De WATERSCHANS NR. 1 2003 Afb. 5. Interieur van de Grote Kerk te Bergen op Zoom met achter het Tiengebodenbord rouwborden van de familie Bax en linksonder het grafmonument voor Marcelis Bax, door Gerard Houckgeest, olieverf op doek, 132 x 108,5 cm, 1655 (coll. Statens Museum for Kunst, Kopenhagen). stelde om in overeenstemming met haar stand te leven.20 Zo bezat zij samen met twee ongehuwde zus ters een belegd kapitaal van 4750 gulden, waarover zij na de dood van haar zusters de volle beschik king kreeg en dat zij op haar beurt aan dochter Judith naliet. Ook be zaten moeder en dochter onroe rend goed, waaronder landerijen in de polders nabij Bergen op Zoom. Daarnaast ontving Charlotte een jaarlijks pensioen uit de nalaten schap van drossaard Willem van der Rijt jr., heer van Broechem.21 Charlotte Bax en haar dochter Ju dith overleden betrekkelijk kort na elkaar. Charlotte overleed in april 1690 te Bergen op Zoom op vie- renzeventigjarige leeftijd. Zij werd in de Grote Kerk begraven, ver moedelijk in de grafkelder van de familie Bax in het koor, onder het monument voor haar vader Marce lis.12 In overeenstemming met haar voorname afkomst gebeurde dat bij avond, nadat de kerkklokken maar liefst gedurende twaalf uur hadden geluid. Enkele jaren later, in december 1692, stierf dochter Judith; in zijn lijst van overleden parochianen vermeldde de pastoor expliciet dat haar de laatste sacra menten waren toegediend. Evenals haar moeder kreeg Judith een be grafenis bij avond, zij het dat men de klokken ditmaal 'slechts' zes uur luidde. Ook zij zal in het familie graf zijn bijgezet.23 Een vrome schenking Charlotte en haar dochter behoor den door hun afkomst en familie banden met plaatselijke regenten en opeenvolgende drossaards, gou verneurs en legeraanvoerders, tot de meest vooraanstaande inwoners van Bergen op Zoom.24 Als katho lieken behoorden zij in het zeven- tiende-eeuwse Bergen op Zoom echter tot een religieuze minder heid. Vanaf 1580 was de uitoefe ning van de katholieke eredienst en actieve zielzorg binnen de stadsmuren verboden geweest; het had ertoe geleid dat de katholieken aan het einde van de Tachtigjarige Oorlog nog maar zo'n 20% van de bevolking vormden. In 1651 was de oude stadsparochie door de bis schop van Antwerpen hersteld. On danks tegenwerking van het stads bestuur en van de gereformeerde kerkenraad, maar met steun van de katholieke markiezin, hadden de franciscaanse pastoors hun pa rochie weten uit te bouwen. Daar bij maakten zij dankbaar gebruik van de inzet van een kleine kern van toegewijde parochianen, onder wie met name welgestelde vrouwen als Charlotte en Judith Bax.25 Na aanvankelijk buiten de stads muren en op geheime plaatsen in de stad te hebben gekerkt, hadden de katholieken in 1676 de in een afgelegen deel van de stad staande pastoorswoning gedeeltelijk ver bouwd tot huiskerk. In een kamer van het aan de tuin grenzende ach terhuis werden missen opgedragen. Vermoedelijk heeft men enige ja ren later de muur tussen twee ka mers doorgebroken en de vloer van de eerste verdieping verwij derd, waardoor een hoge ruimte met een oppervlak van ongeveer 7 bij 11,5 meter ontstond. Later zijn daar de aangrenzende kamers bij getrokken. In deze uiterst krappe ruimte bevonden zich volgens de dekenale visitatieverslagen van 1688 en 1693 een altaar met taber nakel en een biechtstoel. Het altaar stond binnen een omheining of 'tuin' en voor het tabernakel met het Allerheiligste en de gewijde va ten brandde een godslamp. De biechtstoel was volgens de kerke lijke voorschriften voorzien van luikjes met tralies. De deken die de parochie in opdracht van de bis schop op gezette tijden bezocht, toonde zich zeer tevreden. Hij be kritiseerde slechts bij herhaling de omstandigheid dat enkele religieu zen en voorname dames tijdens de diensten hun zitplaats binnen de omheining van het altaar had den.26 Dat de pastoor zich niets aantrok De Waterschans nr. i 2003 van deze opmerkingen van de de ken, hield vermoedelijk verband met de belangrijke rol die de des betreffende vrouwen binnen de pa rochie speelden, in het bijzonder ook waar het hun financiële steun en de verfraaiing van het kerkge bouw gold.27 Wellicht behoorden ook de dames Bax tot deze groep bevoorrechte vrouwen. Dat zij zich nauw bij hun kerkelijke gemeen schap betrokken hebben gevoeld, blijkt uit hun besluit om twee kost bare zilveren tafelkandelaars te le gateren aan de parochie. Vermoe delijk bij de dood van de laatstle- vende, in december 1692, lieten zij de parochie twee zilveren kande laars na. In ruil daarvoor kregen moeder en dochter een eeuwigdu rend jaargetijde; na hun dood zou ten eeuwigen dage jaarlijks op hun sterfdag een mis voor hun zielen heil worden gelezen. De pastoor legde de overeenkomst vast in zijn lijst van jaargetijden: 'pro animabus domicellarum Carlina Bax et Ju dith Bax anniversaria perpetua ob legationem duorum candelabro- rum argenteorum'.28 Veel gelovigen stelden er prijs op dat na hun overlijden of dat van hun naaste familieleden zielmissen werden opgedragen. Het betrof hier missen waarin werd gebeden voor het zielenheil van de overle dene. Zij werden meestal opgedra gen op diens sterfdag: het zogehe ten jaargetijde. Men kon daarover van keer tot keer een afspraak ma ken met de pastoor, die dan tegen een vergoeding één van de missen op de opgegeven dag speciaal op droeg ter intentie van de desbe treffende overledene. Men kon ech ter ook voorzieningen treffen waar door het lezen van dergelijke ziel missen voor een langere periode werd gewaarborgd. Degene die het jaargetijde stichtte, betaalde dan een aanzienlijk bedrag en kreeg daarvoor de garantie dat hiervoor elk jaar op de sterfdag een mis werd gelezen. Het overeengekomen bedrag vloeide in de parochiekas. Eenmaal per jaar, met Petrus en Paulus (29 juni), ontving de pastoor een betaling voor alle door hem op basis van gefundeerde jaargetijden opgedragen 'bezette diensten'. De jaargetijden vormden voor de parochie een belangrijke bron van inkomsten. De rente ervan bracht meer op dan de vergoeding die aan de pastoor moest worden betaald. Was men een bepaalde periode overeengekomen, dan had de pa rochie na het verstrijken daarvan geen verplichtingen meer. In de pe riode 1650-1720 werden echter veel eeuwigdurende jaargetijden gefun deerd, evenals talrijke jaargetijden waarvan de duur en de opbreng sten sterk konden uiteenlopen. Zo liet een parochiane omstreeks 1680 vijfhonderd gulden na waar voor jaarlijks twee missen moesten worden gelezen, terwijl een andere omstreeks dezelfde tijd vijftig gul den legateerde voor een jaarlijkse mis.29 In de eerste helft van de achttiende eeuw zou men te Ber gen op Zoom overgaan tot een standaardtarief van vijftig missen voor honderd gulden. Eeuwigdu rende jaargetijden werden toen niet meer toegestaan.30 In enkele gevallen betaalden stich ters zoals de dames Bax in natura, waarbij de gift natuurlijk in over eenstemming moest zijn met de te genprestatie in de vorm van ziel missen.31 Op grond van het boven staande mogen we aannemen dat de waarde van de twee zilveren kandelaars ten tijde van het legaat minimaal honderd gulden heeft bedragen: een aanzienlijk bedrag. Gelet op hun gewicht in zilver zal de waarde vennoedelijk echter ten minste het dubbele zijn geweest.32 De namen van de schenksters wer den dan ook keurig in de kalender van de jaargetijden genoteerd en de opeenvolgende pastoors hiel den zich nauwgezet aan hun ver plichtingen: op 21 april werd een mis voor Charlotte gelezen, op 22 december voor dochter Judith. Aan het einde van de achttiende eeuw blijkt er echter een verande ring te zijn doorgevoerd. Uit 1780 en 1790 daterende lijsten van jaar getijden laten zien dat beide ziel missen toen in april werden gele zen. Was er een fout in de kalen ders geslopen of betrof het hier een opzettelijke besparing van de zijde van de pastoor - die overi gens wel voor twee missen betaald kreeg?33 De zilveren kandelaars kwamen na de dood van de schenksters op het altaar van de schuilkerk te staan. Hun aanwezigheid te Bergen op Zoom is goed gedocumenteerd: de kandelaars komen voor in alle op eenvolgende kerkinventarissen, te beginnen met de vroegste, uit 1743 daterende lijst. Uit de inventarislijst van 1854 blijkt dat ze toen inmid dels van een houten voet waren voorzien.34 Waarschijnlijk had deze aanpassing tot doel de kandelaars beter zichtbaar te maken voor het kerkvolk Deze zwarte houten voe ten zijn overigens bij een restaura tie in 2000 weer verwijderd.35 De rijk bewerkte zilveren kande- Afb. 6. Gezicht op de Korenmarkt te Bergen op Zoom, met Cleijn Engels Huijs (huis met hijsbalk), door Barnardus Klotz, tekening, 15,2 x 20,5 cm, 11 juli 1671 (particu liere collectie). 4 3

Periodieken

De Waterschans | 2003 | | pagina 22