LYRISCH LABYRINTH De Waterschans nr. 3 2003 In de Verzamelde gedichten is het wat vertimmerd: Dood strand ANTON VAN DUINKERKEN DE GEMEENSCHAP - MCMXXX UTRECHT 'Verder dan de bittertafel gaan we niet. Om de waarheid te zeg gen: het feest interesseert ons niet. De dichter slaagt er niet in om ons deelgenoot te maken, en het ligt toch niet aan ons.'2 Engelman heeft gelijk als hij stelt dat 'de gedachte, de be doeling een gedicht niet kan redden. De werking van een ge dicht moet vooral uit een be zield taalgebruik komen.'3 Van dat laatste is naar mijn idee wel sprake in: Het dode strand Het dode strand: gestrekt lijk van de vruchtbare grond onder Gods ogen. De zee trok af en liet niets achter dan dor zand en plassen, lauw in den avond en erbarmelik als tranen van een oudgeworden man. - Vader, verlaat ons niet in dit dood uur! - Vèr op de schorren speelt een kleine jongen: met gretige handjes raapt hij kleurige schelpen. Het dode strand: gestrekt lijk van vruchtbare grond onder Gods ogen. De zee trok weg: ze liet niets achter dan dor zand en plassen, lauw in de avond en erbarmelijk als tranen van een oudgeworden man. Vader, verlaat ons niet in dit dood uur! vèr op de schorren speelt een kleine jongen: met gretige handjes raapt hij kleurige schelpen. De titel is gewijzigd, het aantal re gels is van zeventien tot twintig 'op geknipt', 'Vèr' werd - waarschijnlijk een zetfout - 'vèr' en de zee trekt niet meer af maar weg. Dit vind ik een mooi eenvoudig en sterk ge dicht, eigenlijk het beste uit zijn debuut. Zou hij dat, omdat de ti tel van de bundel hieraan werd ontleend, zelf ook hebben gevon den? Lyrisch Labyrinth Na het poëtisch stemmenspel Het wereldorgel verscheen, eveneens in 1930, zijn tweede echte bundel (waarin een tweede druk van zijn debuut was opgenomen): Lyrisch Labyrinth. Deze verzameling be vat onder meer Charlie verliefd - De dans van de broodjes. Van Duinkerken werd hiertoe geïnspi reerd door het beroemde tafereel uit Charlie Chaplins rolprent The Goldrush (uit 1925), een film (of toch in elk geval een scène) die een diepe indruk moet hebben gemaakt. Niet minder dan 180 re gels lang (veel te veel om hier mee te nemen) laat hij zijn im pressies stromen. Hij is altijd aan het vers gehecht gebleven. Het is ook opgenomen in de Verzamelde gedichten. Vergelijking van de ver sie uit Lyrisch labyrinth en die uit 104 De Waterschans nr. 3 2003 de Verzamelde gedichten (waarin het gedicht overigens De dans van de broodjes heet) leert dat hij er nogal wat aan veranderde. Zo werd 'en zijn hoofd is een vrucht van de boom' 'zijn hoofd is een zwellende vrucht van de boom' (regel 9); 'van het grote verdriet' 'van het onuitzegbaar verdriet' (re gel 10); 'en onzegbaar veel lichter bij 't licht van een kaars.' 'onein dig veel lichter bij 't licht van een kaars;'; 'avondroodsgloed' 'avond- roodgloed' (regel 29); 'klaat'rende lach' 'klaatrende lach' (regel 43); 'de sneeuwwoestijn werd een vroom gebed en een lichtende duister nis' 'de sneeuwwoestijn werd een vroom gebed een lichtende duis ternis'; 'en ook zoo eenvoudig' 'en eenvoudig' (regel 57); 'En Char lies vreemd gemoed' 'Zijn strak gespannen gemoed' (regel 58); 'en het leven gelijkt op een buiteling!' 'Het leven gelijkt op een buite ling!' (regel 85); 'De wereld is niets dan de vorm van die broodjes.' 'de wereld is niets dan de vorm van de broodjes.' (regel 89) en 'stroomt in een stadje: torens gaan open en klokken' 'stroomt in een stadje, de torens gaan open en klokken' (regel 117). Bovendien moet het hem zijn opgevallen dat strofe 13 wel érg op strofe 3 leek: hij verwijderde haar volledig, zo dat het vers in Lyrisch labyrinth 15 en in Verzamelde Gedichten 14 strofen telt. Is het een goed ge dicht? Eigenlijk niet. Op de keper beschouwd vertelt Van Duinker ken de scène slechts na. Hij weet geen op zichzelf staand, nieuw kunstwerk te creëren. Het is veel te beschrijvend. Ingedikt had het een beter vers op kunnen leveren. Van Duinkerken componeerde zijn bundels niet echt. Net als de voorganger is deze uitgave een verzameling losse verzen. In Ly risch Labyrinth manifesteert zich eerst en vooral zijn zucht naar de zee. Zou die verklaard kunnen worden door de nabijheid van de Schelde, waarmee hij van kinds af vertrouwd was? Feit is dat hij smachtte naar de verte. Woorden als 'einder', 'kim' en 'kimmelijn' betekenen hetzelfde, maar verder turfde ik in deze bundel niet min der dan négen keer het woord 'horizon' (of de meervoudsvorm 'horizonten'). Niet alleen werkt het steeds te expliciet, het komt gewoonweg té vaak voor waardoor het alleen maar aan kracht ver liest. In A Nonsensical Journey presteert hij het zelfs te schrijven: 'Het leven vraagt een vasten hori zon helder als glas en meetbaar aan den einder; daarmee twee opeenvolgende regels eindi gend met hetzelfde begrip! Dat is niet alleen poëtisch zwak, het is ook ronduit lelijk. De zee duikt in deze bundel op in wel dertien ge dichten: Het dode strand. Lof der zeevaarders. Het lied van de stuur man aan wal. Lied op de thuis vaart. Ontdekking. L'Envoi. Aux Caravelles, Charlie verliefd. Lan tarens op de zee. William Percy's graf. Groen eiland. Sint Brandiaan en Repliek aan Marsman. In deze tweede bundel snijdt de dichter zulke uiteenlopende the ma's aan als Oosterse vertelsels, een discussie met Hendrik Mars man (Repliek aan Marsman), Het Heilig Paterke van Hasselt en Maria Lof. Het boek bevat ook een gedicht dat hij in het Frans schreef (Les Révérends Poètes), drie monologen uit het onge schreven drama Piet en bewerkin gen van gedichten van onder meer Blaise Cendrars, Paul Clau- del en Walther von der Vogel weide. Een waar ratjetoe. Een écht lyrisch labyrinth. Met mis kleunen als Fluitspelers noten balk ('Ik ben niet beter dan een ander en weet, hoe weinig dit beduidt, alsmede, dat ik niet verander wanneer ik fluit.') en Le Rouge et le Noir ('k houd van 't rood op een roodhuid, die dood is, En de kieuw van de ka beljauw; O, geef mij een rood. dat zo rood is Als het blauw van het zakjes blauw!') maar ook een voltreffer als dit ontroerend ver stilde ÏO 5 EEN BUNDEL GEDICHTEN, WAARIN OPGENOMEN DE TWEEDE DRUK VAN „ONDER GODS OGEN." 2 Bespreking van Onder Gods ogen door Jan Engelman in De Gemeenschap, okto ber/november 1927. 3 Idem

Periodieken

De Waterschans | 2003 | | pagina 14