Leesportefeuille
Uit en over verwante tijdschriften
De Waterschans nr. 4 2002
.'SfeaEi:1' ^SwSJfejÉtói^^öSb"
§?r5*w%.>'
4/Ö.4. Sommige Israëlitische begraafplaatseri maken een wat troosteloze indruk zoals deze uit Oudenbosch. Het is te begrijpen
als men nagaat, dat er na 1840 lange tijd geen joden in Oudenbosch woonden en de begraafplaats een eind buiten de
bebouwde kom lag. Dat vergroot het risico van vandalisme. Dit is een van de foto's uit de collectie ir. M. Gahen z.l. Ze staat op
bladzijde 32 van het besproken boek.
begraafplaatsen die Noord-Bra
bant telt. Aan de basis van dit werk
liggen de foto's die in de jaren
1980-1983 door ir. Max Cahen uit
Vught van de graven zijn gemaakt.
Uit deze verzameling van meer
dan 1600 foto's zijn er een aantal
voor dit boek uitgezocht. De hele
collectie is op CD-Rom vastgelegd.
Een schijf met foto's van een groot
aantal grafzerken bevindt zich ach
ter in het boek.
Na een inleidend hoofdstuk met
uitleg over onder meer de gebrui
ken bij overlijden en begraven en
de organisatie van joods Neder
land opent Bergen op Zoom als
eerste de rij (p. 19-29). Voor wie ver
trouwd is met het boek van oud
burgemeester drs. L.J.M. van de
Laar: De Israëlitische Begraafplaats
te Bergen op Zoom 1793-1982, in
1997 uitgegeven door de Sector Ar
chiefzaken Bergen op Zoom be
vat dit gedeelte van Baders boek
weinig nieuwe gegevens. Ook wie
meer wil weten over de geschiede
nis van de Bergse Beth Olam
(=Eeuwig Huis), over de teksten op
de grafstenen en de joodse kalen
der kan heel wat opsteken uit dit
werk. Natuurlijk behandelt ook Ba
der die onderwerpen. Over de 27
overige begraafplaatsen weet Bader
eveneens veel bijzonderheden te
melden. Talrijke foto's vergroten de
aantrekkelijkheid van dit werk. Een
lijst met namen van de circa 150
joden die in kamp Vught het leven
lieten, een uitvoerige woordenlijst,
een lijst van afkortingen, een op
gave van geraadpleegde archivalia
en niet-gedrukte bronnen, alsmede
van gedrukte bronnen en literatuur
besluiten dit interessante boek.
Over sommige begraafplaatsen valt
weinig mee te delen. Zo ligt er in
Roosendaal maar één graf. Bij Ou
denbosch, Oosterhout, Oisterwijk,
Vught en Eindhoven heeft de au
teur meer gegevens tot zijn be
schikking. 's-Hertogenbosch staat
niet venneld in de rij van 28 en
aan Breda wijdt Bader slechts en
kele bladzijden. Dit komt doordat
de joden hun begraafplaatsen
graag in rustige, eenzame streken
aanleggen. Een nadeel daarvan is
dat ze moeilijker te bewaken zijn
en een gemakkelijke prooi zijn
voor vandalen. Breda begroef zijn
doden op de joodse begraafplaats
in de gemeente Oosterhout en dat
deden ook Geertruidenberg en
Oosterhout. Den Bosch was aange
wezen op Vught.
Putte is een geval apart. Daar lig
gen maar liefst drie begraafplaat
sen voor Belgische joden, voorna
melijk uit de stad Antwerpen. Nog
steeds telt deze Scheldestad een
betrekkelijk groot aantal joden.
Aanvankelijk begroeven zij hun
overledenen dicht bij de stad, maar
door de stadsuitbreidingen werden
de doden in hun rust gestoord en
dat druist in tegen de joodse voor
schriften en gevoelens. De Belgi
sche wet staat echter niet toe om
grond voor een begraafplaats voor
'eeuwig' uit te geven.Negenenne-
gentig jaar is het maximum en in
dien nodig mag de overheid zelfs
eerder ruimen. Waarom drie do
denakkers? De Antwerpse joden
zijn uit verschillende landen geko
men. Je hebt er wier voorouders
uit Nederland stammen. Zij zijn in
de regel meer welvarend. Anderen
emigreerden vanuit Polen en Rus
land en weer wat later kwamen er
uit de Baltische staten. Drie groe
peringen dus, verschillend in her
komst en welstand. Dat leidde tot
de oprichting van drie verschil
lende stichtingen die elk een stuk
grond verwierven in 'Hollands'
Putte voor een onbeperkte tijd. Op
30 december 1982 kocht één van
de drie, namelijk de Heilige Stich
ting van waarachtige liefdadigheid,
de joodse begraafplaats te Bergen
op Zoom als een uitbreiding van
haar begraafplaats te Putte voor
het geval daar ruimtegebrek zou
optreden. Zo ver is het nog niet.
Het boek is rijk geïllustreerd en be
vat een schat aan infonnatie.
200
De Waterschans nr. 4 2002
Door drs. G.A. Huijbregts
Deze keer graag aandacht voor een
tweetal bijzondere artikelen, bij
zonder niet alleen vanwege hun
kwaliteit, maar ook omdat ze over
Bergen op Zoom gaan. Allereerst
dan de bijdrage van dr. WA. van
Ham in deel 19 van het Noordbra
bants Historisch Jaarboek 2002, 's-
Hertogenbosch 2002, onder de ti
tel: Macht en kerk in de heerlijkheid
Bergen op Zoom (1287-1570), p. 10-
45. Het tweede is van dr. Charles
de Mooij en dat is opgenomen in
Brabants Heem, jrg. 54, nr.3 2002
onder de intrigerende titel: Ge
schonken voor de eeuwigheid. De
kandelaars van de gouverneurs
dochter. (p. 100-109).
Van Ham wijst erop dat de abdij
van Nijvel aanvankelijk veel macht
en invloed had op de kerkelijke za
ken in de heerlijkheid Bergen op
Zoom. In de loop der jaren trad er
evenwel een verschuiving op. Ge-
leidelijkaan slaagde de heer erin
om de invloed van Nijvel over te
nemen. We zien hem steeds meer
optreden als kerkpatroon van
nieuwe parochies, als tiendheffer
en als beschermheer van het Wil-
helmietenklooster van Huijbergen.
Omstreeks 1428 stichtte hij een ka
pittel in de Grote Kerk van zijn
stad, wat naar het schijnt eveneens
zijn invloed op kerkelijk gebied
vergrootte. De auteur houdt ook in
dit artikel vast aan zijn goede ge
woonte om zijn tekst aan te vullen
met verhelderende kaartjes.
In dezelfde bundel treft de lezer
verder een bijdrage die we niet on
vermeld mogen laten, namelijk Het
dynamische landschap van Noord-
Brabant (p. 46-89) door dr.
K.W.H.L. Leenders. Hij schetst de
vele veranderingen in het land
schap van Noord-Brabant vanaf
het Pleistoceen tot in onze tijd. De
natuur en de mens zorgden voor
heel wat variatie in de geografische
historie van onze provincie, ont
wikkelingen die om een verklaring
vragen. De opkomst van de steden,
de veenafgravingen, het graseffect,
de vele ontginningen, het doen
verdwijnen van heggen enz. zijn
boeiende verschijnselen in een dy
namisch landschapspatroon. Zij
bieden Leenders volop stof voor
een interessante uiteenzetting over
een vrij moderne loot in de ge
schiedschrijving, het verleden van
ons landschap.
En dan De kandelaars van de gou
verneursdochter. Eeuwenlang was
de Bergse parochie van Onze Lieve
Vrouw ten Hemelopneming in het
bezit van twee zeer fraaie en kost
bare zilveren kandelaars. Mis
schien sierden ze een enkele keer
de feesttafel in de pastorie, maar
bijna niemand kreeg ze te zien, vei
lig opgeborgen als ze waren in de
kluis. Nu kan elke Bergenaar ze in
alle rust bewonderen, maar hij
moet daarvoor wel naar Den
Bosch, waar het Noordbrabants
Museum zich thans de gelukkige
eigenaar mag noemen. Onlangs
bood het parochiebestuur deze
kunstwerken te koop aan tegen de
officieel getaxeerde prijs, in de
hoop zo de nodige middelen te
verkrijgen voor de inrichting van
een soort schatkamer in de Grote
Kerk. Daar wilde het bestuur zijn
overige historisch en esthetisch
waardevolle voorwerpen uitstallen.
Menig object had vooraf een op
knapbeurt nodig en ook dat kost
geld. Na het wikken en wegen van
de voors en tegens hakte men de
knoop door en met toestemming
van de bisschop van Breda moch
ten de kandelaars worden ver
kocht, mits ze eerst werden aange
boden aan de meest voor de hand
liggende musea Voor het Markie
zenhof waren ze veel te duur, jam
mer natuurlijk. De volgende ge
gadigde was het Bredaas Museum,
want het betreft hier Bredaas zilver.
De kandelaars zijn in 1665 in
Breda gemaakt door Guilliam Do-
mis I, maar ook Breda moest afha
ken wegens gebrek aan voldoende
middelen. Gelukkig bleek het
Noordbrabants Museum kapitaal
krachtig genoeg. Zo bleven de
pronkstukken toch in Noord-Bra
bant. Ze zijn nu toevertrouwd aan
de goede zorgen van de schrijver
van het artikel, de in Bergen op
Zoom geboren Charles de Mooij
(1957), thans adjunct-directeur/
hoofdconservator van het Noord
brabants Museum. Hij vertelt op
heldere wijze de historie van de
kandelaars, wie de milde geefsters
waren en waarom ze die weggaven.
Het resultaat is een boeiend hoofd
stuk Bergse geschiedenis uit de ze
ventiende eeuw.
Over de overige periodieken is
eveneens heel wat te vertellen,
maar we moeten ons beperken. De
heemkundige kringen bieden ook
deze keer een rijk gevarieerd menu
historische lectuur. Van de heem
kundige kring Breda ontvingen we
de nummers 2 en 3, jaargang 20.
van Engelbrecht van Nassau. In
nummer 2 schrijft Anton Rottink:
Breda in 1952 (Deel 2). Voorts een
uitgebreid artikel van Gerard Otten
over De nieuwe Sint Laurentiuskerk
in Ginneken en zijn plaats in de ste
denbouwkundige ontwikkeling van
Breda. 1897-ca. 1952. (p.65-88). In
het volgend nummer heeft de
zelfde auteur aandacht voor De ver
breding van de Potkanstraat in
Breda in de negentiende eeuw
(p. 140-147) en verklaart hij Bredase
straatnamen. In nummer 3 ook de
tekst van de inhoudrijke 'feestrede'
die prof.dr. Amoud-Jan Bijsterveld
uitsprak bij gelegenheid van het
feest 750-jaar stad Breda: Breda
750?! Een stad viert haar identiteit.
(p. 115-121), alsmede het derde
deel van Anton Rattinks Breda in
1952. (p. 122-129).
In De Dongebode jrg. 28, nr.2, juni
2002 van de Oudheidkundige
Kring Geertruydenberghe twee bij
dragen over Sint Gertrudis van Nij
vel. Bas Zijlmans doet verslag over
een studie naar de herkomst van
201
ifÉÜ!