Leesportefeuille
Van en over verwante tijdschriften
De Waterschans nr. 3 2003
plotseling de askop af in het bierglas
van zijn rechlerbuurman, die ver
bouwereerd opkeek, de rest glim
lachte slechts. Wat Willem deed was
een vergissing of plagerij. Denkelijk
het laatste, de rechterbuurman leek
hem niet zo geïnteresseerd in het be
toog. Dat hinderde hem. Ook bij de
Boerenmaaltijd in '58, hield hij bij
enig onderling gemompel plotse
ling met zijn tafelrede op en
merkte scherp op, dat hij in zijn
concentratie niet wenste gestoord
te worden.
Om niet de mening post te doen
vatten, dat Willem alleen oog had
voor intellectuele zaken, gedichten
en fraai proza, dient vastgesteld dat
hij genoot van de levenskunst van
gewone mensen en uitspraken van
hoveniers, die buren waren van zijn
ouders, juist van pas wist te gebrui
ken. Grootheden uit de eigen fami
lie kon hij heerlijk persifleren.
Emancipatie
Persiflages op wat tegenwoordig
het „Rijke Roomse Leven" heet,
bleven evenmin achterwege. Ver
schillende zaken rond de kerk en
het optreden van sommige geeste
lijken in de jaren '20 hinderden
ook toen verschillende jongeren en
ouderen. Het bleef onder gelijk
gezinden. Er was geen behoefte
aan tam-tam, omdat door de critici
heel goed begrepen werd, dat een
sterk front diende gevormd, omdat
er nog heel wat bij het Katholieke
volksdeel te emanciperen viel.
Een goed bewijs daarvoor is het
verschil in waardering van de „Ver
dediging van Carnaval" in 1928 en
na Wereldoorlog II.
Als jongeman had hij het soms
moeilijk. Dat bleek dan uit een
losse- of vertrouwelijke uiting.
Hij liep daar echter allesbehalve
mee te koop. Mij viel het op, dat hij
in de jaren die hij in Scheut door
bracht ons als leeftijdgenoten enigs
zins losliet en relaties zocht bij ou
deren. Wilde hij bij hen steun zoe
ken voor de moeilijke beslissing die
hij op het punt stond te nemen:
geen clericus worden en dus een
burger loopbaan kiezen.
Uit deze tijd stamt de uitspraak
„het wezen van de ziel is verdriet",
een zin, die wij ook in een zijner
gedichten tegenkomen.
Verdediging van carnaval
Als eenmaal de keuze gemaakt is
geen clericus te worden, valt hij weer
gedeeltelijk op de oude vrienden te
rug.
Van 1927 af komt hij bijna iedere
woensdagavond bij mij volpraten of
onverwachte moeilijke vragen stellen
of zijn ergernis luchten. Met het laat
ste begon het eigenlijk De grote
Franse redenaar Bossuet, in 1627 ge
boren, werd in 1927 in blad en tijd
schrift herdacht. De grote katholieke
kranten wijdden er hele artikelen
aan. Zelf had hij pas een oude volle
dige uitgave van Bossuets geschriften
voor een prikkie op de markt ge
kocht en goed gelezen. Hij ergerde
zich aan het oppervlakkig krantenge
schrijf Daarom greep hij zelf de pen
en schreef een prachtig artikel over
Bossuet dat in „Roeping" een plaats
vond. Hij brengt daarin naar voren
dat deze beroemdheid in de tweede
en grote periode van zijn leven zon
der kunstmatigheid hoge waarheden
in vormen van eerlijke eenvoud uit
sprak of neerschreef. Hij bewondert
de sterke evenwichtigheid van en het
opkomen voor menselijke waarden
in Bossuet, die zich daarbij wist te
uiten op een gepassioneerde, lyri
sche toon, in een bewogen taal en
kleurvolle beeldrijke stijl. Dat was
het wat de Anton van Duinkerken in
Willem Asselbergs ook nastreefde en
bereikte.
Er was nog een andere grote ge
beurtenis. Op Aswoensdag 1928
komt hij binnen met een stapeltje
papieren, die hij sedert die morgen
bij elkaar geschreven heeft: de eerste
aanzet voor zijn .Verdediging van
Carnaval". Stomverbaasd zat je te
luisteren en na te denken toen hij
eindigde met een roffel van zeer fun
damentele vragen op mij en een me
deluisteraar af te vuren. Vragen, die
niet zo ineens te beantwoorden wa
ren. Maar we kregen een week om
een antwoord te vinden. Enkele van
die vragen zijn nog niet beantwoord.
Ze raken de mens te diep. Zo diep,
dat de historicus het moest opgeven
verder te zoeken.
Behalve het juiste besef, dat een
volksfeest een gemeenschapszaak is,
treft bij deze studie tevens zijn oog
voor het detail, zonder de grote lijn
uit het oog te verliezen.
In 1929 vertrekt van Duinkerken
naar Amsterdam, het contact stopt
dan. Maar als je schreef had je zo
antwoord. Ook in dat wanne Am
sterdam is hij Brabander gebleven.
In veel van zijn geschriften voel ik de
Bergenaar in de toon en de warmte
van gemoed.
Jan van Glymes
In het Gedenkboek ter gelegenheid
van de 25e veijaardag van prinses Ju
liana dat in 1934 verscheen, publi
ceerde van Duinkerken het gedicht
Jan IV van Glymes". Mede aanlei
ding daartoe was een publicatie van
mijn hand over „de Hervorming van
Bergen op Zoom" welke in 1933 ver
scheen. Van Duinkerken zette boven
dit gedicht een foutieve sterfdatum
als gevolg van het feit, dat een be
paalde zin hierover door mij niet erg
gelukkig geformuleerd was. Hierover
aangevallen, geeft hij in een groot ar
tikel in „de Tijd" (26-4-34) toe te
vlug te hebben gelezen, maar tegelijk
grijpt hij de gelegenheid aan, op
nieuw hulde te brengen aan deze
Bergse markies, aan wie verdriet
evenmin bespaard bleef.
Het lag voor de hand dat van Duin
kerken in 1938 gevraagd werd bij de
opening van de Marldezaatsfeesten
in Bergen op Zoom in de Gertrudis-
kerk een rede te houden. Ondergete
kende zou 's morgens op het stad
huis het woord voeren. Enkele da
gen tevoren hadden we een langdu
rig gesprek over de inhoud van onze
toespraken. We bleken beiden op
het zelfde spoor te zitten! Ik was
dankbaar, dat hij zei: „Niets veran
deren aan jouw voordracht. Ik bouw
er op voort".
Jammer genoeg is zijn rede, die ruim
800 mensen uitermate boeide, nooit
gedaikt. Het ging niet over het Ju
belstadje". Dat herinnert aan de
feesten van 1923, maar over de eeu
wenoude vrijheden, die eigen rech
ten van de mensen, in Brabant reeds
in de 14e eeuw vastgelegd in een wet
die o.a. verbood lijfstraffen toe te
passen, (Kijk eens rond in de we
reld!) en medezeggenschap opeiste
in het bestuur. Steeds zijn de Bra
banders deze en andere vrijheden
blijven voorstaan en bevechten te
gen de tyrannie.
In 1938 was dit wel zeer aktueel. Van
Duinkerken had reeds eerder de
mensonterende grondstellingen van
de nazistische en andere ideolo
gieën onderkend en daartegen
krachtig geprotesteerd. In principe
praktizeerde hij hierbij het betoog,
dat hij Jan IV van Glymes in de
mond legde. Diens lijfspreuk „Force
mest trop", door een grappige Ber
genaar omgezet in „vorse mest tur-
rop" betekent in wezen: ,Alle geweld
(tyrannie) staat me tegen". Geweld
kan paleizen verwoesten maar nog
geen varkenshok opbouwen.
1 1 4
De Waterschans nr. 3 2003
Door drs. GA Huijbregts
Ajb. 2: Lord Pieters Wedgwood, die als ambassadeur voor het bedrijf de gehele
wereld bereist, signeert bij zijn bezoek aan Breda serviesgoed van Wedgwood,
(foto: Cor Visser)
ventarisatie en beschrijving van de
objecten tegen een achterstand
aankijken. Overigens is dat laatste
een bekend verschijnsel in de ar-
cheologiewereld.
Nog een interessante mededeling:
Vanaf 7 september 2003 zendt
Omroep Brabant een serie uit, ge
naamd: Spoorzoeker. Vermoedelijk
worden twee afleveringen gewijd
aan de opgravingen van het Tha-
liaplein. De opnames daarvoor
zijn in maart jl. gemaakt. En nu
maar hopen dat dit bericht U tij
dig bereikt.
Breda, ENGELBRECHT VAN
NASSAU 2003-2.
Martin van Bilsen schrijft over zijn
familie in de bijdrage: Het Kerkpad
in Breda. De geschiedenis van een
onbeduidend straatje en de familie
Van Bilsen (p. 91-109). Adrianus van
Bilsen, geb. in 1836 te Bavel, ver
huisde in 1881 naar België, maar
kwam in 1888 al terug met vrouw
en zes kinderen en vestigde zich
toen in de wijk Zandberg, destijds
gemeente Teteringen. Daar begon
hij een hoveniersbedrijf plus een
stalhouderij. Op 22 mei 1964 ver
liet Janus van Bilsen (1908-1992)
het huis Kerkpad 28. De gebou
wen werden nog hetzelfde jaar ge
sloopt. We hebben hier te maken
met een illustratief voorbeeld van
de problemen waarmee onze
(groot)ouders worstelden in de ja
ren van de wereldcrisis (1929-1939),
de Tweede Wereldoorlog (1939-
1945) en de wederopbouw daarna.
In Breda sloten verleden jaar de
gebroeders Henk en Hans Man-
naert hun speciaalzaak in porce-
lein en kristal van de wereldbe
roemde merken Wedgwood, Wa
terford, Swarofski e.d. De winkel
was in het historische pand Vee
marktstraat 23. In de Franse Tijd
woonde burgemeester J.R van de
Borcht daar. Hij liet de mooie
voorgevel bouwen. Van 1908 tot
1963 was er het Bredase politie
bureau en in 1971 openden daar
de gebroeders Mannaert hun
zaak. Van Beek schetst in het kort
de historie van Lord Wedgwood
en van zijn fabriek. Dat Wedg-
Bergen op Zoom, NIEUWS
BRIEF van juni 2003, nr. 19.
In deze brief van de Stichting In
Den Scherminckel doet stadsar-
cheoloog Marco Vermunt verslag
van de jongste opgravingen in de
gemeente. Met name het Parade
project blijft boeiende resultaten
opleveren. Op twee plaatsen heb
ben de vrijwilligers van In Den
Scherminckel daar Romeinse
scheiwen gevonden. Zou er in die
tijd hier al sprake zijn van een
aardewerkindustrie? Van Romeinse
gebouwen zijn nog geen resten ge
vonden, maar het onderzoek gaat
door. Van latere bebouwingen
vond men wel sporen, onder an
dere van het huis Sint Kathelijne.
Dat stond naast het Lombarden
huis, de bank van lening. De in
houd van de beerput wordt nader
onderzocht. Ook was dit terrein
een tijdlang kerkhof en later stond
er het nimmer voltooide Nieuwe
Werk, een uitbreiding van de Ger-
trudiskerk. Weer later verrees er
Thalia en daarna Albert Heijn.
De vondsten zijn zo talrijk dat het
depot te klein dreigt te worden en
degenen die belast zijn met de in-
Afb.l: Vrijwilligers van In Den Scher
minckel op speurtocht op de Parade.
1 1 5