Merijntje Guzen of de Ravenzwarte?
De Waterschans nr. 2 2003
De Waterschans nr. 2 2003
ÜEUG
tweede basse cour of open plaats.
Het plein werd in de kazernepe
riode verkleind door de aanleg van
een tuintje en de bouw van een
houtloods en een toilet.58
Op de plattegrond ontbreekt het
verbindingslid tussen de keuken
vleugel en de conchergerie. Dit
gebouwtje komt wel op de reeds
genoemde maquette en op latere
plattegronden voor. Het diende als
militaire gevangenis of provoost.59
[27] Naamloostegenwoordig Res
taurant (34 A en B, 35 en 45). De
plattegrond plaatst hier een recht
hoekig gebouw zonder het uitge
bouwde trappenhuis. Het heeft
een afgesloten voorpleintje met
poort of deur, dat op andere plat
tegronden niet voorkomt. Uit de
omschrijving in de documenten
waarbij de plattegrond hoort kan
men opmaken dat hier indertijd
de conciërge was gevestigd. Mei-
schke situeert hier het bak- en
washuis dat men ca. 1500 liet op
trekken als oudste bebouwing
langs de achterplaats. Het westelijk
vertrek was het eigenlijke washuis,
het oostelijke de personeelska-
mer.60 Van Mansfeld vermeldde
hier ook de woning van de con-
siergede brouwerij, [en] de brood
bakkerij. Nadien woonde de hos
pitaaldirecteur er. In de kazerne-
tijd was er een militaire bakkerij
c.a., totdat deze in 1924 werd op
geheven en het gebouw als nood
logies en bergruimte ging die
nen.61
[28] Moestuijn tegenwoordig Beel
dentuin (38). Deze tuin is op de
plattegrond rechthoekig. In werke
lijkheid was en is de vorm onre
gelmatig met een driehoekige
punt naar het zuiden. Een en an
der was het gevolg van het boch
tige verloop van de aangrenzende
Grebbe. Meischke noemt dit de
'nieuwe' achtertuin die zich te
midden van de stalgebouwen be
vond.62 Van Mansfeld beschreef
het geheel als een grote tuin, thans
in de Engelsche smaak aangelegd.
Deze bestemming bestond in 1815
nog. Na 1862 heeft men er de
voormalige tuin achter het woon
gedeelte van het Hof [13] bijge
voegd. In 1909 verkleinde men dit
gedeelte door de bouw van een
badinrichting.63
Op deze plattegrond komt de
schuur ten oosten van de achter
(Beelden) tuin niet voor. Hij is wel
te zien op de stadsplattegrond van
1748 en de vrijwel gelijktijdige ma
quette. De markies liet de schuur
in of kort na 1577 bouwen ter
plekke van enige toen zeer verval
len 'godskamers'. Omstreeks 1815
was deze schuur, die in 1707 nog
als brouwerij diende, sterk verval
len. Vervolgens is het gebouw aan
particulieren verkocht en daarna
afgebroken.64
[29] Tuijn-deur, uijtkomende op de
Vismarckt nu doorgang (39). Van
Mansfeld noemde hier een uitgang
op [het] klinkerplein aan de Visch-
markt In de negentiende
eeuw is de poortopening dichtge
metseld. De doorgang werd vervol
gens aan particulieren in erfpacht
gegeven en aan de kant van het
plein met een muur afgesloten,
waarin zich in onze dagen twee
poortopeningen bevinden.65
[30] Stallingen langs de Hofstraat
nu bibliotheek (42). Meischke
noemt dit gebouw de 'grote
schuur.' Als ziekenzaal maakte het
deel uit van het hospitaal, maar
men heeft het spoedig daarna in
gericht tot magazijn voor genie
materialen. In de kazernetijd was
het gebouw graan- en meelmaga-
zijn. Het laatst diende het als mili
tair levensmiddelenmagazijn.66
[31] (Stallingen) aan de Moestuijn
nu bibliotheek (41). Dit gebouw
maakte deel uit van het stallen-
complex, door Van Mansfeld aan
geduid als de koetshuizen (remizen)
en stallen, zoo voor paarden als
muildieren. In tegenstelling met de
ten zuiden hiervan gelegen stallin
gen werd het niet afgebroken. In
1815 was het gebouw vervallen en
buiten gebruik.67 In de kazernetijd
diende'het als geweermakerij en
voor bergplaats van mitrailleurs.
Later gebruikte men het ook als
noodlogies voor de manschap
pen.68
[32] Stallingen aan de Moestuijn te
genwoordig deel van de biblio
theek (44). Dit deel van het vroe
gere stallencomplex is evenals de
hierna genoemde vertrekken kort
na 1815 afgebroken.
[33-35] Ter plekke van de in 1973
gebouwde bibliotheek bevonden
zich volgens de hier besproken
plattegrond aan de tuinzijde drie
vertrekken; een [33] Cabineteen
[34] Vollière en een ander [35] Ca
binet. Meischke beschouwde deze
ruimten als onderdelen van het
stallencomplex wat dus in elk ge
val in de achttiende eeuw niet
(meer) juist was. Van Mansfeld
noemde hier een groot gebouw
aan het einde van de bloemen
tuin. Tijdens de hospitaalbestem
ming waren er een mortuarium en
een anatomiekamer ingericht. Kort
nadien liet men ze afbreken.69
50
Brabant als literair motief bij
Anton van Duinkerken en AM. de Jong
In 1997 werd de Eindhovense
voetbalclub P.S.V. kampioen van
Nederland. Dit verleidde de kwali
teitskrant NRC Handelsblad tot de
mededeling dat het landelijk kam
pioenschap was veroverd door een
provinciale club uit Brabant". En
de Amsterdamse Volkskrant sprak
van P.S.V. als "de boerenkampioen".
Kort daarop verscheen het derde
en voorlopig laatste deel van de
Geschiedenis van Noord-Brabant
onder redactie van prof.dr. H.EJ.M.
van den Eerenbeemt. Het werd
ondermeer besproken door Frans
Oudejans in het tijdschrift Ons erf-
Martien J.G. de Jong
deel van 1998. Oudejans schreef
dat de geciteerde kranten anno
1997 indirect het traditionele beeld
hadden bevestigd van het "Don
kere Zuiden", met een onderont
wikkelde, roomse en agrarische
bevolking, ploegende paarden en
allerlei soorten nonnen, paters en
pastoors, die het landelijke straat
beeld opluisterden als ze tijdelijk
ontsnapt waren uit hun semina
ries, pastorijen en kloosters.
Toch waren op dat moment al veel
Brabantse kloosters ingericht als
bejaardenhuizen of als centra voor
asielzoekers. Noord-Brabant was
in 1998 al jaren lang geseculari
seerd, priester leek een uitstervend
beroep en boerderijen waren om
gebouwd tot sexclubs of tot scha-
pen-of varkensfokkerijen op Ame
rikaanse schaal. Vroeger waren er
arbeidersgezinnen op het Bra
bants platteland die één varken
hielden als mondvoorraad voor de
barre winter. Nu huizen er in Bra
bant ongeveer een miljoen var
kens als knorrend kapitaal van een
exportindustrie die meer stank en
bodemvervuiling veroorzaakt dan
vroeger alle landelijke suikerbie
ten-, melk-en vlasfabriekjes bij el
kaar.
Al in de jaren vijftig van de vorige
eeuw was Noord-Brabant de snelst
groeiende industrieprovincie van
Nederland. En bij de eeuwwisse
ling telde de provincie bijna
tweeëneenhalf miljoen inwoners
waarvan een groot deel afkomstig
uit andere provincies, andere lan
den en andere continenten. Over
KVTV-
51
(58) Hospitaal: Plein Geniereg. 1883. Open
plaats, waarop houtloods, tuin en toilet.
(59) Hospitaal 27: Policie kamer. Pltgr. 1862,
Fig.l, t provoost. Geniereg. 1883, nrs. 11 en
lla-c: a-b cellen, c later bergplaats voor licht-
aggregaten.
(60) "Markiezenhof, 17-19.
(61) Hospitaal 28-32 Vertrekken bewoond wor
dende door den Directeur. Pltgr. 1862, Fig. 3 a
woonkamers b portaal c wenteltrap, d gang e
bureau en f broodmagazijn. Geniereg. 1883.
D Militaire bakkerij.
(62) 'Markiezenhof, 48-49.
(63) Hospitaal Tuin. Pltgr. 1862, Fig.4, d tuin.
Geniereg. 1883, oostgedeelte van de open
plaats, waarop F badinrichting, gebouwd in
1909.
(64) WA van Ham, 'De buren van de mar
kies', De Waterschans 16 (1986) 42-43; 'Mar
kiezenhof, 48. Hospitaal 40: Dit locaal is in het
jaar 1816 door het Rijk verkogt aan L. Gussen-
hoven en afgebroken.
(65) 'Markiezenhof, 48. Van Ham, 'De buren
43.
(66) 'Markiezenhof, 47-47. 'Hospitaal 41 Zie
ken Zaal. (Later) Magazyn dienende tot berging
van Genie Materialen. Pltgr. 1862 Fig. 4, a
graanmagazijn. Geniereg. 1883, E.
(67) 'Markiezenhof, 43-46; Hospitaal 36;
Bouwvallige en niet gebruikt wordende ge
bouwen en 38 wordt niet gebruikt.
(68) Hospitaal 34 en 35 Bouwx'allige en niet
gebruikt wordende gebouwen. Pltgr. 1862, Fig.
2, a. Geniereg. 1883, nr. 70 of C geweermake
rij en bergplaats mitrailleurs, ook noodlogies.
(69) Hospitaal 37 Zaal voor de dooden en 39
Anatomie kamer.
DE AUTEUR
Martien J.G. de Jong is West-Brabander
(Steenbergen 20-5-1929). Na de Mulo in
Steenbergen en het Moller in Bergen op
Zoom, werd hij verslaggever bij het Bra
bants Nieuwsblad terwijl hij zich voorbe
reidde op de akte M.O. Nederlands A en B
aan de R.K. Leergangen in Tilburg. Daarna
werd hij leraar Nederlands in Breda, Til
burg en Terneuzen. Vanuit deze laatste
standplaats studeerde hij Germaanse Filo
logie in Gent, waar hij in 1958 promo
veerde. hl verband met een literairhisto-
risch onderzoek kreeg hij in 1961 de gele
genheid tot een studieverblijf in Rome en
in september van datzelfde jaar werd hij
docent aan de Franstalige universiteit te
Namen. Daar werd hij vier jaar later hoog
leraar en vestigde een afdeling Neder
landse taal-en letterkunde ('Département
de Néerlandais') in de Faculteit der Lette
ren en Wijsbegeerte. Professor De Jong gaf
talrijke voordrachten aan een groot aantal
universiteiten in de vijf continenten en
schreef een veertigtal boeken over Neder
landse en Vergelijkende Letterkunde.
Afb.l. De eerste
Merijntje-Gijzenfilm
ging op 17 september
1936 in première te
Amsterdam A.M. de
Jong speelde zelfde
rol van "t goei
pastorke' en het
Vlaamse jongetje
Marcel Krols was
Merijntje (Foto uit de
collectie van Johan
van der Bol,
documentalist van
de biografie A.M. de
Jong, schrijver).