De Waterschans nr. 3 2003
De Waterschans nr. 3 2003
Bert Bevers
Je kunt je het temidden van de
computers, de dvd-spelers, de
mobiele telefoons en de televisies
nog amper voorstellen, maar er is
een tijd geweest waarin jongeren
poëzie consumeerden. Waarin scho
lieren en studenten dichtbundels
koesterden. Waarin elke krant een
letterkunderubriek had. Waarin li
teraire tijdschriften nog echt wer
den gelézen. Een tijd ook waarin
de Nederlandse onderwijsinstel
lingen, kranten en literaire tijd
schriften vrijwel zonder uitzonde
ring op protestantse dan wel ka
tholieke leest waren geschoeid.
De periode tussen de Eerste en
de Tweede Wereldoorlog was zo'n
tijd. En Anton van Duinkerken
maakte daarin carrière. Als criti
cus, journalist en spreker. Van
Duinkerken manifesteerde zich
als publicist vooral in het dagblad
De Tijd en in het 'maandschrift
voor katholieke reconstructie' De
Gemeenschap. Het is zijn verdien
ste geweest dat hij, als bekennend
katholiek schrijvend voor katho
lieke media, in vrijwel alle lite
raire echelons als een autoriteit
werd ervaren. Zijn helder inzicht
in wat er leefde in De Letteren en
zijn deskundige kritieken werden
alom geprezen. Al bleef men zich
soms in protestantse en vrijzin
nige kringen over zijn paapsge
zindheid verwonderen: 'Het is in
de eerste plaats van De Gemeen
schap uit, dat Van Duinkerken
zich zijn unieke positie in Neder
land veroverde. Hij was - als on
vervalste Brabander - rooms ge
noeg ont hem in roomse kring
veel van zijn stoutigheden te doen
vergeven; hij vertoonde als huma
nist naar buiten juist genoeg stou
tigheid om daar zijn roonts-zijn
vrijwel te excuseren, het in ieder
geval met een zekere toeschiete
lijkheid te accepteren. Zij die hem
vergaven en op grond daarvan
hem als gelijke in hun kring op
namen, kon het soms bitter tegen-
2be
LojlA. GaU*.
QjL 6 caj VW
Cjf 4
JUJ. A4 **1,'
xy' 'cJkaX* oU frt
AJb.l. 'De keuze'. Gepubliceerd in 'Tobias met den engel' (1946).
vallen: zo'n verstandige man en
telkens toch weer hardnekkig
rooms!', tekende Gabriël Smit
eens op1. Hardnekkig rooms.
Daarmee hebben we meteen een
van de constanten in Van Duin-
kerkens poëtische productie te
pakken. Want, dat wordt wel eens
vergeten: de criticus, journalist,
retor en Vondelkenner was ook
nog dichter. In deze bijdrage
kloppen we het stof eens van zijn
gedichten om te zien of die de
tand des tijds hebben doorstaan.
Die gedichten worden, laten we
wel wezen, amper meer gelezen.
Gerrit Komrij nam er in zijn
bloemlezing De Nederlandse poë
zie van de negentiende en twintig
ste eeuw in 1000 en enige gedich
ten vier (Volk in de processie,
Rood en Zwart, Herkenningsteken
en Restauratie) van op, maar in
de meeste boekerijen staan zijn
bundels, als ze al tot de collectie
behoren, in het magazijn te wach
ten op een late inzage. Van Duin
kerken schreef een immens oeu-
102
vre bijeen, maar zijn poëtische
werk is eerder bescheiden van
omvang. In 1957 bracht uitgeverij
Het Spectrum zijn Verzamelde
Gedichten op de markt. Het boek
telt 175 verzen.
Het debuut
Anton van Duinkerken publi
ceerde zijn eerste gedichten in de
plaatselijke krantjes De Avondster
en Het Kerkklokjemaar debu
teerde in 1927 officieel met de
bundel Onder Gods ogen, die ne
genentwintig gedichten telde. Daar
van haalden De mensen van de hei,
Dante, Herfst, De verloren zoon. De
Noorse schilder, Chestertons drink
lied, Bij het graf van Gerard Bru-
ning en Concert de Verzamelde
gedichten niet. De aan Jan de
Lepper opgedragen eersteling be
vat onder meer het voor zijn va
der geschreven
Jubelstadje
Jubelstadje, waar ik werd geboren,
jouw uitgelatenheid hangt aan de gevels
als guirlanden.
Boven jouw straten wapperen de wolken:
festoenen van luidruchtigheid.
En van de herbergtafels davert jouw lied
van mensenverbroedering.
De harten van jouw burgers zijn zo feestelik
als lampions op koninginnedag.
Jouw poorten staan open voor zeewind
die binnenholt als dolle jonge meisjes
- op alle gezichten komt frisse gulheid! -
En jouw massieve toren
heeft een vertrouwelijke stem:
zijn lach is als van oude burgers
aan de bittertafel.
Vredefeesten zijn jouw avonden
met fakkel-taptoe van soldaten
- een statig lied van aller mensen goedheid klinkt
tegen de muren van den hemel -
Uit alle ramen licht gezelligheid
als van moeders verjaardag.
Onder de sterren heb jij grote rust:
Maria waakt aan alle hoeken
en engelbewaarders
zweven boven al jouw straten.
Halfduister geeft jou vertrouwelijkheid
en over jouw huizen hangt
de meigeur van een middeleeuwse voornacht.
Jubelstadje is leuk (want herken
baar) voor Bergenaren, maar zui
ver beschouwd niet sterk. Het no
digt niet uit tot herlezing. Je wordt
een beetje moe van al dat 'ge-
jouw' (negen keer 'jouw', een keer
'jou', een keer 'jij'). En wat is
'mensenverbroedering'? Dacht hij
dat we bij alleen 'verbroedering'
zouden denken aan geiten en var
kens die samen een pint pakken?
Voorts zit me de vergelijking van
'zeewind' met 'dolle jonge meis
jes' niet lekker. Gevoelsmatig be
grijp ik wel wat hij bedoelt, maar
een singularis ('binnenholt') door
een pluralis laten volgen verdient
geen schoonheidsprijs. 'Op alle
gezichten komt frisse gulheid' is
meer iets voor een reclametekst
schrijver. En tussen 'vredefeesten'
en 'soldaten' gevoel ik een be
hoorlijke discrepantie. Beelden
als 'Uit alle ramen licht gezellig
heid als van moeders verjaardag'
vind ik niet alleen zwak, maar ook
wat klef. Jan Engelman, vriend en
lang collega-redacteur van Van
Duinkerken (én natuurlijk zelf
dichter, van onder meer het on
vergetelijke Vera Janacopolos),
was er in elk geval niet kapot van:
103
Het stof van de poëzie van Anton van Duinkerken
&e «3 tJjJU, X eU epCwtxy. £l
Vo-*. CvIa. T-a -
(iXA) éflvt. AA 4 t/* l.
P«w cCi. !S-*-4Lk*
2L- Cuet-^iA-jU^ U-o-ZJ-a^ct.
J'LqaCKs -A-. AAA±^6.AL*i-a^;i*:
1/Oaa I
CU
I Anton van Duinkerken vijftig jaar door
Gabriël Smit, in Roeping29ste jaargang,
nummer 1, januari 1953.