De Waterschans nr. 3 2003 gens werden de indringer, die zich ondertussen had bekend ge maakt als de knecht van de wijn koper Eijmberts, en zijn vriendin buiten de poort van het Hof ge zet.36 Adan verdedigde zijn gedrag als gerechtvaardigd omdat hij vond dat het zijn plicht was in te grij pen én als huisvader én als be heerder van de goederen van de markies. De ambtenaar deed for meel een beroep op de bestaande wetten en plakkaten en op rechts geleerde werken. Hieruit blijkt des temeer dat de memorie door een jurist moet zijn opgemaakt. Daar bij kwam nog de 'duisternis en de naarheijt van den nacht' die bij hem als vader van zijn gezin de schrik nog versterkte en hem voor het ergste liet vrezen. Argumenten genoeg om zijn paniekgedrag te verdedigen!37 De kassier-generaal betwijfelde ook, of Casper van Heijningen al leen maar gekomen was om te vrijen. Dat Willemijna 'haaren zo- genaamden Galand (vrijer)' in het huis van haar werkgever had bin- nengeloodsd vond hij typisch voor het 'doen (gedrag) van Hoe ren en boeven, en wel van het aller canaillieuste (liederlijkste) soort.' Hij noemde hier het oude Hol landse spreekwoord toepasselijk: 'Wijst mij een Hoer, ik wijs u een Diefif.' Adan wees erop dat het meermalen gebeurd was dat een dienstbode haar 'eijgen Heer en meester' vermoord en bestolen had. Vervolgens vroeg hij zich af, waarom het stel niet in de keuken had gevrijd. Als Adan dan uit zijn kantoor gekomen zou zijn, had zij haar vrijer bijtijds kunnen verber gen. Zij kreeg nog een extra veeg uit de pan door haar zedelijk ge halte in twijfel te trekken. Adan stelde: 'Diegeene die zich in het gewaad van een hoere kleed, en aldus in het Publicq (in het open baar) verschijnt', ook voor niets anders dan voor een hoer kan worden aangezien. Adan verwees hiervoor naar de 'Heijlige Blade ren' (de bijbel), in dit geval naar de geschiedenis van T(h)amar, de schoondochter van Juda.38 Willemijna had hem aan haar heer en mevrouw nooit voorge steld, zodat hij een volslagen on bekende was. Het was, zoals ge zegd, een 'robust Keerel. van gantsch geen provenante mine' (hij zag er absoluut niet betrouw baar uit). De verdenking van dief stal was dan ook volstrekt niet on gegrond. Adan trachtte dit met feiten aan te tonen. Hij kon Van Heijningen eenvoudigweg niet herkennen, omdat de man pas op 1 november 1738 te Bergen op Zoom was komen wonen. De kas sier-generaal was op 11 oktober 1738 naar Mannheim vertrokken om daar met de markies te spre ken, en op 31 december thuisge komen. Op 7 januari 1739 was hij naar Den Haag vertrokken en op de 25e van die maand terugge keerd. Voor een kennismaking was er dus niet veel tijd geweest. Wel was Adan op 2 januari bij Eijmberts thuis geweest om een Gelukkig Nieuwjaar te wensen. Maar hij had Casper niet gezien; die was door zijn baas naar Hal steren gestuurd met een of andere opdracht. 39 Zelfs als de kassier geweten had, dat de indringer de knecht van Eijmberts was, dan was hij nog gerechtigd geweest hem uit zelfverdediging aan te vallen. Hij verwees nog naar een recent geval van beroving en moord van een zekere kapitein Hoefsmit door een huisknecht. Adan gebruikte nog als argument tegen Van Heijningen (door hem steeds 'Van den Heijningh' ge noemd), dat die zich in zijn werk bepaald niet onberispelijk gedra gen had. Hij beriep zich hierbij op verklaringen van diens werkge ver en zijn collega's (zie hierna). De kassier-generaal vroeg zich ook af, waarom Van Heijningen ondertussen niet wegens zijn wangedrag voor het gerecht ge daagd was. Hij meende dit ver zuim aan de ziekte en het overlij den van de waarnemend dros saard Drabbe te mogen toeschrij ven. De kassier-generaal wees nog op tegenstrijdigheden in het ver haal van Casper met de verklarin gen van zijn vrouw, van Wille mijna en van de andere dienstbo des, van de schildwacht aan de Steenbergsestraat en van de por tierster.40 Hieruit zou de onbe trouwbaarheid van Van Heijnin gen des te meer blijken. Laurent Adan en zijn bescherm vrouwe vroegen de Raad van Bra bant het mandaat dat op ongel dige argumenten berustte, in te trekken of buiten werking te stel len. Hierdoor kon een 'slegt Kee rel, die niet altoos te verliesen heeft, en pro Deo bedient wort' het wagen 'een eerlijk man, die in alles wel rigtelijk gehandelt heeft (Adan dus)' met procedures op kosten jagen. Aan de indringer komt geen smartengeld of andere vergoeding toe. De magistraat van Bergen op Zoom had zijns in ziens terecht aan Van Heijningen medewerking geweigerd en hem geen stukken ter beschikking ge steld. Als de Raad van Brabant de door Adan aangevoerde argumen ten had gekend zou hij nooit dit mandaat verleend hebben41 De verklaringen door getuigen voor notaris Adriaan Baks, op ver zoek van Adan gedaan, vonden plaats op 8 augustus. De portier van het Hof, Suzanne Veltman, vertelde dat zij op 20 februari om half elf in de avond, toen iedere bezoeker was vertrokken, de grote poort had gesloten. Omdat zij zich 'onpasselijk' voelde is zij in haar 'quartier' (woongedeelte) op een stoel in slaap gevallen. De portier werd wakker doordat zij: 'Dief, Dief!' hoorde schreeuwen. Mevrouw Adan klopte aan haar deur en riep: 'Susanne, Susanne, gaauw, gaauw, doet open!'. Zij moest de poort opendoen om een voor haar onbekende kerel te laten vertrekken, wat zij onmid dellijk had gedaan en daarop de poort weer gesloten. Daarna moest zij op bevel van mevrouw de poort opnieuw openen om Willemijna, de keukenmeid, uit het Hof te laten gaan. Vervolgens kwam de schildwacht binnen, maar wat hij zei kon zij niet ver staan. Daarna ging hij weer terug naar zijn post voor de poort. Adan had zij niet gezien. Nader hand hoorde Susanne dat de man die zij had uitgelaten, een knecht 88 De Waterschans nr. 3 2003 van Eijmberts was en dat hij via de achterpoort op de Scholiers- berg was binnengekomen. Daar had zij echter geen 'directie' (toe zicht) op.42 De verklaringen van Theodorus Eijmberts, de werkgever van Cas per, diens vrouw en twee knech ten in hun dienst, dienden Adan alleen maar om Van Heijningen in een slecht daglicht te stellen. Eijmberts vertelde, wanneer Cas per bij hem was komen werken als huisknecht, dat hij wijn dronk uit de kelder wat hij helemaal niet mocht, en dat hij hem op een nacht in februari daar toch be trapte. Na 'harde woorden en drei gementen' van de kant van zijn baas verliet Van Heijningen de kelder. Voortaan moest Casper als eerste van het gezin naar bed. Daarna werd de deur naar de trap waarlangs hij naar zijn slaapplaats ging, dicht gegrendeld. De knecht Pieter Sibens moest hem voortaan in de gaten houden. De kelder knechten hebben Eijmberts enige dagen later verteld dat Van Heij ningen desondanks erin geslaagd was met behulp van een sleutel het huis langs de voordeur te ver laten. Daarop besloten Eijmberts en zijn vrouw, hem bij de eerste de beste gelegenheid te ontslaan. Op 2 januari was Adan inderdaad bij Eijmberts thuis geweest om Nieuwjaar te wensen. Casper was er toen niet, maar in diens hoeve te Halsteren om daar wat werk te doen. Verder was Adan niet meer in zijn huis geweest. Na het bezoek van een bevriend echtpaar (zie hierna) waren de heer en mevrouw Eijmberts op 20 februari naar bed gegaan. Casper deed de visite uitgeleide en ging naar bed op de zolder boven hun slaapkamer. Toen iedereen sliep werd er herhaaldelijk aan de voor deur gebeld. Het bleek Casper te zijn die echter niet meer binnen gelaten werd. Wel miste Eijmberts daarna zijn huissleutels. Die kreeg hij de volgende dag van kapelaan Johan van der Schilde die ze had ontvangen van de reeds ge noemde Theodorus Prekels.43 Twee dagen nadien getuigde de vrouw van Eijmberts, Johanna Bierstekers. Haar verhaal stemt bijna woordelijk overeen met dat van haar man.44 De reeds ver melde kelderknecht Pieter Sie- bens of Sibens en zijn collega Isak Willemijn, bevestigden dat eerst genoemde in februari opdracht had gekregen om Van Heijningen in de gaten te houden. Vier of vijf dagen voor het drama hadden zij gezien dat Casper rond 12 uur via de voordeur uit het huis was ge gaan en deze zacht achter zich had gesloten. Ook dit had Siebens aan zijn baas gerapporteerd. Hij waarschuwde Van Heijningen nog voor een eventueel ongeluk dat hem bij zijn nachtelijke uitstapjes zou kunnen overkomen. De tweede getuige had gezien dat Casper in die nacht uit zijn kamer kwam in andere kleding dan waarin hij hem gewoonlijk zag en dat hij daarop langs de stal was vertrokken.45 Minder van belang lijkt de verklaring van de koop man Judocus de Coker, die met zijn echtgenote op bewuste avond Eijmberts had bezocht en daar een of twee glazen wijn had ge dronken. Een en ander bevestigt het verhaal van zijn gastheer.46 Besluit Iedere partij had zijn eigen ver haal over de gebeurtenissen, zeker in dit geval. Casper van Heijnin gen was sinds het incident blij vend gehandicapt: hij kon zijn rechterhand niet meer gebruiken. Daarom diende hij bij Adan een schadeclaim in. Laurent Adan vond dat hij het recht had een in dringer aan te vallen omdat hij als huisvader én hoofdambtenaar de verantwoordelijkheid droeg voor de gang van zaken in dit deel van het Hof. De kassier-generaal be schikte over een aardig dossier want de Bergse ambtenarij had hem en zijn beschermvrouw de hertogin-weduwe niets geweigerd. Casper kreeg bij deze heren geen poot aan de grond. Het geval zou dus een aardig voorbeeld van klassejustitie zijn geweest maar in dit geval ging het geheel anders. Casper genoot ondanks zijn la gere sociale status steun en be scherming van hogerhand. Hem werd door de uitbater van het Bredaas koffiehuis langdurig on derdak verleend. De waard moet de onbemiddelde knecht langdu rig crediet hebben gegeven. Men kan zich afvragen, of de terloops genoemde kapelaan een rol op de achtergrond speelde. Ook de he ren van de Raad van Brabant wa ren opvallend vriendelijk voor de gekwetste Van Heijningen. Eijm berts vertelde nog, dat hij in juli in Den Haag in het huis van Van Erpecum, fiscaal47 bij deze Raad was geweest. Met Van Erpecum had hij over het geval gesproken en daarbij (tot zijn verbazing?) Casper zelf aangetroffen. De fis caal zei dat Adan Casper wel de gelijk kende, waarop Eijmberts antwoordde: 'Dat geloof ik niet'. De fiscaal heeft hem echter niet 'kwalijk' (onvriendelijk) bejegend en men is 'minnelijk en beleefd' uit elkaar gegaan 48 Volgens Adan woonden er in de stad er 'eenige quaatwilligen', die op het 'Huijs' van Bergen (de mar kies en zijn vertegenwoordigers) en zijn trouwe dienaar Adan 'ge passioneerd' (gebeten) waren. Zij hadden Casper, die toch niets te verliezen had, overgehaald om de kassier-generaal voor de Raad van Brabant te vervolgen en hem op kosten te jagen.49 Ondanks alle uitvoerigheid van de stukken zitten er duistere elemen ten aan de kwestie. Merkwaardig is ook dat in de archieven te Ber gen op Zoom tot dusverre niets over de zaak is aangetroffen. Is de zaak in de doofpot gegaan? Nader onderzoek in de omvangrijke ar chieven in Den Bosch en Den Haag zou misschien uitsluitsel kunnen geven. In elk geval heb ben we er een fraaie plattegrond van het Hof aan overgehouden. 8 9 36 Memorie Adan, nrs. 163-166, 395. 37 Memorie Adan, nrs. 50-69, 91-134, 167- 195, 223-225, 259-280, 325-347, 466, 482- 487 en 518. 38 Memorie Adan nrs. 281-297, 506-517. De in nr. 515 genoemde, bijbelse weduwe Tamar vermomde zich als prostituée om zo haar schoonvader te kunnen verleiden. Zij schonk hem twee zonen: Genesis 38, vooral vrs. 14-26 (R.K. bijbelvertaling 1967, 42). 39 Memorie Adan. nrs. 196-222, 251-258. 40 Memorie Adan, nr. 392. 41 Memorie Adan, nrs. 377-391, 467-481, 488, 524-530. 42 Bijl. G, afgelegd 8 aug. 1739. Een ver klaring van de schildwacht is niet bewaard gebleven. 43 Bijl. Hl, afgelegd op dezelfde dag. 44 Bijl. H2, afgelegd 10 aug. 1739. 45 Bijl. H4, afgelegd 8 aug. 1739. 46 Bijl. H3, afgelegd op dezelfde dag. 47 Openbaar aanklager namens de over heid, tegenwoordig 'officier van justitie' genoemd. 48 Bijl. Hl. 49 Memorie van Adan, nrs. 474-477, 488- 490. Na 1739 is Adan ambtelijk bevorderd: in 1742 kreeg hij de hoogste functie, na melijk raad-intendant (hoogste bestuurs ambtenaar) van het markiezaat. Hij is in september 1757 overleden en begraven te Huijbergen.

Periodieken

De Waterschans | 2003 | | pagina 6