De Waterschans nr. 4 2002 granten waren. Velen daarvan ver trokken vervolgens verder naar Hol land (6). De Mooij heeft berekend, dat Bergen op Zoom omstreeks 1586-1590 naar schatting 3.300 in woners, exclusief soldaten en hun gezinnen, kende (7). Uitgaande van de juistheid van Bodley's observatie en de ramingen van De Mooij zou dit betekenen, dat er in Bergen op Zoom in 1589 tijdelijk zo'n 1.700 immigranten verbleven op doomeis naar het Noorden. De afsluiting van de Schelde door de Noorde lijke Nederlanden deed voor Ant werpen vervolgens de deur dicht. De Gouden Eeuw van Amsterdam kon beginnen. Guicciardini heeft het allemaal van dichtbij meegemaakt: niet alleen de bloei en de neergang van Ant werpen, maar ook het begin van de Opstand. Hij heeft gezien hoe de hervorming in Antwerpen vaste voet aan de grond kreeg, hoe Ant werpen een leidende positie kreeg in de opstand tegen Filips II het geen resulteerde in de onderteke ning door Antwerpen van de Unie van Utrecht in 1579. Hij heeft de Beeldenstorm van 1566, de gruwe len van de Spaanse furie van 1576 en de Franse furie van 1583 gezien en tenslotte de capitulatie van Ant werpen in 1585. Hij heeft de gevol gen van de Opstand ook aan den lijve ondervonden. Toen hij in 1588 naar Brussel reisde, werd de schuit waarop hij voer overvallen door de Geuzen en werd hij samen met de andere pas sagiers gegijzeld. Toen bleek dat hij geen inkomsten had en ook geen verwanten bezat die een losgeld voor hem konden betalen, werd hij meteen weer vrijgelaten. Vermel denswaard is nog, dat Lodovico een aantal maal met het gerecht in aanraking is gekomen en is gearres teerd. In 1554 is hij samen met zijn broer Giovan Battista hoofdver dachte van de moordaanslag, die op 23 november 1554 gepleegd werd op Caspare Ducci. Deze mil jonair/financier werd door Giovan Battista verantwoordelijk gehouden voor zijn faillissement in 1543. Voor zover bekend, had Fodovico er niets mee te maken. Vijftien jaar later, in 1569, werd hij op bevel van Alva gearresteerd omdat hij kritiek had geleverd op de Tiende Pen ning. Hij zat zestien maanden op gesloten in de gevangenis van Vil voorde en kwam, ondanks bemid deling van de Medici's, pas vrij bij gelegenheid van het huwelijk van Anna van Habsburg met Filips II in augustus 1570. In 1582 belandde Fodovico opnieuw in de gevange nis. Nu omdat hij relaties bleek te hebben met de Spaanse koopman Anastro wiens knecht, Jean Jaure- guy, een mislukte aanslag had ge pleegd op Willem van Oranje. De relatie bleek overigens geheel zake lijk. In 1588 werd hij nog eenmaal in Brussel voor korte tijd opgeslo ten. Over de oorzaak is niets be kend. Ondanks alles heeft Guic ciardini zijn geloof, zijn koning en vooral zijn Antwerpen nooit verla ten. Op 22 maart 1589 stierf hij op zevenenzestigjarige leeftijd. Van Guicciardini is overigens geen betrouwbaar poitret beschikbaar. Een in de achttiende eeuw door Giuseppe Zochhi van Guicciardini vervaardigd portret blijkt getekend te zijn naar een portret van Lodovi- co's oom Fuigi. De Beschrijving van Guicciardini én Montanus De titelpagina van de Nederlandse uitgave uit 1612 luidt voluit 'Be- schrijvinghe van alle de Neder-lan- den anderssins ghenoemt Neder- Duytslandt door M. Lowijs Guicciar- dijn, edelman van Florencen. Over men ende vermeerdert meer dan de helft hij den selven autheur: Met alle de Landt-Caerten der voorseyde Landen, ende vele Contrefeytselen der steden natuerlijck ghetrocken. Overgheset in de Nederduytsche spraeke door Comelium Kilianum. Nu wederom met verscheyden histo riën ende aenmerckinghen vermeer dert ende verciert door Petrum Mon- tanum. Met een seer wijtloopighe ta fel van de ghedenlM'eerdichste ding- hen Guicciardini heeft zijn Beschrijving geschreven uil bewondering voor de stad Antwerpen en de Neder landen in het algemeen, waarbij hij nooit nalaat zijn diep katholieke geloofsovertuiging en zijn eerbied en gehoorzaamheid aan de koning uit te spreken (8). Zijn aanvanke lijke bedoeling was een boek te schrijven over Antwerpen, maar hij heeft zijn Beschrijving toch uitge breid tot de hele Nederlanden. Guicciardini begint zijn boek met een 'Generale beschryvinghe der Nederlanden'. Daarin geeft hij een algemene beschrijving van het land, het klimaat, de natuurlijke hulpbronnen, de landbouw, de zee, de bossen, de zeden en gewoonten van de inwoners en het landsbe stuur. Vervolgens behandelt hij de afzonderlijke provincies te begin nen met Brabant. Per provincie be handelt hij de voornaamste streken en steden volgens een bijna vast stramien. Eerst de plaatsbepaling van de stad of streek, soms in gra den oosterlengte en noorder breedte, meestal in mijlen-afstan den van andere plaatsen of de aan duiding van de aangrenzende ge bieden of wateren, gevolgd door de etymologie van de naam, een stok paardje van Guicciardini, vervol gens de voorgeschiedenis, vaak tot vrij ver in de Middeleeuwen, waar bij handel, economie en staatsin richting een belangrijke rol spelen om tenslotte af te sluiten met ge beurtenissen uit de eigen tijd. Alles wat maar vermeldenswaard is, wordt opgenomen. Guicciardini heeft na het verschij nen van de eerste Italiaanse uitgave in 1567 nog aan twee edities mee gewerkt: de Italiaanse uitgaven in 1581 en 1588. Hij heeft zijn Be schrijving beperkt tot het jaar 1560. Ook bij de herdrukken uit 1581 en 1588 houdt hij hier uitdrukkelijk aan vast, met uitzondering van niet-politiek-gevoelige aanvullin gen. Over het verloop van de Op stand en de daarbij behorende ge beurtenissen wordt door Guic ciardini met geen woord gerept. De noodzakelijke toevoegingen komen pas later in de bewerking door de calvinist Montanus. Het is alsof Guicciardini geen afbreuk wilde doen aan het ideaalbeeld wat hij had. Van zijn afkeer van de hervor ming en van de opstand tegen de koning laat hij in de Beschrijving, op één grote uitzondering in de Italiaanse editie van 1588 over de verderfelijke Willem van Oranje na, niets merken. Uit de titel van de Nederlandse uit gave in 1612 blijkt duidelijk dat deze uitgave ver af staat van de in 1567 verschenen Italiaanse uitgave en eigenlijk al lang niet meer het werk van Guicciardini alleen is. De Nederlandse uitgave uit 1612 is gebaseerd op de Italiaanse uitgave uit 1581. De opmerking, dat de tweede Italiaanse editie uit 1581 door Guicciardini met meer dan de helft is uitgebreid, moet overi gens met een korreltje zout worden 1 82 De Waterschans nr. 4 2002 genomen. In werkelijkheid gaat het om een uitbreiding van de tekst met iets meer dan een derde. Cornelis Kilianus (Cornelis van Kiel, Duffel 1528/9-Antwerpen 1607) heeft gezorgd voor de Neder landse vertaling. Hij was een uiterst bekwaam taalkundige. Wanneer de tekst van Kiliaan naast het Italiaans wordt gelegd, blijkt dat hij zeer ge wetensvol te werk is gegaan. Hij heeft deze vertaling overigens begin jaren tachtig in opdracht van Plan tij n gemaakt, maar van de voorne mens om toen al een Nederlandse editie uit te geven is niets terecht gekomen. De uit Gent afkomstige Pieter van den Berg of gelatiniseerd Petrus Montanus (ca. 1560-1625) was eveneens een taalkundige, die als free-lance-man voor verscheidene uitgevers werkte. Hij behoorde tot de familie die blijkbaar als groep naar Amsterdam gevlucht was en die een beslissende rol heeft ge speeld in de bloeiperiode van de Nederlandse cartografie: Jodocus en Henricus Hondius, Petrus Kae- rius. Petrus Bertius en Abraham Goos. De calvinist Montanus heeft de door Kiliaan gemaakte vertaling in houdelijk aanzienlijk aangevuld met de door Guicciardini bewust weggelaten gebeurtenissen. In ver gelijking met de Italiaanse uitgave uit 1581 is de omvang van de editie uit 1612 bijna verdubbeld. Monta nus heeft aan de tekst van Guic ciardini zelf niets veranderd, maar geeft duidelijk aan wat door hem wordt aangevuld en wat niet, door het gebruik van de aanduiding 'by- voeghsel' of 'byv.' en een iets klei ner lettertype tussen teksthaken Deze bijvoegingen volgen onmid dellijk op het tekstdeel van Guic ciardini waar aanvulling volgens Montanus noodzakelijk is. Uitein delijk leveren zijn toevoegingen een vrijwel volledig overzicht over de Opstand tot aan het Bestand van 1609. Dat deze manier van werken tot bizarre situaties leidt, spreekt voor zich. Zo is bijvoor beeld markies Jan IV van Glynres bij Guicciardini nog in leven en wordt hij door Filips II zeer be mind, waarop Montanus meldt, dat hij is overleden en in ongenade is gevallen. Over Montanus zijn weinig biogra fische gegevens bekend, zelfs niet zijn geboorte- en sterfdatum. Dat hij een calvinist in hart en nieren was, blijkt wel uit een passage in de opdracht aan de Staten Generaal uit de editie uit 1612. Montanus zegt daarin dat hij in zijn vrije tijd zijn 'lust ende vernraeck niet in wandelen, ende niewicheden te zien of te hooren' vond, maar in het doen van nuttig werk. Opgemerkt moet worden, dat zo wel Guicciardini als Montanus kin deren van hun tijd zijn en een aan tal in onze oren fantastisch klin kende, eigentijdse verhalen en op vattingen te berde brengen. Het voert te ver om hier in dit artikel uitvoerig op in te gaan. Enkele voorbeelden, die ik al bladerend te genkwam in de editie van 1612, wil ik u niet onthouden. Bij de behandeling van de taal, merkt Montanus op, dat er in Mexico een taal wordt gesproken, die lijkt op het Gents dialect. Dit bewijst volgens Montanus, dat het Vlaams een oude oorspronkelijke taal is, die bijna vanaf het ontstaan van de aarde wordt gebruikt en nog steeds wijd verbreid is (pag. 28). Het valt Guicciardini op, dat de in woners van de Nederlanden, tot schade van lichaam en ziel, veel te veel alcohol drinken. Zij verkorten hiermee zeker hun leven. Maar het is hen volgens Guicciardini voor een deel niet aan te rekenen. De lucht van het land is immers voch tig en melancholisch, zodat de drank wellicht het enige middel is om de zwaarmoedigheid te verdrij ven. Toch zouden de Nederlanders de uitspraak van Terentius indach tig moeten zijn: 'ne quid nimis' (niet te veel). Deze spreuk van Te rentius komt overigens ook voor in het familiewapen van Guicciardini (pag. 29). Bij de verklaring van de naam van de provincie Holland, gaat de voor keur van Guicciardini uit naar Hol land in plaats van Hout-land, want als je met de wagen of te paard over het land rijdt, beweegt de aarde alsof het op het water dob bert. En dat dit zo is, volgt wel uit een wonderlijk voorval, dat is ge beurd te Haarlem: Een koe, die een halve mijl van de stad aan het gra zen was, viel in een diepe kuil. De koe is drie dagen later een eindje verderop in een open water dood aangetroffen (pag. 191-192). In Haarlem schijnt men bovendien zeer bedreven te zijn geweest in het vangen van zeemeerminnen en - mannen. In 1403 wordt er een 'Zeewijf gevangen in de Purmer. Een aantal jaren later is er sprake van de vangst van een 'Zeeman', die nog een aantal jaren heeft ge leefd, voordat hij aan de pest over leed (pag. 202-203). Beschrijvinghe van het Marckgraef- schap van Berghen De beschrijving van het 'Marckgra- efschap van Berghen' beslaat in de editie uit 1612 amper één folio blad (pag. 110-111), waaivan meer dan de helft door Montanus is toe gevoegd. Over wat Guicciardini en Montanus over Bergen op Zoom te vertellen hebben, is het volgende vermeldenswaard. Uit het hierboven reeds aange haalde citaat blijkt, dat Guicciard ini van oordeel is, dat Bergen op Zoom zijn naam ontleent aan het feit, dat het op een berghsken' ligt en dat het 'riviertje' de Zoom er doorheen stroomt. De naamsaflei ding van Bergen op Zoom heeft in de loop van de tijd al tot veel theo rieën geleid. Door de Zoom aan te zien voor een rivier en hiermee 'op Zoom' te verklaren, bevindt Guic ciardini zich in het gezelschap van onder andere G. Braun (1581), E Halma (1725) en WA Bachiene (1791) (9). Tegenwoordig wordt er de voorkeur aan gegeven het ach tervoegsel 'op Zoom' te verklaren uit de ligging van de plaats op de hoge rand langs de Schelde, ook wel 'De Zoom' of de 'Brabantse Wal' genoemd (10). Na opgemerkt te hebben, dat Ber gen op Zoom met rechte een Zee stadt gheheeten mach worden' en de vermelding van de afstand van de stad ten opzichte van Artwerpen en Middelburg, gaat Guicciardini nader in op de economische posi tie van de stad. De stadt is goet, maer is eertijdts veel beter gheweest, doen de vrye marckten, die langhe van oudts daer zijn gheweest, meer ghehanteert ende versocht werden. Nu ter tijt wort de koopmanschap hier luttel gedreven want de gebuer- schap ende groote macht van Ant werpen treckt de omligghende lan den tot haer soo datter noch jaer- marckt noch eenighe andere marckt buyten gemeynen ganck in het landt soo groot en is, zy en wordt van de ghewoonlijcke Antwerpsche marckt overwonnen, ende te boven ghegaen in alle dinghen, soo dat het volck 1 83

Periodieken

De Waterschans | 2002 | | pagina 22