De Geschiedenis van Bergen op Zoom XVI Markiezin Maria Elisabeth II van den Bergh 1649-1671 De Waterschans NR. 1 2 OO 3 drs. GA. Huijbregts I. De vrede van Munster 1648 Eindelijk was het dan zover. Na tachtig jaar opstand en oorlog en jarenlang onderhandelen kon de vrede worden getekend. Op bijna alle strijdpunten moest Spanje toe geven. Tachtig jaar hadden Filips II, III en IV zich ingezet om de Ne derlanden voor het katholicisme te behouden of toch minstens vrij heid van godsdienst voor de katho lieken in de Noordelijke Nederlan den te krijgen, maar het lukte niet. Bovendien bleef de Schelde geslo ten en mocht de VOC de handel op het verre Oosten voortzetten. Met de kaapvaart van de WIC was het natuurlijk gedaan. Niet dat de WIC werd opgeheven, maar haar glorietijd was voorbij. Voor Zeeland was dat belangrijk genoeg om niet in te stemmen met de vrede van Munster. Eigenlijk had die vrede dan ook niet getekend mogen wor den, want elk gewest had in derge lijke zaken een recht van veto. De andere gewesten waren de strijd zo beu, dat ze besloten om zich van het Zeeuwse veto niets aan te trek ken. De houding van Holland gaf zoals gewoonlijk de doorslag. Ook stadhouder Willem II 1647- 1650) was teleurgesteld. Als jong le geraanvoerder had hij geen kans meer om triomfen te boeken zoals zijn vader Frederik Hendrik. Hij wees erop, dat Frankrijk de oorlog tegen Spanje voortzette en dat in het verdrag van 1635 de Republiek aan Frankrijk had beloofd nimmer een afzonderlijke vrede te zullen sluiten. De Staten-Generaal von den evenwel dat Frankrijk alleen op eigen belang uit was en weinig geholpen had. Wat betekende de vrede voor Bergen op Zoom en het markiezaat? Belangrijk was natuur lijk, dat het leven op het platteland veiliger en goedkoper werd. Het was gedaan met de plundertoch ten, met de retorsiepolitiek (dit is het arresteren van geestelijken en dominees). Het was gedaan met het kopen van sauve-gardes in Den Haag en Brussel in de hoop dan niet langer lastig te worden geval len door Staatse en Spaanse legers. De situatie was tijdens en na het Twaalfjarig bestand wel wat rustiger geworden, maar echt veilig voelde Afb.l. Maria Elisabeth I Clara van den Bergh, markiezin van 1613 tot 1633. Bij het einde van het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) moest zij Stad en Land van Bergen op Zoom afstaan aan prins Maurits van Oranje en na diens overlijden in 1625 aan Frederik Hendrik. Afb.2. Het bekende schilderij van Gerard Ter Borgh voorstellende het bekrachtigen met een eed van de vrede van Munster op 15 mei 1648. Deze vredeszaal in Munster is nog altijd te bezoeken. De vrede maakte een einde aan de Tachtigjarige Oorlog en aan de Dertigjarige Oorlog. Zweden dat in de Dertigjarige Oorlog een belangrijke rol speelde, wilde niet in de katholieke stad Munster vergaderen, maar deed aan het overleg mee vanuit Osnabriick Koeriers renden heen en weer om verslagen uit te wisselen. Men spreekt dan ook wel van de vrede van Westfalen. Op de tafel het kistje waarin het vredestractaat door Nederland nog altijd wordt bewaard. 22 De Waterschans nr. 1 2 OO 3 de Brabander zich ook na 1621 nooit, zeker niet op het platteland. Het belangrijkste van de vrede van Munster was dat de Noordelijke Nederlanden, kortweg de Repu bliek genoemd, definitief van het Spaanse rijk werden losgemaakt en ook van het Duitse Rijk. Bergen op Zoom was niet langer een vesting aan de grens van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie. Daar dacht waarschijnlijk verder niemand aan, want de gewone bur ger was al lang vergeten dat Bergen op Zoom oorspronkelijk een Duitse stad was. Wel bleef de stad een grensvesting, maar nu aan een andere grens, namelijk die tussen de Spaanse en de Staatse Neder landen. De scheiding liep (en loopt) dwars door het hertogdom Brabant, iets ten zuiden van Ber gen op Zoom. Een vestingstad had vestingwerken en een garnizoen. Economisch ge zien was een garnizoen belangrijk, want het bracht meer vertier en een grotere omzet. Het kon even wel ook een kwelling zijn, vooral als er soldaten werden ingekwar tierd bij de burgers en/of de disci- .pline onder de manschappen zoek was. Ook moest het stadsbestuur vaak grote bedragen uitgeven aan het onderhoud van de vestingwer ken en voorschotten aan de solda ten, om maar te zwijgen over de el lende van een maandenlang beleg. Bergen op Zoom had het allemaal ondervonden en zou het ook in de toekomst nog ervaren. Dat na de vrede het garnizoen niet langer op volle sterkte was, is begrijpelijk. Ook lag het voor de hand dat de vestingwerken minder zorg en aan dacht kregen, maar verstandig was het niet. De Spaanse hegemonie was gebroken; Frankrijk stond ech ter op het punt om die rol over te nemen. 2. Markiezin Maria Elisabeth II van den Bergh Een uitvloeisel van de vredesbepa- lingen was dat prins Willem II van Oranje-Nassau, stadhouder van o.a. Holland en Zeeland (1647-1650), afstand moest doen van het Mar kiezaat. Zolang de oorlog duurde, hadden de Staten-Generaal Stad en Land van Bergen op Zoom steeds toevertrouwd aan Willem van Oranje en zijn opvolgers. De Staten-Generaal namen in Staats- Brabant de positie in van de vroe- AJb.5. Prins Willem II van Oranje-Nassau volgde in 1647 zijn vader op als stad houder. Hij trad in het huwelijk met de Engelse prinses Maria Stuart. Anthonie van Dijck vereeuwigde het paar op dit schilderij in 1641. Het was een kinderhuwelijk; hij was 15 jaar en zij 10. Pas later werd het huwelijk echt voltrokken. Het kunstwerk hangt in het Rijksmuseum te Amsterdam. gere hertog van Brabant en zij maakten dus uit wie Stad en Land van Bergen op Zoom mocht behe ren. De vrede van Munster be paalde evenwel, dat het Markiezaat moest worden teruggegeven aan de rechtmatige erfgenamen. Wel zou den de Hoogmogende Heren in Den Haag in feite de dienst uitma ken. In 1648 kreeg Maria Elisabeth II van den Bergh het Markiezaat toegewezen. Het jaar daarop aan vaardde zij de teruggave. Waaraan ontleende deze vrouwe haar rechten? Daarvoor gaan we even terug naar Antonius of Anto(o)n van Glymes, de eerste heer van Bergen op Zoom die zich markies mocht noemen. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Jan IV. Die overleed kinderloos in 1567 in Spanje. Zijn rechten op het Markie zaat erfde zijn nichtje Maria Mar- garetha, een dochter van zijn zuster Mencia van Glymes en Jan van Merode. Deze Maria Margaretha van Merode trouwde in 1578 met Jan van Wittem. In 1581 kregen zij een dochter, Maria Mencia van Wittem, geboren in het kasteel van Wouw. In 1588 volgde deze Maria haar moeder op, maar het was prins Maurits die toen het Markie zaat beheerde. Maria Mencia trouw de in 1599 met Herman van den Bergh (1558-1611). Gedurende haar laatste vier levensjaren (1609- 1613) is zij als markiezin in functie geweest, dankzij het Twaalfjarig Be stand (1509-1521). In 1610 beviel zij in 's-Heerenberg van een doch ter, Maria Elisabeth I Clara van den Bergh. Drie jaar later overleed Maria Mencia. Toen Maria Elisa beth I de leeftijd had om zelf te re geren, beheerde Maurits het Mar kiezaat en na hem deed dat Frede rik Hendrik. Ze is dus nooit echt markiezin geweest. Haar huwelijk met Albert van den Bergh bleef kinderloos. Weer was het een nicht, op wie in 1633 de erfrechten op het Markie zaat overgingen, namelijk de boven reeds genoemde Maria Elisabeth II van den Bergh. Haar moeder was Margaretha van Wittem, een zuster van markiezin Maria Mencia van Wittem. Haar vader was Hendrik van den Bergh, de bekende leger aanvoerder, eerst in dienst van Spanje en later van de Republiek. Hij was een volle neef van Maurits en Frederik Hendrik. Maria Elisa beth 11 was in 1613 geboren te Ste- vensweert en werd katholiek opge voed. In 1630 trouwde zij met Eitel Fritz von Hohenzollern-Hechingen (1601-1661), heer van een klein vor stendom, maar met de titel van prins. Daardoor mocht 'Lieske' zich prinses noemen. De teruggave van het Markiezaat na de vrede van Munster ging niet van een leien dakje. Er waren ka pers op de kust. Prins Willem II van Oranje, stadhouder van o.m. Holland en Zeeland, wilde graag het Markiezaat houden. Daarnaast waren er verwanten van de markie zin die ook moeilijk deden. Het duurde meer dan een jaar voor de Raad van Brabant in Den Haag uit spraak deed ten gunste van prinses Maria Elisabeth II. Die kon daarna beginnen aan de restauratie en herinrichting van haar hof in de stad. In de oorlog was het gebruikt als bergplaats voor o.a. buskruit. De prinses Zu Zollern (zo noemde de markiezin zich vaak) en haar man trokken bekende kunstenaars aan zoals de schilder Gerard Hont- horst en de Antwerpse beeldhou wer Artus Quellinus. Zo kreeg het hof opnieuw aanzien en luister. Er kwam ook een kapel in, want de fa- 23

Periodieken

De Waterschans | 2003 | | pagina 12