De Waterschans nr. 1-2004
en wordt door historici, naam-
kundigen en archeologen driftig
gespeculeerd.
Afstamming en familie
De twee eerste regels van De
Rouck's gedicht geven Gertrudis
een plaats in de tijd: toen de eer
ste hertog van Brabant hier zijn
geloof beleed (zo meen ik deze
passage althans te mogen uitleg
gen). Die eerste hertog was Pepijn
de Oudere. Hij wordt in de regels
2 en 7 van het gedicht vermeld re
spectievelijk genoemd. Niemand
zou tegenwoordig deze Franki
sche hofmeier nog als de eerste
hertog van Brabant beschouwen.
In de Middeleeuwen en nog lang
daarna was het echter heel ge
woon de afstamming van de rege
rende vorsten te koppelen aan be
roemde geslachten uit het verre
verleden. Vooral de familie van
Karei de Grote (Karolingen) of
diens voorgangers (de Merovin-
gen) kwamen daarbij in aanmer
king. Zo'n genealogie moest bij
dragen tot de roem van de vorste
lijke familie. Besef van historische
betrouwbaarheid was nog maar
weinig aanwezig.
De regels 6 tot en met 10 van het
gedicht verwijzen naar Hector van
Troye en Brabo(n) uit Antwerpen,
de legendarische stamvaders van
de familie. In het voetspoor van
de oude kroniekschrijvers trekt
De Rouck de stamlijn van Gertru
dis door naar de vorsten en hel
den uit de Oudheid: Rome, Grie
kenland en Troye. Het aanknopen
van een familiegeschiedenis bij
zulke helden was algemeen ge
bruikelijk. De kroniekschrijver Jan
van Boendale (ca. 1316) had de
genealogie van de hertogen van
Brabant teruggevoerd op Troye,
Dat deed hij in navolging van Ja
cob van Maerlant en de zoge
naamde 'Latijnse genealogieën'
uit ca. 1270. Van deze genealo
gieën ontstonden er vermoedelijk
drie in de abdij van Nijvel.15 Een
andere kroniekschrijver. Hennen
van Merchtenen, schreef in 1415
dat Brabant en het Brabantse wa
pen van Hector afkomstig wa
ren.16
De held Brabo(n) zou de stichter
van Antwerpen zijn geweest. Hij
versloeg een reus die er woonde
en van degenen die de Schelde
overstaken als tolrecht een hand
afsloeg (vandaar Handwerpen!).
Dezelfde Van Merchtenen noemt
'Brabon' de eerste hertog van Bra
bant, dat zijn naam aan hem zou
ontleend hebben. (Nota bene: vol
gens hem zou Karei de Grote de
zesde hertog van Brabant zijn ge
weest...)17
Gertrudis van Nijvel zou geleefd
hebben van 626 of 628 tot 659.18
Bergen op Zoom lag toen in een
uithoek van het Frankische rijk.
Het is niet erg duidelijk of de
streek in Gertrudis' tijd werkelijk
bij Austrasië hoorde. Om daar
stellige uitspraken over te kunnen
doen, ontbreken ons de schrifte
lijke bronnen.
Het erfgoed van Gertrudis, hier
en/of in Zeeland gelegen, ging in
deze roerige tijden voor de abdij
verloren. Bestanddelen ervan kwa
men in handen van de vorsten
(keizers, koningen) of van de adel.
De vele schenkingen die in het
bijzonder in de tiende eeuw
plaatsvonden waren in feite terug
gave van oorspronkelijk geestelijk
bezit, zij het niet steeds aan de
oorspronkelijke eigenaar.
In zijn beschrijving van Bergen op
Zoom en in Den Nederlandtschen
Herauld noemt De Rouck nog
haar oudste zuster Begga. Die was
getrouwd met Angyses, markgraaf
van het Heilige Rijk [het Mark
graafschap van Antwerpen]. Als we
duwe richtte zij in 692 het Bene
dictijnenklooster te Andenne op.
Men noemde deze dame als sticht
ster van de begijnen. In elk geval
was zij hun patrones.19
Deugdzaam leven en heilig
sterven
De Rouck prijst de levenswijze
van Gertrudis. Hij meldt dat zij
ongehuwd, deugdzaam en god
vruchtig haar dagen te Nijvel sleet
(regel 11-14).20 Tot haar gedachte
nis werd te Bergen op Zoom op
27 maart, haar sterfdag, het stads
bestuur ('de Wet') gekozen21. Zij
stierf in haar 33e levensjaar, in
6 64.22 Tegenwoordig wordt 659
het meest als zodanig aanvaard.
Er zijn ook nog historici die uit
gaan van 653, nota bene één jaar
voor de legendarische kerkstich
ting van Bergen op Zoom...
De schrijver dicht Gertrudis de
stichting of voltooiing toe van de
abdij van Nijvel. Daarin was
plaats voor 42 adellijke nonnen,
die naar haar voorbeeld leefden
(regel 15-18). De gegevens over de
kloosterstichting zijn niet hele-
2 O
De Waterschans nr. 1-2004
maal correct. Gertrudis was welis
waar de eerste abdis van Nijvel,
maar de instelling was te danken
aan haar moeder Itta. met mede
werking van haar vader Pepijn.
Naar men zegt zou Sint Antandus
hierop hebben aangedrongen en
het klooster ingewijd. De geeste
lijke gemeenschap werd in de ne
gende eeuw omgevormd tot een
regulier en tweehonderd jaar later
tot een exclusief adellijk, seculier
kapittel. Daarop slaat de betite
ling van vrij en edel bloed in het
gedicht. De eis van adeldom
paste men in de zevende eeuw
nog niet toe op nieuwe leden van
het klooster.23
De vermeende activiteiten van
Gertrudis als missionaris (regel 3-
4) mag men wel merkwaardig
noemen. Zeker als men bedenkt
dat de meest bekende geloofs
verkondigers allemaal mannen
waren. In werkelijkheid haalde zij
volgens haar oudste levensbe
schrijving zelf Ierse monniken
naar Nijvel. Deze mannen werd
gevraagd de geloofskennis van de
bewoners te verdiepen met name
door uitleg van de heilige ge
schriften te geven.24 Zo'n gegeven
lijkt ook juister dan missiearbeid
door een abdis, hoe heilig ook.
En dat zeker in een tijd en binnen
een kerk, waarin aan de vrouw
maar een zeer bescheiden plaats
toekwam. De tegenwoordige chris
telijke kerken worstelen overigens
nog steeds met het aanvaarden
van de mondigheid van vrouwen!
Daarom valt het des te meer op
dat men thans nog zonder pro
blemen het door De Rouck ver
zonnen verhaal navertelt over een
geloofsverkondiging door Gertru
dis.
Een wirwar van gegevens
De Beschrijvinghe van Bergen op
Zoom en het gedicht in Den Ne
derlandtschen Herauld noemen
Gertrudis als stichtster van de
Grote Kerk aldaar. De Rouck ver
wijst hierbij naar een niet verder
aangeduid boekwerk, d'Oude Chro-
nijcke van Brabandt. Hierbij ver
meldt hij het capelleken ge-
staen buyten deser Stadt Berghen,
later Sint Geertruydskapel ge
noemd, gewijd door bisschop
Amandus.25 Het zou hebben ge
staan bij de toen (in 1645) nog
bestaande Stadsfontein. De regels
5 en 6 van het gedicht verwijzen
naar de wijding in opdracht van
Gertrudis van dit kapelletje (of
van een kloostertje?) door een
bisschop (Amandus). De Rouck
bracht verwarring door in zijn Ne
derlandtschen Herauld de heilige
zowel te vermelden als consecra
tor van de Grote Kerk als van het
kapelletje. Vele navolgers zouden
deze dubbelzinnige gegevens na
schrijven. Ook de verkeerde plaat
sing van de kapel nabij de latere
Stadsfontein nam en neemt men
klakkeloos over. Op de plaats van
die fontein staat nu een 'totem
paal' gewijd aan een andere god
heid...
Als bewijs voor de wijding door
Amandus noemt De Rouck een
passage uit de stichtingsoor
konde van de abdij van Thorn,
die op 992 werd gedateerd. Dit
(vervalste) document zou zijn ge
geven door Hilsondis, gravin van
Strijen.26 Deze adellijke dame
noemt hierin onder haar schen
kingen aan de abdij een deel van
haar eigen bezit allodiumin het
land van Strijen. Het betreft hier
onder andere de kerk van Strijen,
(ecclesiam de Stryentoegewijd
aan de maagd Maria, en de Oe-
verberg (Montem littoriswaar de
allerzaligste Gertrudis lichamelijk
heeft verbleven. Daar zou zij een
cellam (kloostertje of kapel) heb
ben bezeten, door de zalige
Amandus geconsacreerd enzo
voort. De gegevens in dit stuk
hebben geleid tot steeds verder
uitgesponnen legenden. Daarbij
plaatst men de Oeverberg naar
gelang het uitkomt te Bergen op
Zoom of te Geertruidenberg.
Vorm en inhoud van de 'oor
konde' zijn zeer omstreden. Bij
laatste wetenschappelijke uitgave
van de stichtingsbrief hebben de
auteurs Dillo en Van Synghel uit
voerig verslag gedaan over de ge
schiedenis van deze merkwaar
dige vervalsing. Zij zou omstreeks
1610 te Breda zijn ontstaan. De
vervalser moet tot de kennissen
kring hebben behoord van Mi-
chiel Piggen, griffier van raad en
rekenkamer van de prins van
Oranje aldaar. Misschien was Pig
gen zelf de 'dader'. Reeds Van
Gouthoeven noemde de schen
kingsbrief (1620). Een volledige
uitgave vond plaats door Aubertus
Mireaus (1628).27
De Bergse dominee Jacob Base-
lius (1604) situeerde de Gertru-
diskapel bij Borgvliet op de 'Sinte
Geertruyts-berch'. Die hoogte was
een heuvel die in latere tijd met
het aangrenzende deel van de
hoge terrasrand door stormvloe
den is weggeslagen.28
Dillo en Van Synghel zoeken de
Oeverberg te Geertruidenberg,
wat overeenkomt met de opinie
van de meeste hedendaagse histo
rici. De kerk aldaar ligt inderdaad
op een hoog terrein ('de Berg')
aan de oever van de rivier de
Donge. Archeologische opgravin
gen tonen aan dat de oudste
stadskerk een tufstenen gebouw
was, gedateerd op omstreeks 1100.
2 1
Afb.5. Sint Gertntdis
van Nijvel met als
attribuut het spinrokken.
Afgebeeld zijn tevens de
muizen die haar arbeid
trachtten te storen.
Gravure door I. Wolgemuth
in de wereldkroniek
van H. Schedel,
Neurenberg 1493.
15 W. van Anrooij, Helden van weleer. De
Negen Besten in de Nederlanden (1300-
1700) (Amsterdam 1997) 68 en 79-80.
16 Van Anrooij, ibidem. 68.
17 Van Anrooij, ibidem, 233 nt. 3.
18 Stocq, Vie ciritque passim stelt haar le
vensjaren op 631-664.
19 Andenne is thans een gemeente in de
provincie Namen: M.-S.B. en P.-P. Du-
pont, 'Andenne' in: Gemeenten van Bel
gië, dl. 3 Wallonië [Brussel 1981)] 1424-
1426.
20 Hier volgt een zin over de Gertrudiska-
pel, maar aangezien de rest van het ver
haal een paar regels verderop voorkomt
is deze passage daar besproken.
21 Hier gold echter tot 1533 de 'Verzworen
Maandag' als datum voor de verkiezing.
Pas vanaf dat jaar is het feest van St.
Gertrudis gebruikelijk geworden: Van
Ham, 'Bergen op Zoom in opkomst en
eerste bloei ca. 1200-1350', Studies uit
Bergen op Zoom 6 (1988) 37.
22 In de marge: Q. (Jijt oude regist. Van (Ve
der/. en versclr schrijvers.
23 Hoebanx, 'Nivelles' in: Monasticon beige,
dl. I, 269-304.
24 Stocq, Vie critique, 85-86.
25 De Rouck, Ned. Herauld. 230. hl de
marge van de Beschrijving: P. Bij handves
ten van vrou Hilsenit (sic!) in deAbdije van
Throon in de Kempen 992.
26 Dillo en Van Syngel, Oorkondenboek II,
nr. 892, zogenaamd uit 992.
27 W. van Gouthoeven, D'oude chronijcke
ende historiën van Holland (Dor
drecht 1620) geciteerd door Dillo en
Van Synghel. ibidem, 20-26, onder an
dere verwijzend naar A. Miraeus, Diplo-
matum Belgicorum libro duo (Brus-
sel 1627) 49-51. cap. 24. De Rouck noemt
in zijn Ned. Herauld, in de marge van
229 eveneens Miraeus als bron: C. Apud
Aubert. Mera diplom. Belg. Cap. 24.
28 Jacob Baselius, De obsidione Bergopzo-
mii, ad eius urbis senatum commentarius
(Bergen op Zoom, bij Jacob Canin.
1603) 22-23; idem, Historisch Verhael, in
houdende sekere notable explooten van
Oorloge in de Nederlanden (Breda,
bij Isaac Schilders, 1615) 47; WA van
Ham, 'Tradities herleven, vraagstukken
blijven: bij de inwijding van de nieuwe
Sint Gertrudiskapel', De Waterschans 19
(1989) nr. 4, 5058.