De Waterschans NR. 1 2003
hing het wapen van Elisabeth II,
want evenals de molens en de
waag behoorde ook de bank van
lening haar toe. Raddraaiers rukten
dat wapen van de voorgevel en
droegen het in triomf door de stad.
Het ene incident volgde op het an
dere. Zelfs de koets van Elisabeth
moest het ontgelden. Ze hield het
niet meer uit in de stad en reisde
naar Den Haag om daar haar be
klag te doen bij de Staten-Gene-
raal. Die stuurden twee compag
nieën soldaten om de rust te her
stellen. De magistraat liet vervol
gens een onderzoek instellen. De
twee ergste relschoppers werden
gegeseld, gebrandmerkt en verban
nen.
De Staten van Zeeland, wellicht op
aandringen van de kerkenraad,
probeerden de markiezin te bero
ven van haar recht om de leden
van de magistraat te benoemen,
maar dr. Justus Turcq wist dat te
voorkomen.
5. Gewetensvrijheid, geen
godsdienstvrijheid
Het zag er voor de katholieken in
de Republiek na 1648 niet zo best
uit. Geen kerken, geen legale pries
ters, geen scholen, beroofd van
fondsen en andere goederen en
van kansen om carrière te maken
in dienst van de overheid, met uit
zondering dan van het leger. Voor
trouwen, dopen, bijstand, weeshuis
of andere hulp waren ze aangewe
zen op de dominee of de magi
straat. Maar ook voor de predikan
ten en ambtenaren in Staats-Bra-
bant was het geen pretje om in een
Brabants dorp te moeten functio
neren temidden van een vijandig
gezinde bevolking. Van bekeringen
was haast geen sprake meer. Wat
de hervormden ook zwaar tegen
viel, was dat de overheid hun niet
de steun gaf die ze verwachtten.
Dat was zelfs het geval in Bergen
op Zoom, waar toch de calvinisten
in de meerderheid waren. Het valt
op dat bijvoorbeeld leden van de
kerkenraad van houding verander
den zodra ze een zetel in het stads
bestuur verwierven. Dan meenden
ze niet langer alleen voor hun ge
loofsgenoten te moeten opkomen,
maar voor alle inwoners van de
stad, ook voor de katholieke. Enige
tolerantie kwam trouwens de rust
en orde ten goede. We moeten niet
vergeten, dat ongeveer een derde
deel van de Bergenaren katholiek
bleef en dat er onder hen veel
vooraanstaande burgers waren.
Juist degenen die financieel onaf
hankelijk waren, konden zich per
mitteren katholiek te blijven. Naast
het personeel van de markiezin
treffen we onder hen brouwers, gil-
denmeesters, kooplieden en winke
liers aan.
Beide partijen hadden er baat bij
de verhouding niet op scherp te
zetten. Toen de markiezin aan de
kerkenraad vroeg om onder de
diensten in de kerk ook voor haar
te bidden, kreeg ze een positief
antwoord. Ze werd als derde op het
gebedsformulier geplaatst, na de
Staten-Generaal en de prins van
Oranje, maar vóór de drossaard en
de magistraat. De gereformeerden
hadden ook hun wensen. De clas
sis van Zeeland en Bergen op
Zoom vroeg haar of ze iets wilde
doen aan het ontheiligen van de
zondag, met name op het platte
land. Daar ging het werken op de
dag des Heren gewoon door en
vonden er zelfs allerlei vermakelijk
heden plaats. Ook aan de onwet
tige huwelijkssluitingen door pries
ters zag het classisbestuur graag
een einde gemaakt. De markiezin
probeerde met ordonnantiën en
aansporingen aan die wensen tege
moet te komen, maar veel hielp het
niet.
Menig calvinist ergerde zich voorts
aan de gewoonte van Bergse win
keliers om op katholieke feestda
gen zoals 15 augustus (Maria He
melvaart), 8 september (Maria Ge
boorte) en 1 november (Allerheili
gen) hun zaak te sluiten. De ker
kenraad eiste sancties, maar het
stadsbestuur schoof de kwestie
voor zich uit. Het volgde daarin het
voorbeeld van de Haagse heren.
Een andere bron van ergernis wa
ren de bijeenkomsten van katholie
ken om de mis bij te wonen. Bin
nen de stadsmuren deed men dat
in een particuliere woning en bui
ten de stad in een schuur, bijvoor
beeld op de hoeve van Joost van
Lil in de buurtschap De Bal, een
uurtje buiten de stad. (Balsebaan!).
Halsteren kerkte in de schuurkerk
van Lepelstraat. Een hoogst enkele
keer greep de politie in. Zo ook op
zondag 6 augustus 1656. Pastoor
Antonius van Caster stond die och
tend op het punt om bij boer Van
Lil de viering te beginnen, toen de
wachtposten waarschuwden dat er
ruiters in aantocht waren. Nie
mand minder dan de procureur-
generaal van de Raad van Brabant,
Ambrosius Martini, galoppeerde
met ongeveer twintig soldaten naar
de Bal. Van Caster met zijn assis
tenten en de circa 300 aanwezigen
vluchtten in wanorde weg. Onder
de gelovigen bevonden zich even
wel militairen van het garnizoen.
Met enkele potige boeren en bur
gers verzetten ze zich tegen het
wegnemen van de liturgische vaten
en kleding. Martini ging de pastoor
achterna, maar kwam daarbij in
een sloot terecht. Toch werd Van
Caster gearresteerd en twee weken
opgesloten in fort Moermont. Voor
600 gulden liet Martini hem weer
los. Boer Van Lil kreeg een boete
van 200 gulden. Daarna ging alles
weer gewoon door.
De ambtenaren gingen geld vragen
voor hun gedoogpolitiek. Dros
saard, stadhouder (plaatsvervanger
van de drossaard) en schout wilden
compensatie hebben voor het geld
dat zij misten door niet op te tre
den tegen de katholieken. Een deel
van de boeten was namelijk voor
hen. Het misbruik groeide uit tot
een getolereerd en algemeen aan
vaard systeem. De katholieken be
taalden trouw de overeengekomen
recognitiegelden en admissiegel-
den. Het recognitiegeld was voor
het niet ingrijpen bij eucharistie
vieringen, het admissiegeld voor
toelating van een nieuwe pastoor
of kapelaan. Ook voor een vergun
ning voor het bouwen of verbou
wen van een schuurkerk of schuil
kerk moest het kerkbestuur over de
brug komen. De Bergse katholie
ken sloten met hun drossaard een
contract. Volgens afspraak betaalde
het katholieke kerkbestuur hem elk
jaar op 17 maart (Gertrudis!) 32
dukatons. De advocaat-fiscaal van
de Raad van Brabant wilde ook
zijn portie hebben, namelijk 72
gulden per jaar voor het hele Mar-
kiezaat. De Bergse katholieken na
men daarvan 24 gulden voor hun
rekening. De advocaat-fiscaal was
belast met het toezicht op de uit
voering van de plakkaten en bij
niet-uitvoering daarvan ontving hij
boven zijn salaris 72 gulden extra
van Stad en Land van Bergen op
Zoom. Al deze heffingen betroffen
alleen de katholieken. Andere niet-
calvinistische kerken zoals de luthe
ranen en de doopsgezinden waren
daarvan vrijgesteld.
Al met al levert ook Bergen op
26
De Waterschans nr. l 2003
1
Afb.6. Foto van de eeuwenoude pandhofin het Huijbergse wilhelmietenklooster. Op Dolle
Dinsdag in 1944 verwoestten Duitse militairen het hele klooster- en scholencomplex. Nu
herinnert alleen het poortgebouw nog aan het vroegere monasterium
Zoom het bewijs dat het specifiek
tegen de katholieken gerichte ver
bod van vrije godsdienstuitoefe
ning in de praktijk nogal meeviel.
In onze ogen was het discrimina-
tiepolitiek, maar het gedoogbeleid
maakte de Republiek destijds tot
de meest tolerante staat.
6. Het klooster van Huijbergen,
Staats of Spaans?
In het dorp Huijbergen stond in
1648 al eeuwenlang een wilhelmie
tenklooster, het Monasterium Sanc-
tae Mariae. Het was een priorij
(een klein klooster onder leiding
van een pater prior), in 1278 ge
sticht door Arnold van Leuven en
Elisabeth van Breda. Ze deden dat
met de wens, vastgelegd in de
stichtingsakte: 'Opdat ge, niet ge
stoord door het gerucht van twist
gedingen, de Heer met een vrij ge
moed zoudt mogen dienen'. De
historie van het klooster staat ech
ter bol van de aizies en processen,
eerst met de abdij van Tongerlo, la
ter met de Republiek en in de
achttiende eeuw met Jozef II
(1765-1790), aartshertog van Oos
tenrijk. En al die twisten gingen
over de ligging van het klooster. De
grote vraag was: 'Hoort het klooster
bij het Markiezaat van Bergen op
Zoom of bij het noordelijk kwartier
van het markgraafschap Antwer
pen, het zogenaamde Land van
Rijen?' Het was in 1648 een kwes
tie van 'to be or not to be'. Als de
priorij bij het Markiezaat hoorde,
dan zou ze worden opgeheven.
Huijbergen was letterlijk een grens
geval. Volgens oude akten en rech
terlijke uitspraken liep de grens tus
sen de heerlijkheid Bergen op
Zoom en het land van Rijen dwars
door de kerk van de wilhelmieten,
tevens parochiekerk. Het klooster
stond op Spaanse grond net als het
schip van de kerk, maar het pries
terkoor was markiezaatsgebied. De
gereformeerden, gesteund door de
Staten-Generaal en het Bergse
stadsbestuur, wilden het klooster
inpalmen, maar de wilhelmieten
onder leiding van hun juridisch ge-
AJb. 1. Na de oorlog hebben de Broeders
van Huijbergen het poortgebouw gerestau
reerd en er het Wilhelmietenmuseum in
gevestigd. De toegang aan de oostzijde.
schoolde prior Siardus Bogaerts
protesteerden. Het mocht niet ba
ten. Drossaard Willem van de Rijt
uit Bergen op Zoom verdreef de in
woners van het klooster, sloot de
kerk en legde beslag op de inkom
sten uit de boerderijen en andere
bezittingen van de wilhelmieten.
Bogaerts riep de hulp in van de
Spaanse landvoogd in Brussel. Die
stuurde op 25 maart 1649 de mark
graaf van Rijen met een regiment
voetvolk. De soldaten braken de
kerk open en gaven het gebouw te
rug aan de paters. Het antwoord
bleef niet lang uit. Op 15 april
reeds vertrokken miters in gezel
schap van dominee Arnoud
Finson uit Bergen op Zoom naar
Huijbergen. Met paard en al reden
ze de kerk binnen, joegen de pries
ter van het altaar, namen liturgi
sche voorwerpen in beslag, richtten
vernielingen aan en bedreigden de
kloosterlingen. Daarna installeer
den ze Finson als predikant van
Huijbergen. Hij mocht zijn intrek
nemen in het klooster. De paters
en broeders vonden onderdak in
de boerderij Creytenborch net over
de grens. Het was een hoeve van de
abdij van Tongerlo, maar de abt
stond die welwillend af aan de
bannelingen.
Siardus Bogaerts wendde zich weer
tot aartshertog Leopold Wilhelm
van Oostenrijk, de Spaanse land
voogd in Brussel, maar deed ook
een beroep op Antoine Brun, de
ambassadeur van Spanje in Den
Haag. Hij leverde beiden de nodige
bewijzen om aan te tonen dat hij
en zijn confraters in hun recht
stonden. Aanvankelijk lieten de
Staten-Generaal zich weinig gele
gen liggen aan al die documenten.
Spanje was verslagen en kon toch
geen vuist maken, zeker niet zolang
het in oorlog bleef met Frankrijk.
Maar toen de Republiek al vrij
gauw problemen kreeg met Enge
land (Akte van Navigatie 1651 en
Eerste Engelse Oorlog 1652-1654),
draaiden de Heren in Den Haag
bij en wilden wel onderhandelen.
Vertegenwoordigers van beide par
tijen vergaderden van 1 juni tot 5
juni 1651 in de 'markiezenzaal' van
het klooster en constateerden van
uit een provisorische uitkijkpost op
het kerktorentje dat de historische
grens 'van de Paal van het Suster-
rneer tot de Hertsput' inderdaad
precies door de kerk van het kloos
ter liep. Oude bewoners van het
2 7