik lag ver
borgen.
Om op het werk teaig te komen,
dat ik nu aan de drukker overgeef,
173