De Waterschans nr. 1-2004
AJb.2. De dochters van de overledene, grafmonument voor Sir Thomas Hawkins,
detail, door Epiphanius Evesham 1618, Boughton-under-Blean (Kent).
heid en wereldse ijdelheid. "Doe
maar gewoon, dan doe je gek ge
noeg."
Grafmonumenten die deson
danks toch werden opgericht wa
ren niet zonder functie of beteke
nis. In het algemeen presenteer
den zij de overledene als 'exenr-
plum virtutis', een voorbeeld van
deugd, dat diende te worden na
gevolgd. In een enkel geval was de
boodschap politiek of ideolo
gisch van aard. In het bijzonder
gold dat voor grafmonumenten
die door de Staten-Generaal of
door de Admiraliteiten werden
opgericht ter ere van nationale
helden, zoals Willlem de Zwijger
of admiraal Van Wassenaer Ob-
dam. In weer andere gevallen
werd het hooggeboren karakter
van een adellijk geslacht verheer
lijkt. Scholten gaat uitgebreid in
op de specifieke betekenissen van
een aantal zeventiende-eeuwse
monumenten. Zijn behandeling
van de iconografie is gevarieerd,
verrassend en boeiend.
Niet alle zeventiende-eeuwse
grafmonumenten van Nederland
worden door de auteur afzonder
lijk besproken. Hij heeft zijn ob
jecten verdeeld in groepen op
grond van inhoudelijke of uiter
lijke overeenkomsten. Elke groep
wordt behandeld in de vorm van
een of enkele "case studies". Be
schikbare gegevens kunnen per
geval nogal verschillend van aard
zijn, vandaar dat de "case studies"
sterk uiteenlopen. Een constant
element is de aandacht die de au
teur schenkt aan de opdrachtsitu
atie en de iconografie. De auteur
weet op een virtuoze wijze aspec
ten zoals iconografie, stilistiek en
historische, biografische en oeu-
vre-gegevens in zijn verhaal te ver
vlechten.
De 'case studies' worden vooraf
gegaan door een voortreffelijk in
leidend hoofdstuk waarin de au
teur de religieuze, ideologische,
historische en technische achter
gronden schetst. Het laatste
hoofdstuk is gewijd aan de recep
tie in de zeventiende en acht
tiende eeuw. Hier blijkt dat onze
grafmonumenten in die twee eeu
wen, in tegenstelling tot de hui
dige situatie, wel een grote be
kendheid genoten. Ze golden als
bijzondere attracties, werden ver
meld in stadsbeschrijvingen en
door 'toeristen' bezocht. De
boodschap die zij verkondigden
zal door de toenmalige bezoekers
zijn verstaan en opgepikt.
Voor de Bergenaren heeft Schol
ten een bijzondere verrassing in
petto. Een van de grafmonumen
ten die hij als 'case study' be
schrijft is het monument voor
Charles Morgan in de Grote Kerk
te Bergen op Zoom. Hoofdstuk
drie is grotendeels aan ons monu
ment gewijd. Het is eerder be
schreven, in stilistische zin, door
Elisabeth Neurdenburg, later
door Tummers; en in technische
en historische zin door Kees
Booij en Wim van Ham. Scholten
kent aan het monument een be
langrijke waarde toe als het eerste
classicistische monument in Ne
derland. Hij gaat uitgebreid in op
de opdrachtsituatie en de icono
grafie en betrekt daarbij rechtst
reeks de figuur van Constantijn
Huygens. Het is een buitenge
woon interessant verhaal dat ik de
geïnteresseerde lezer zeker aanbe
veel, maar waarbij ook wel een
kanttekening te plaatsen valt.
Het monument is ca. 1645 opge
richt door Anna Morgan ter ere
van haar overleden vader Charles
Morgan. Morgan was een Engelse
officier die Bergen op Zoom ver
dedigde tegen Spinola en later tot
gouverneur van de stad werd be
noemd. In het monument zien we
Anna weergegeven terwijl zij met
haar twee kinderen (een van de
twee is in de loop van de eeuwen
verdwenen) het beeld van haar op
zijn graftombe liggende vader
aanschouwt (illustratie 1
Scholten vermoedt dat het unieke
concept van dit grafmonument
(het gaat om het element van de
treurende kinderen) mede door
Huygens is bedacht en deels zijn
oorsprong vindt in het toenma
lige theater. Hij suggereert dat
ook het vernieuwende classicisti
sche karakter van het geheel voor
een deel aan de invloed van Huy
gens te danken is. Het is heel
moeilijk, zo niet onmogelijk, om
Afb.3. De dochters van de overledenen,
grafmonument voor Lord en Lady
Teynham, detail, door Epiphanius
Evesham 1618, Lynsted (Kent).
2 6
De Waeerschans nr. 1-2004
na te gaan hoe de vormgeving van
een kunstwerk in het verleden
precies tot stand is gekomen. Net
zoals nu zullen er toen ook meer
dere factoren tegelijkertijd een rol
hebben gespeeld. Scholten's kijk
op de zaak is boeiend, maar naar
mijn mening kent hij aan de mo
gelijke inbreng van Constantijn
Huygens erg veel gewicht toe.
'Mogelijk', want hoewel Huygens
zowel de opdrachtgeefster als de
uitvoerende kunstenaar zeer goed
kende en hij vast geïnteresseerd
was in het ontwerp van het te ver
vaardigen monument, is er in
feite geen concrete aanwijzing,
laat staan bewijs, dat hij zich ac
tief met het ontwerp heeft be-
Afb. 4. Grafmonument voor Lady
Bacon en haar eerste echtgenoot Sir
William Cornwallis, door Thomas
Stanton ca. 1654, Culford (Suffolk).
moeid. Het belang in deze van de
passage in de brief van Thomas
Willeboirts die Scholten aanhaalt,
kan zonder nadere inhoudelijke
of contextuele gegevens niet wor
den vastgesteld. De passage is
multi-interp re tabel. Scholten con
strueert Huygens' inbreng vanuit
een aantal aannames en veron
derstellingen die gebaseerd zijn
op achtergrondkennis van zijn
persoon: "Het kan niet anders,
of... Het is onvoorstelbaar dat...
Het is inderdaad allemaal heel
goed mogelijk, maar misschien
was het toch anders.
Naar mijn gevoel geeft het monu
ment zelf signalen af die er op
wijzen dat de achtergrond en de
rol van de opdrachtgeefster van
meer belang zijn geweest bij de
vormgeving dan uit het verhaal
van Scholten naar voren komt.
Anna Morgan was de dochter van
een Engelse vader en een Zuidne
derlandse moeder. Ze huwde een
Engelse neef en heeft zowel in
Nederland als in Engeland ge
woond. Een van de bijzonderhe
den van het monument is de aan
wezigheid van de beeldengroep
van de rouwende dochter en
kleinkind(eren). Voor Nederland
is deze groep uniek, maar in En
geland was er op dat gebied al
langere tijd een traditie. Elisabeth
Neurdenburg heeft in 1939 gewe
zen op details van de kleding van
de beeldengroep, die Engels blijkt
te zijn.
Een andere unieke bijzonderheid
is de uitbeelding van emotie in de
beeldengroep: dochter en klein
kindleren) zijn treurend weergege
ven. Ook wat dat betreft blijken er
precedenten in Engeland te be
staan. In een treurende houding
weergegeven kinderen van overle
denen treffen we aan in meerdere
grafmonumenten van de hand van
Epiphanius Evesham, een belang
rijke beeldhouwer in Engeland ca.
1620. Dieussart heeft een aantal
jaren in Engeland doorgebracht
en zal het werk van zijn oudere
vakgenoot Evesham zeker hebben
gekend (illustraties 2 en 3).
We mogen concluderen dat het
motief van kinderen die treuren
Engels is en niet door Huygens
bedacht hoeft te zijn of ontleend
aan het theater.
Het belangrijkste aspect van het
grafmonument voor Charles Mor
gan is het nieuwe, classicistische
karakter van het geheel, waarvan
Scholten suggereert dat het deels
te verklaren is uit bemoeienissen
en invloed van van Huygens. Dat
zou terecht zijn wanneer de uit
voerende kunstenaar een provin
ciaal was geweest, een "boertje
van buuten". Het monument staat
echter op naam van Francois Di
eussart, een internationaal geo
riënteerde kunstenaar, die in
Rome had gestudeerd en lange
tijd in Engeland had gewoond.
Het classicisme werd weliswaar
door Huygens gepropageerd, maar
was niet door hem uitgevonden.
Het was een internationale stro
ming in de kunst en het is de
vraag of Dieussart Huygens nodig
had om daarop attent gemaakt te
worden en in die stijl te werken.
Tenslotte wil ik wijzen op een
grafmonument in Engeland dat
weliswaar iets jonger is, maar dat
treffende overeenkomsten ver
toont met het monument voor
Charles Morgan. Het is voorzien
van een beeldengroep van een
dame die met haar kleinkinderen
treurt bij het grafbeeld van haar
overleden echtgenoot (illustratie
4). Het heeft er alle schijn van dat
dit monument en dat van Morgan
teruggaan op één en hetzelfde, en
dus Engelse, concept.
Hoe het ontwerp voor het graf
monument voor Charles Morgan
precies tot stand is gekomen zul
len we wel nooit weten. Mogelijk
heeft Huygens hierin een rol ge
speeld, misschien zelfs de rol zo
als door Scholten geschetst. Toch
lijkt het ontwerp ook goed te ver
klaren te zijn zonder Huygens:
vanuit de Engelse achtergrond
van de opdrachtgeefster en de
kwaliteiten en ervaring van de
kunstenaar.
Het boek van Scholten is een be
langrijke publicatie. Het is het
eerste algemene overzichtswerk
van zeventiende-eeuwse grafsculp
tuur in Nederland sinds 1948. De
tekst is boeiend, helder en ele
gant, de keuze van illustraties is
uitstekend, de reproductie (zwart
wit) is goed. Het boek opent een
luik op een onbekend aspect van
onze zeventiende-eeuwse cultuur
en is daarom van belang voor ie
dereen die in deze periode is
geïnteresseerd.
In de loop van de afgelopen de
cennia is die belangstelling bij het
grote publiek aanzienlijk toegeno
men. Dat blijkt wel uit de tot on
waarschijnlijke hoogten gestegen
aantallen bezoekers van tentoon
stellingen die aan zeventiende-
eeuwse onderwerpen gewijd wa
ren. Desondanks heeft de uitgever
het niet aangedurfd om het boek
voor een groot publiek beschik
baar te maken. Het is alleen in het
Engels verkrijgbaar en de prijs is
bijzonder hoog (Euro 65,-).
Afgezien van deze kanttekening
moge uit het voorgaande duide
lijk zijn dat 'Sumptuous Memo
ries' zeker een aanrader is voor
Bergenaren die belang stellen in
hun eigen culturele erfgoed.
2 7