De Waterschans nr. 1 2 OO 3 milie mocht een priester in huis opnemen, als die maar geen pasto raal werk verrichtte in de stad. Ook was het verboden om burgers uit de stad de mis in het markiezenhof te laten bijwonen. 3. Katholieken en de vrede van Munster Voor de katholieken in Staats-Bra- bant braken er moeilijke tijden aan na 1648. Vóór de vrede hadden ze het ook moeilijk, maar zolang het oorlog was en beide partijen retor sie toepasten, matigden de oorlog voerende partijen hun geloofsver volging. Reeds in 1636 hadden de Staten-Generaal bepaald, dat pries ters zich niet mochten ophouden in de Baronie en in het Markiezaat zolang de vijand zou voortgaan met het lastig vallen van predikan ten in de Meierij van Den Bosch. Dat plakkaat paste helemaal in de retorsiepolitiek. De vrede maakte een einde aan de retorsie. De calvinistische overheid besloot om de katholieken in de generaliteitslanden te gaan winnen voor de gereformeerde kerk. De dominees vonden dat het hoog tijd werd, om Staats-Brabant te zuive ren van alle 'paapse superstitiën', dat wil zeggen van het katholieke bijgeloof. De staat legde beslag op alle katholieke kerken, fondsen en andere geestelijke goederen en stelde die voor een deel beschik baar aan de gereformeerden. Alta ren, beelden en schilderijen moes ten eruit, muurschilderingen ver dwenen onder een laag kalk en de preekstoel vormde voortaan het middelpunt. Het orgel bleef staan, zij het tegen de zin van vele ker kenraden, maar de overheid wilde het zo. Paters en broeders werden uit hun kloosters verdreven en ook de seculiere priesters priesters die geen lid waren van een kloos terorde; paters zijn reguliere pries ters, want zij zijn lid van een orde en dus aan een regel gebonden) moesten het land verlaten. De vrouwelijke religieuzen mochten blijven, maar het aannemen van nieuwe leden was verboden. Zo zouden de communiteiten vanzelf uitsterven. Er was één uitzonde ring: de zusters norbertinessen in Breda moesten in 1647 wel hun klooster in de stad (latere klooster kazerne) verlaten, maar ze moch ten zich in Oosterhout vestigen. Dat hadden ze te danken aan de Afb.3. Portret van markiezin Maria Elisabeth II van den Bergh (1613-1671), in 1628 geschilderd door een onbekende kunstenaar. Het origineel hangt in het Gemeentemuseum Het Markiezenhof bijzondere bescherming van Frede- rik Hendrik. Zijn opvolgers volgden hem daarin na en tot op onze da gen mag het klooster zich verheu gen in de bijzondere aandacht van het huis Oranje-Nassau. De regering vormde uit de inkom sten van kerken en kloosters een fonds om daaruit de tractementen van de dominees en hun helpers en het onderhoud van de protes tantse kerken en scholen te bekos tigen. In Bergen op Zoom was de Gertrudiskerk van ouds bezit van het stadsbestuur en dat bleef zo tot de Franse Tijd. Alle dorpen in hel Markiezaat en in de Baronie zagen hun kerk over gaan in calvinistische handen, ook al woonden er nagenoeg geen ge reformeerden op het platteland. In menig Brabants dorp hadden ze aan één kerkbank genoeg. Den Haag probeerde verder in Staats- Brabant de katholieke drossaards, schouten, onderwijzers en andere ambtenaren in de dorpen te ver vangen door mannen 'van de ware religie', maar dat lukte niet overal. Er was namelijk gebrek aan vol doende bekwame gegadigden. De gereformeerde onderwijzers klaag den steen en been over het hand jevol leerlingen waar ze het mee moesten doen. Hun inkomen was namelijk in grote mate afhankelijk van het aantal leerlingen. Het was niet prettig om de jeugd naar de katholieke collega's te zien trekken. Werken temidden van een vijan dige bevolking viel zwaar. Van be keringen was op het platteland na genoeg geen sprake. Daarvoor ble ven er ondanks de plakkaten te veel priesters actief in de zielzorg en was de sociale controle onder de dorpelingen te sterk. 4. Een moeilijke start Er wachtte Maria Elisabeth II een zware taak in het Markiezaat. Ze was eigenlijk helemaal niet welkom in de stad. De Bergenaren hadden over het algemeen goede herinne ringen aan de jaren dat een prins van Oranje de taak van markies waarnam. Die heren kwamen nogal eens op voor de Bergse be langen en konden wat bereiken in Den Haag. Wat kon de markiezin voor hen doen? En zou ze de ka tholieken niet gaan voortrekken bij het benoemen van drossaards, stadhouders, schouten, schepenen en andere ambtenaren? De Raad van Brabant had tenslotte beslist, dat de markiezin het recht had om de magistraatsleden in het hele Markiezaat te benoemen. In de stad waren dat al jarenlang uitslui- AJb.ll. Grafmonument voor Willem van der Rijt sr. en zijn vrouw Judith van Aeswijn in de Gertrudiskerk te Bergen op Zoom. Ook hun zoon, drossaard en stadhouder Willem van der Rijt jr., vond in dit graf zijn laatste rustplaats. tend gereformeerden. De her vormde kerkenraad vreesde dat Maria zich zou gaan inzetten om haar protestantse onderdanen te winnen voor de katholieke kerk. Ze kreeg geen feestelijke intocht. Slechts drie magistraatsleden kon den het opbrengen om haar wel kom te gaan heten. Willem van de Rijt junior, heer van Broechem, bleek Maria's grootste rivaal. Als drossaard was hij de hoogste amb tenaar in de stad en als de prins van Oranje niet in Bergen op Zoom was - en dat gebeurde heel dikwijls - nam hij de eerste plaats in. Hij was bovendien schout van Bergen op Zoom en stadhouder van het leenhof van het Markie zaat. Door deze opeenstapeling van functies had hij veel invloed en aanzien. Nu kwam een vreemde dame van 35 jaar, een katholieke nog wel, hem van de top verdrin gen. Aanvankelijk wilde hij geen eed van trouw aan haar afleggen en de kerkenraad prees hem daarin. Nadat de Raad van Brabant Maria Elizabeth in al haar rechten had bevestigd, ging de magistraat door de knieën. De heren boden hun stadsvrouwe een blijde inkomste aan. Die had plaats op 10 novem ber 1649. De vier burgervendels stelden zich op voor het bordes van het stadhuis en losten drie sal vo's ter ere van de markiezin. De klokken luidden en 's avonds ver lichtten brandende teertonnen bij wijze van vuurwerk pleinen en stra ten. Het stadsbestuur bood de prin ses de volgende dag een feestmaal aan op het stadhuis. Een week later was het de beurt aan Maria Elisa beth om de magistraatsleden met hun dames in het hof te ontvangen en met geschenken te verrassen. In 1651 op de feestdag van de Hei lige Gertrudis (17 maart) benoem de de markiezin voor de eerste keer de magistraatsleden van Ber gen op Zoom. Heel verstandig zette ze het al jarenlang gevoerde beleid voort en stelde uitsluitend niet-ka- tholieken aan. Op 5 april 1651 vond op de Grote Markt voor het stadhuis de officiële inhuldiging van de markiezin plaats. Maria Eli sabeth II bekrachtigde de privile ges van Bergen op Zoom en daarna legde Willem van de Rijt als drossaard, dus als vertegenwoordi gervan de markiezin, de eed af aan de stad. Hij deed dat in handen van de burgemeester buiten de De Watersch ans nr. 1 2003 bank. Die zwoer op zijn beurt na mens de Brede Raad en de burgerij van Bergen op Zoom trouw aan de markiezin. Alle notabelen en vele poorters waren er getuige van. De feestelijkheden bleven vanwege de financiële beslommeringen aan de sobere kant, maar de beiaardier liet zijn klokken jubelen en 's avonds brandden de teertonnen. Het leek de goede kant uit te gaan. maar de grote vraag bleef, hoe deze over tuigd katholieke vrouwe haar in vloedrijke positie zou aanwenden om haar verdrukte geloofsgenoten van dienst te zijn. Vanuit de Staten- Generaal en nog veel meer vanuit de Bergse calvinistische kerkenraad werd scherp op haar gelet. Wat de leden van haar Raad en Re kenkamer betrof, gaf ze de voor keur aan katholieken, maar nam toch ook twee vooraanstaande ge reformeerden in haar raad op, te weten dr. Justus Turcq en Thomas de Rouck, twee ontwikkelde man nen uit een echte magistratenfami- lie. Turcq was doctor in de medicij nen. In dienst van de stad beheerde hij als rentmeester de in beslag ge nomen geestelijke goederen. Als dichter heeft hij een bundel met la- tij nse verzen op zijn naam staan. De Rouck was vaak burgemeester. Hij staat verder bekend als auteur van Den Nederlandtschen Herauld en van Memoriael, van de heeren die als gouverneurs binnen de stadt van Bergen op den Zoom gecomman deerd hebben, zedert die gehouden heeft de zijde van hare hoogh-moog: de staten van den Lande (Bergen op Zoom 1664). Verder weten we van hem dat zijn dochter naar Brussel trok en daar katholiek werd, wat trouwens de nodige opschudding in de kerkenraad veroorzaakte. Zelfs in haar leenhof benoemde Elisabeth meer gereformeerden dan katholieken, omdat deze recht bank voor grondzaken tegelijkertijd fungeerde als hof van appèl van de schepenbanken in het Markiezaat. Er deden zich merkwaardige situ aties voor. Zo had de markiezin in verschillende dorpen het recht om de pastoor aan te wijzen, het zoge naamde patronaatsrecht. Fijnaart was zo'n parochie, maar het dorp was in hoofdzaak calvinistisch. Het had een pastoor gehad, die zelf niet goed wist of hij katholiek of protes tant was. Tenslotte koos hij voor Calvijn en veel parochianen volg den hem. Toen een andere herder Afb.4. Portret van graaf Hendrik van den Bergh, vader van Maria Elisabeth II. Het is een gravure van Paulus Pontius naar een schilderij van Anthony van Dijck, ca. 1630. Hendrik liep in 1632 over van de Spanjaarden naar Fredrik Hendrik en leverde daarbij Venlo en Roermond over aan de Republiek. In 1638 is hij wegens dit veiraad in Brussel onthoofd. benoemd moest worden, was de keuze aan Maria Elisabeth. Dat ging de Raad van Brabant te ver en de markiezin moest haar patro naatsrecht voor Fijnaart afstaan. In 1653 werd het onrustig in de stad, vooral als gevolg van de eco nomische achteruitgang. De vrede van Munster verleidde de Staten- Generaal tot bezuinigingen op de fensie. Het garnizoen van Bergen op Zoom werd verzwakt en dat be tekende minder soldaten in de stad en dus minder vertier en minder verdiensten. Bovendien werden de vergoedingen die de burgers kre gen als ze een soldaat in huis had den, gehalveerd. Daar kwam nog bij dat de handel stagneerde, nadat in 1652 de Eerste Engelse Oorlog (1652-1654) was uitgebroken. De woning van rentmeester Van Al phen moest het vier nachten ach tereen ontgelden. De oproerlingen keerden zich ook tegen de markie zin en uitten hun onvrede door duidelijk partij te kiezen voor dros saard Van de Rijt. 'Vive Le Broe chem!' schalde het door de straten. De oproerkraaiers tooiden zich met oranje om te demonstreren, dat het Markiezaat terug moest naar het huis Oranje-Nassau. He laas was Willem II al in 1650 over leden en zijn opvolger, de latere Willem III, moest nog drie jaar worden. Aan de bank van lening 25

Periodieken

De Waterschans | 2003 | | pagina 13