De Waterschans nr. 3 2003
Patroklos
Van wederszij omtwist, maar onbewogen
in zijnen schonen dood, ligt op de baar
Patroklos. Koele wind beweegt zijn haar
en zon weerkaatst in zijn gestorven ogen.
Wanhoopt zijn schim en doolt op 't oevergras
der eeuwigheid vergeefs, zolang niet Goden
of vrienden hem de obool der doorvaart boden?
Of deert deez' rust hem, die zo rustloos was?
Wat weten hieromtrent, die grimmig strijden
bij 't lijk? Zij kennen slechts elkanders nijd.
Hem echter - in doods diepe eenzelvigheid
gekeerd - doet hun gering krakeel niet lijden.
Ik weet het: de gustibus non est
disputandemmaar ik vind dit een
van de mooiste door de Trojaanse
oorlog geïnspireerde evocaties uit
de hele Nederlandstalige poëzie.
Thematisch nauw met elkaar ver
want zijn de gedichten die Van
Duinkerken schreef naar aanlei
ding van zijn reis naar Noorwe
gen, die hij in 1929 maakte op
uitnodiging van de bevriende
priester Jozef 'Sjef Theeuwes. De
dichter verbleef er in diens pasto
rie (een afgedankt schooltje: Ka-
tolske Prestegard in Hammerfest),
waar hij leerde typen op de
schrijfmachine die zich daar be
vond. 'De Noorse gedichten' zijn
het aan Theeuwes opgedragen A
nonsensical journey (met onder
meer de prikkelende regel 'De
gave van de taal maakt iemand
nukkig'). Lantarens op de zee (ge
schreven in Malmö), William Per
cy's graf (aan het papier toever
trouwd in Frederiksstad), De vage
bond verliefd (ontstaan in Oslo),
Dom-ruïne (Hamar), Gudbrands-
dalen. Fjordenvaart, Groen eiland
(Grönö), Bij middernacht-licht
(Svolvter) en Landing (Hammerf
est).
Soms was hij zo content met een
bepaalde vondst dat hij die meer
dere malen gebruikte, waardoor
de werking ervan verloren gaat.
Neem 'De wereld is te klein dan
dat een onvermoeide, die naar
haar einden zwerft, iets dan zich-
zelven vindt: (uit Gudbrans-
dalen). Dat is mooi. Maar als je
vervolgens 'Van kust naar kust op
hoop van avontuur gedreven
vinden wij steeds onszelf bij 't
einde van de reis dezelfde, die
vertrok; I...]' (uit Landing) leest en
'wie was bedroefd toen hij zich
vond dezelfde van voorheen?'
(idem) vraag je je toch af of de
dichter hier niet wat kritischer te
werk had mogen gaan. Met strofen
als
toont hij zich hier vooral een ro
manticus. Zou hij daarom niets
hebben gedaan met het wonder
lijke voorval dat zijn reis afsloot?
Van Duinkerken was van plan met
de gewone kustboot terug naar
het zuiden te varen. Zijn boeken-
koffer was al aan boord gebracht,
op het laatst nog verzwaard met
de volledige werken van Knut
Hamsun. Bij toeval lag er ook een
toeristenboot in de haven, die
weldra naar Hamburg zou vertrek
ken. Onder de passagiers die een
paar uur in Hammerfest aan land
waren bevonden zich enkele Tsje
chische priesters, die Theeuwes
en Van Duinkerken uitnodigden
voor een glas bier aan boord van
hun schip. Kon Van Duinkerken
eigenlijk niet met deze boot mee?
Ja, dat wil zeggen: in de hut van
de ijsloods, die tot Hamburg aan
boord zou blijven. In allerijl
haalde hij zijn reisbagage, scheepte
zich in en voer af. De kustboot
waarmee wat later zijn boekenkist
naar Nederland vertrok, zou tus
sen Trondheim en Bergen schip
breuk lijden. Van de vierentwintig
passagiers kwamen er achttien
om het leven!
Toen Theeuwes in 1945, na de be
vrijding, Anton van Duinkerken in
Amsterdam bezocht vernam hij
Het spiegeldansen van de lichten op het water
verijlt de zee tot een toverpaleis
van bestendige rust; elke beweging gaat er
langzaam in onder, wordt schuchter en wijs.
(uit Lantarens op de zee),
Wat zoeken wij, wanneer wij elke grens ontvluchten
dan de bepaling van het eigene gemoed
de weerklank der natuur op 't kloppen van ons bloed
en 't drogbeeld ónzer ziel, gespiegeld in de luchten?
(uit Gudbrandsdalen)
en
Eeuwige wisseling van scheiden en ontmoeten,
die - als het leven zelf - ons drijft en onverzaad
in elke vreemde kust het land, dat men verlaat,
in eiken horizon een nieuwen doet begroeten.
(uit Fjordenvaart)
106
De Waterschans nr. 3 2003
Leuk voor geschiedvorsers, maar
met bevlogen dichterschap heeft
dit niets te maken. De bundel be
vat ook Van Duinkerkens wellicht
beroemdste gedicht. Ballade van
de katholiek. Hij schreef het in re
actie op een opmerking van Ir. A.
A. Mussert, die hem in het dag
blad Volk en Vaderland van vrijdag
6 december 1935 omschreven
had als 'den zich katholiek noe
mende Van Duinkerken'. Zijn re
pliek had hij snel klaar, want het
gedicht verscheen in De Tijd van
maandag 9 december 1935. Hier
neemt Van Duinkerken duidelijk
politiek stelling:
dat de boekenkist de rampreis
had overleefd; hij zag in een kast
aan de wand de werken van Knut
Hamsun terug met een daaraan
bevestigde strook papier waarop
hij Vattenskade (waterschade) kon
lezen.4 Het lijkt me toch dat een
dergelijke gril van het lot voor een
dichter gefundenes Fressen zou
zijn, tot een gedicht met de titel
Vattenskade had moeten leiden.
Hoe het ook zij: Van Duinkerken
heeft er in zijn poëzie nooit iets
mee gedaan.
Hart van Brabant
In 1936 verscheen de bundel Hart
van Brabant, waarin Van Duinker
ken vrijwel alleen katholieke the
ma's aansnijdt. Een willekeurige
greep uit de titels zegt genoeg: De
missionaris, Maria bij Elisabeth,
Kerstlied, De zwarte koning, Mag-
dalena's morgenlied en Lied van
de vrede op aarde. Bijna allemaal
lange gedichten. Je zou er aan af
kunnen lezen dat Van Duinkerken
graag sprak, en vol verve decla
meerde. Veel open deuren.
Wat herders en koningen hopen,
Het maakt gering verschil:
Men kan het geluk niet kopen.
Maar voor mensen van goede wil
Gaat de hemel éénvoudig open
En dan wordt alles stil.
(uit Kerstlied)
bijvoorbeeld. Met alle respect: dit
is rijmelarij, hoort eerder thuis op
een kalenderblad van de Bond
Zonder Naam dan in een serieus
dichterlijk oeuvre. Vrijwel nergens
in Hart van Brabant weet Van
Duinkerken de juiste poëtische
snaar te raken. Wat moet je nou
met een gedicht als Jan van Gly-
mes? Twaalf strofen van acht re
gels lang blijft het steken in histo
rische anekdotiek. Het eindigt zo:
Te meimaand toog Jan de Vierde van Glymes
Met Montigny samen naar Spanje.
Zijn doodsbericht kwam in de hoog-zomer binnen,
't Ontroerde de Prins van Oranje.
Zijn bezit werd door Alva gesequestreerd
En daarna door de Staten genomen.
Zijn volk bleef aan Nederland trouw met de trouw.
Waarmee het gehecht is aan Rome.
Je kunt je voorstellen dat hij tril
lend van verontwaardiging aan
zijn schrijftafel heeft gezeten. De
gramschap deed hem dat week
einde pas na 59 regels (vijf strofen
van elf regels, en een prince van
vier) de pen terzijde leggen. Het is
een dapper en visionair werk.
Dapper omdat hij Hitier (op het
moment van schrijven en nog ja
ren daarna officieel een bevriend
staatshoofd!) durft te omschrijven
als 'een nagemaakte Pruis'. Visio
nair omdat Musserts 'opgewonden
kliek' (de nationaal-socialistische
NSB) het inderdaad niet eens tot
'twintig volle jaren' bracht (veertien
Jawel mijnheer, ik noem mij katholiek
En twintig eeuwen kunnen 't woord verklaren
Aan u en uw opgewonden kliek
Die blij mag zijn met twintig volle jaren,
Als onze God u toestaat te bedaren
Van 't heilgeschreeuw, geleerd bij de barbaren.
En als uw volksbeweging haar muziek
Toonzetten leert op onze maat der eeuwen.
De roomsen hebben in de politiek
Iets meer gedaan dan onwelluidend schreeuwen.
Daarom, mijnheer, noem ik mij katholiek!
In Brabant weet men van de geus te spreken
Daar heb ik 't vaderlands gevoel geleerd.
Vouw ik de handen om de Heer te smeken,
Dat Hij 't volk hoede, vrij en ongedeerd
Van staatszucht, tyrannie en van verkeerd
Vertrouwen in wie door geweld regeert:
Nooit leerde ik mijn hand ten hemel steken,
Heil roepend om een nagemaakte Pruis,
Op wat zich heil noemt, heeft mijn Kerk kritiek.
De ware Heiland kent ze aan 't ware kruis.
Daarom, mijnheer, noem ik mij katholiek!
slechts, om precies te zijn). Tegelij
kertijd is het gedicht eerder van
historische, dan van literaire bete
kenis. Zuiver semantisch be
schouwd immers had alleen de
eerste strofe volstaan, omdat hij
daarin zijn boodschap al helemaal
duidelijk maakt.
107
4 Daarom, mijnheer, noem ik mij katho
liek, biografie van Anton van Duinkerken
door Michel van der Plas, Anthos/Lan-
noo. Amsterdam/Tielt, 2000.