De Waterschans nr. 2 2003 6 2 iffïbv'Hj. 63 De Waterschans nr. 2 2003 schreef het in september 1934, toen hij tijdens een treinreis terug dacht aan de tijd dat hij, samen met andere jonge roomse schrij vers, vol elan en idealisme zijn 'openbare' leven als auteur was begonnen in Roeping en De ge meenschap. Er hangt een waas van weemoed over dat gedicht, om al les wat voorbij ging en om het on herroepelijke van het teruggesto- ten of teruggevallen zijn op zich zelf. De slotregels luiden in het derde deel van de Verzamelde ge schriften: Ook AM. de Jong was een gezel schapsmens die publiek nodig had, en dat ook ruimschoots heeft gekregen. Maar hij schreef voor een ander publiek. In zijn realisti sche, dikwijls tendentieus gearran geerde romans probeerde hij uit te beelden wat er soms aan geheime passies en zwarte zonden kan schuilgaan in het schijnbaar rus tige en eenvoudige Brabantse volksleven, en ook hoe een gods vruchtige en idealistische arbei dersjongen werd gefrustreerd door een clericaal en kapitalistisch ge zagssysteem, dat alleen zou kun nen worden veranderd door de overwinning van het strijdend so cialisme. De emancipatie van de Brabantse arbeider kon volgens hem worden bereikt door een be vrijding uit de typisch rooms-Bra- bantse traditie: door de arbeider los te maken van de waarden waarin hij was opgegroeid. AM. de Jong zei dat in een vraagge sprek met G.H. 's-Gravesande in het tijdschrift Den gulden winckel van maart 1928. Hij schreef het twee jaar tevoren in een brief aan Dirk Coster, die ik citeer uit de biografie van zijn neef Mels de Jong, op pagina 211: Tot en met "Het grote verschil met Holland" hadden nogal wat bewe ringen in dit citaat geschreven kunnen zijn door Anton van Duinkerken. Die had zich, evenals zijn jonge idealistische kompanen in het tijdschrift Roeping, tot taak gesteld zijn eigen Brabants gewest hoog op te stoten in de vaart der volken. Voor Van Duinkerken ging het daarbij om het behoud van wat hij en de zijnen beschouwde als typisch Brabantse waarden en om het bestrijden van krachten die deze waarden, binnen en bui ten Brabant, konden bedreigen. In Van Duinkerkens bundel Hart van Brabant (1936) staat het gedicht 'Jan van Glymes': En de slotregels luiden: De aanhef van het gedicht De mis sionaris, uit dezelfde bundel: Het Brabant, waar Anton van Duinkerken het "hart" van meen de te openbaren in zijn gedichten, bestaat, en kan ook alleen maar bestaan, als ideaal en als verbeel ding. En niet alleen als verbeel ding van Anton van Duinkerken. Het was, zoals al eerder aange duid, in de jaren dertig een literair motief en een politieke leuze. Een leuze die met name opgeld deed in de kringen van intellectuelen en toekomstige intellectuelen in Tilburg, waar Willem Asselbergs in de jaren 1927-1929 studeerde aan de R.K. Leergangen. In zijn bundel Leer mij ze kennen... de Bra banders (1967) citeert Jan Naaij- kens uit het in 1935 verschenen eerste nummer van het tijdschrift Brabantia nostra: Een ander citaat, uit de stichtings akte van de studentenvereniging Jong Brabant: De mythe Noord-Brabant: het goede, roomse volk, het schone leven, het grootse verleden, de vi tale gemeenschap, de traditionele vroomheid en het uitzicht op het Rijk Gods. Van Duinkerken heeft uit deze motieven alles gehaald wat er voor hem als literator inzat. Jk VCkd tyfj &rf be^ulCiafl.cnmdajd. u. ■if, 6 VCep vyuj iel (affo iorui na UAkfflék'j tn k $6nx)wy ÜOn jkdsnru fre" Dn ft cmrèndf'ej -ouv&r CzrULc-hun. Meen *u.'cJ.doJ LL ■U Wronac/Ujaa7Tu)eXhaj) hef ODrnhdddjvu-llk. (qaljkkjcL meJ olfo, lexSfiVtèeL'Sürvt) uxj, nW C&jdnfcr? CAi cjyrrafomlonfj. .a- uoor„IYu': (Coftkccü yJ iL Lr èn hd CMï ryiLjn Orerj waa<-r fyf k>ml hd\ eón (oecfj'e idof. in il-pu uxj, l&Cvvni earU tnd u OVOr e&>] Dn udtk/r ttetrj jfÖQLcJJcn wdufDyi. deft u ftf emo YL'öj etJrU dejjz korvüull k kO'iwn fluOmdaJ, fl&Dnjda/ or, X>en2orz)üy dmd.'j-bQ. ■wiiddQ.fI tl ufoHowkoj trC fWvüt dcy. flit U ew>i Lok Maf kót.. Jo'hia i fho fj. lïoó.J Ck Uf pMaJ èL iocJ won <vnj -kil. M ud hafuaJaX üd ctxd fw, ouüintl lomtAij naaoir fikej&reay ah een Qcik hofenbezf ovufn eLftn fok ioCfilVri oMs. Ol/uhvk! dié nthrètlilu f-r&ed jko/tvu Ik LLuk. iijdaj-M <a wfjifj mèa- WjLvn od ixkJL Hij kon trouwens niet anders. Want alles waarmee hij was gebo ren en getogen, kwam eruit voort en was erop gericht. In de bestrij ding van de enghartige bourgeoi- sie-mentaliteit van het clericalisme verdedigde hij de verhevenheid van zijn ideaal en gaf hij ruimte en doel aan zijn polemisch talent. Dat talent kwam hem ook van pas in zijn debat zonder einde met humanisten of paganisten, waarbij hij kon putten uit een indrukwek kende historische kennis en kracht vond in zijn liefde voor het verleden en voor het geloof van zijn Brabantse voorgeslacht. Zijn levenslange polemische tegenstan der was de intellectualistische Menno ter Braak, die zelf openlijk paganist was geworden na een es sayistisch Afscheid van dominees land in 1931. Ter Braak karakteri seerde de apologetische positie van Anton van Duinkerken als volgt: De laatste vaststelling verhinderde Ter Braak niet ook even op te mer ken dat de Brabantse moedermelk voor Van Duinkerken een sterker argument was dan "de critische drift". Zo'n psychosomatische diagnose acht ik van minder be lang dan de historische observatie dat Van Duinkerkens optreden op het juiste moment kwam. In zijn Brabantse herinneringen schrijft hij over de oprichter van de Tilburgse Leergangen, Dr. H.E.W. Moller: Het blijft mijn droefheid, dat ik nooit geheel In enig mens als eenling kan geloven. Brabant is dom, bekrompen, achter lik. Maar met een prachtige kern van hartstochtelikheid, driftige le venswil, moed en offervaardigheid. Met een sterk gevoel van schoon heid ook, een behoefte aan stijl en aan forse beweging. Maar dat alles is gedeeltelik latent, gedeeltelijk ver minkt, misvormd door een overheer sing van waarlijk gewetenloze geeste- liken en wereldlike machthebbers. Als Brabant eenmaal loskomt! Dan wordt het een der prachtigste delen van ons landje en zal het veel moois en sterks geven. En Brabant wórdt wakker. Zelfs de kunstmatig opgewekte bloei van het z.g. Neo-ka- tholicisme kan dat niet keren. En ik hoop het mijne te doen om het volk uit mijn geboorteland te helpen wakker maken. De grond is hier vruchtbaar en bereid het zaad te ontvangen. Je zult es zien. Brabant is wel bedorven, maar niet verdor ven. Het grote verschil met Holland. Ik ben - zei Van Glymes - van Bergen op Zoom. Dat is een stad van Brabantse zeden. En noemen de heeren mij kettersch - onvroom: Ik ben Roomsch, maar ik ken het verleden Zijn volk bleef aan Nederland trouw met de trouw Waarmee het gehecht is aan Rome. Al wat mijn vader en moeder mij deden. De Brabantsche goedheid van gansch mijn geslacht, Zijn durf en zijn godsvrucht, zijn vele gebeden- Dit blad richt zich tot allen, die in het Brabantse land willen zien een gaaf en ordelijk volk, Nederlands en katholiek - toegerust met de midde len, die nodig zijn tot het ont plooien van zijn schoonste leven. Het komt noodzakelijk vandaag, nu de beslissing voor een lange toe komst vallende is... Brabant wordt zienderogen weer de kem van de Nederlanden! Wie hier schrijft of leest houde dit klaar voor ogen. Het besef van deze bij zondere verantwoordelijkheid ten aanzien van het Rijk Gods en de Volksgemeenschap zal alle kleinig heid verachten en geen hindernis tellen om de bundeling van alle Brabantse krachten te verwezenlij ken. de beweging heeft ten doel de Brabantse krachten te bundelen en te ordenen tot een eenheid; het Bra bantse volk te helpen in zijn streven naar een eigen zelfstandig volksbe staan in de nationale Nederlandse samenleving; op alle terreinen der Brabantse samenleving het Katho lieke geloof en de erkenning van Christus te laten doordringen; elke Brabander in staat te stellen een goede samenleving en een god vruchtig leven te verwezenlijken in een luisterrijk Brabant. AJb. 5. Brief van A.M. de Jong aan Anton van Duinkerken uit de tijd dat beiden woonachtig waren in Bergen op Zoom en nog vriendschappelijk met elkaar omgingen. Omdat Van Duinkerken in Brabant geboren is, is hij Rooms, omdat hij Rooms is, is hij katholiek; omdat hij katholiek is, is hij verdediger des ge- loofs. omdat hij verdediger des ge- loofs is, gebruikt hij zijn intellect, dat toevallig ook nog scherp is. Hij was voortgekomen uit de wereld van het roomse tekort. Niet alleen de befaamde toespraken van

Periodieken

De Waterschans | 2003 | | pagina 12