Boekbespreking
De Waterschans nr. 3 2003
De Waterschans nr. 3 2003
rv
Stralend van trots zullen later mijn kind'ren hun kind'ren verhalen:
Vader heeft Joseph Roth nog gekend, en zij twee waren vrienden,
Kwamen bijeen en vervloekten in hun verschillende talen
De slechtheid van hun ontluisterden tijd, wiens geest zij niet dienden.
Ook duikt hier en daar zijn geboor
testad Bergen op Zoom op, in het
eerder genoemde Jubelstadje en Jan
van Glymes, maar ook in De Zoom.
Voorts neemt Van Duinkerken regel-
Spoken
matig vertalingen op in zijn eigen
bundels. In Tobias met den Engel
bijvoorbeeld drie gedichten van de
Braziliaanse poëet Rui Ribeiro
Couto (1898-1963), waaronder
Dit is nu een intimistisch parel
tje, een wonderlijk betoverend
vers. En daarvan heeft Anton van
Duinkerken zelf er te weinig ge
schreven. Echt góede gedichten
heeft hij, een paar uitzonderingen
daargelaten, naar mijn smaak niet
nagelaten. Hij 'zong als dichter
van de eenvoudige vreugden en
pijnen van het hart1.7 Als criticus
en essayist was hij oneindig veel
belangrijker dan als literator.
Daar was hij zich zelf ook wel be
wust van, getuige de bekentenis
'Een groot dichter ben ik niet.'8
Zijn oeuvre overziend is een
groot deel ervan in hedendaagse
ogen toch wel erg, laten we zeg
gen 'pamflettoir' en dientenge
volge veelal verouderd. Zijn
mooiste werk schreef hij in zijn
jonge jaren. Het dode strand en
Patroklos zijn ook nu nog sterke
verzen. Waarover je, met hun
schepper, kunt zeggen: 'De dicht
kunst is geen tekst. Zij leeft. In
ziel na ziel Heerst zij nog onge
krenkt, sinds Vader Vondel viel.'9
Poëzie van Anton van Duinkerken:
Onder Gods ogenAAM. Stols,
Maastricht, 1927.
Het wereldorgel. De Gemeenschap,
Utrecht, 1930.
Lyrisch Labyrinth. De
Gemeenschap, Utrecht, 1930.
Ballade van den katholiek,
in De Tijd, Amsterdam, 1935.
Hart van Brabant, De Sikkel,
Antwerpen, 1936.
Verzen op Kerstmis, Paul Brand,
Hilversum, 1941.
VoorbijgangMansarde Pers,
's-Gravenhage, 1941.
Waaiend pluis. Mansarde Pers,
's-Gravenhage, 1943.
Verzen uit Sint Michielsgestel,
Het Spectrum, Utrecht, 1946.
Tobias met den engel. Het
Spectrum, Utrecht. 1946.
Het vierenswaardig wonder,
Urbi et Orbi, Amsterdam, 1946.
Bloemlezing uit zijn gedichten,
Bosch Keuning, Baarn, z.j.
De reis met Rafaël (bloemlezing),
Heideland, Hasselt, 1966.
Verzamelde gedichten.
Het Spectrum, Utrecht, 1957.
7 Flaptekst Verzamelde gedichten. Het
Spectrum, Utrecht, 1957.
8 Van der Plas, bladzijde 62.
9 Uit Nieuwe roskam, in Lyrisch labyrinth.
De Gemeenschap, Utrecht, 1930.
Dc huiskapel van mijn familie leek het wel
Wat op de kleerkast stond der schaamde jongenskamer:
Verkleurde prentbriefkaarten, heel een beeldenspel
Van gipsen heiligen. - Mijn moeder, eenzamer
Dan overdag nog, bad hier eiken nacht om raad.
Zij vroeg aan God geduld. Daarna stond zij gebogen
Over mijn jongensbed met droefheid in haar oogen.
En zei adieu als wie voor altijd van u gaat.
Het nachtlicht bleef ontstoken bij haar heiligdom.
De kleine pit, die in den vetten olie zwom
Gaf een onzeek'ren glans, waarin het muurwit glom.
Dan was 't of in de stilte wilde monsterbenden
Verschrikkelijk uit alle kamerhoeken renden.
Mijn moeders ademhaling in 't vertrek er naast
Zei 'slaap in vrede' en de gipsen heil'gen zongen
Zacht uit hun donk'ren schaduw: 'slaap in vrede, jongen.'
Tot ('slaap in vrede!') 't spookrumoer had uitgeraasd.
Ajb.3. Portret Anton
van Duinkerken door
Mies Blomsma.
1 ÏO
J. Sinke: Het 'Goede Gesternte en
de 'Annalen1. Vijftien 'De Roovere1 Verhalen.
Halsteren 2002
Door drs. G.A. Huijbregts
Ajb.l. Het terrein van fort De Roovere is thans grotendeels met bos bedekt. Dat was
vroeger niet liet geval. We moeten al die bomen wegdenken. Hier een recente foto
van de plek waar in juli 1747 de Fransen begonnen met liet graven van een
loopgraa.f richting fort De Roovere. De sporen eivan zijn thans goed terug te vinden
in het landschap.
Het is een gelukkige gedachte ge
weest van de auteur om zijn eer
der gepubliceerde artikelen te
bundelen. Veel lezers van De Wa
terschans kennen J. Sinke als de
vurige verdediger en pleitbezor
ger van het fort De Roovere. Van
de gebouwen van dit fort is wei
nig terug te vinden, maar het ter
rein waarop ze in 1628 verrezen
tekent zich nog altijd duidelijk af
in het landschap. Het is een
prachtig wandelgebied geworden
met twee gemarkeerde wandelin
gen en met bij het begin ervan
een fraai bord vol historische ge
gevens. De Tachtigjarige Oorlog
en de Oostenrijkse Successieoor
log herleven. Vooral in 1747 is er
fel gevochten om dit fort, maar
het hield stand. Bergen op Zoom
viel, maar De Roovere bleef over
eind. Het terrein loopt gevaar te
worden aangetast door de aanleg
van een snelweg. Elke belager
stuit evenwel op de heer Sinke.
Hij heeft zijn hart verpand aan
De Roovere en blijft speuren naar
nieuwe gegevens, die kunnen bij
dragen tot het behoud van dit
unieke monument. Hij mag daar
bij rekenen op de steun van de
stichting "Vrienden van De
Roovere" met als voorzitter en
'schutsvrouwe' mevrouw A. van
den Berg, oud-burgemeester van
Bergen op Zoom.
Sinke zelf noemt zijn bloemle
zing een verzameling 'studies,
stukjes, brokjes, flitsen, variërend
in leeftijd en lengte, maar 'waard'
om 'bewaard' te worden'. Dat
laatste is zeker waar. De meeste
artikelen gaan uiteraard over fort
De Roovere, te beginnen met nr.
11628. De doop van de vestingen,
met Pompejus als peter. Het was in
1628 dat de drie forten: Moer-
mont, Pinsen en De Roovere wer
den opgeleverd en door stadhou
der prins Frederik Hendrik van
een naam voorzien. Het grootste
is genoemd naar Pompeius de
Roovere (1571-1638). Namens het
gewest Holland was deze edel
man uit Dordrecht belast geweest
met het toezicht op de aanleg van
de drie forten in de hoedanigheid
van 'Gedeputeerde te velde in het
leger voor de stad Bergen op
Zoom'. Ook Zeeland was met een
dergelijke functionaris in de com
missie van toezicht vertegenwoor
digd, namelijk Yman van Zuydt-
land, heer van Moermont. Het
kasteel Moermond in Renesse
herinnert nog aan hem. Het fort
dat het dichtst bij de stad lag, op
het einde van de Zandstraat, werd
Moermont gedoopt. Het derde,
fort Pinsen, is genoemd naar de
man die aan het hoofd stond van
de legerafdeling die de werken in
uitvoering moest beschermen,
want de Tachtigjarige Oorlog was
nog volop aan de gang en de
Spanjaarden waren dichtbij.
Een ander artikel is gewijd aan de
vrouwen van De Roovere, dames
die gewoond hebben op het fort.
Natuurlijk is de worsteling om
het fort in 1747 niet vergeten. De
volgende titels verwijzen ernaar:
De zorgen van Löwenthal. Waarom
viel hij De Roovere aan? (p.35-38);
Het kasteel van Wouw en de Parijse
salon. Het zag er niet uit. (p. 39-
48); De winter van 1747-1748, om
te bevriezen, (p. 49-50); De aan
passingen van de Linie in 1781-
1785. Zouden we het nog wel
doen? (p. 53-54), De Roovere com
pleet. Een Hollands Culloden. (p.
79-82) en tenslotte Hoog bezoek
aan Het Laag (p.95-101). Het be
treft hier het bezoek van Frederik
Hendrik en een groot gevolg aan
de West-Brabantse waterlinie.
Constantijn Huygens, de secreta
ris van de stadhouder beschreef
de tocht in zijn dichtbundel 'Ko-
1 1 1