méér over Jacob von Eggers Een auteur van formaat De Waterschans nr. 1-2004 J. Sinke en N. Grosfeld In Waterschans 2, jaargang 2003 werd u al beloofd dat er een vervolg zou komen op het verslag van de speurtocht naar de schrijver van het 'Journal du Siège de Bergopzoom'. Von Eggers bleek een Zweed te zijn. Zijn portret konden we u tonen en de titel die hij later voeren mocht noemden we u: 'Freiherr'. Na de contacten die we mochten leggen met Dresden en Stockholm is het zeker niet zo, dat we alle détails van zijn bewogen levensloop zullen ken nen. In Wenen moeten nog gegevens te vinden zijn. En ook uit Zweden verwachten we meer informatie, al zal dat wat meer tijd vragen. Hierna doen we u verslag van onze speurtocht, waarnaast toch opgemerkt moet worden dat andere zaken die de Waterlinie betreffen in een stroom versnelling lijken te zijn gekomen. De 'Landschapshistorische studie West- Brabantse Waterlinie' die Alterra uit Wageningen heeft uitgebracht is zo'n bron van optimisme1 Het brengt onze zaak een grote stap vooruit door een cultuurhistorisch streefbeeld te schetsen, waarbij al voorspellingen worden gedaan over de tijd, die ons nog scheidt van fortenhellingen, die zich weerspiegelen in het water van de grachten! Voldoende reden daarom, om u te vertellen wat we op dit moment weten over de man die die forten in hun massieve omvang en sterkte van nabij heeft gekend. De familie Von Eggers Oorspronkelijk was de familie Von Eggers afkomstig uit de vrije Rijks stad Hamburg. Ze had hechte ban den met de Hamburgse samenle ving en leverde heel wat mannen, die nauw betrokken waren bij het bestuur van stad en land. Vooral economische motieven waren er oorzaak van dat de familie Von Eggers zich verspreidde over de buurlanden Mecklenburg en Han nover. En ook daar komen we ze later weer tegen in belangrijke burgerlijke en militaire functies. Vader Von Eggers, die ook Jacob heette, vestigde zich als jongeman in Dorpat, de universiteitsstad in het latere Estland, die nu Tartu heet. Daar trouwt hij Sophia Mar- garetha Krüger, dochter van een zeer welgestelde raadsman uit Holstein. En uit dit huwelijk wordt dan op 14 december 1704 Jacob geboren. Korte tijd later overlijdt zijn vader. Het is de tijd, waarin Tsaar Peter de Grote de Zweedse Oostzee-provincies aanvalt en de Finse Golf bereikt, waar hij de stad Sint Petersburg laat bouwen, Ruslands eerste Oostzeehaven. Een tijd van ballingschap 1708-1721 Als Jacob vier jaar oud is wordt hij met zijn moeder uit Tartu ge deporteerd naar Archangel. Ze vertrekken in het gezelschap van een groep Zweedse officieren, die vermoedelijk gespaard waren om hun kennis op militair gebied. Pe- Toegangspoort tot de vesting König- stein. Na 1747 was Von Eggers hier enige tijd ondercommandant. Onder Dresden aan de Elbe gelegen beschermde deze vesting de Saksische zuidgrens, (opname M.H.Th. Grosfeld) ter de Grote liet gewone Zweedse krijgsgevangenen bij voorkeur zwoe gen bij de bouw van Sint Petersburg tot ze er bij neervielen. Veel weten we niet over deze on getwijfeld harde tijd in Archangel. We komen Jacob weer tegen als zestienjarige jongeman, in het hart van Rusland. Zijn verblijf plaats heet Totma, en ligt in de provincie Volodga, ten noord-oos ten van Moskou. Zijn moeder is ondertussen hertrouwd met de Zweedse baron Knut Gabrielson Sparre, een van de gedeporteerde officieren. Vanaf dat moment (1713 wordt de jonge Jacob he lemaal opgenomen in die officie- rengemeenschap, waarin zijn stief vader een prominente rol speelt. De behandeling van de gedepor teerden door de Russen was niet slecht, huwelijken werden toege staan, studie behoorde tot de mo gelijkheden. Er bestaat een fami- lieregister van de familie Sparre, getiteld 'Die Sparre nebst An- hang', dat van de Sparre's het vol gende vermeldt: "Een oude fami lie uit het Zweedse vaderland, waarvan de leden steeds een grote rol hebben gespeeld in de ge schiedenis en vele veldheren en staatslieden hebben geleverd. Ver- scheidenen van hen zijn zelfs met bloedverwanten van het konink lijk huis verwant geweest". In die familie blijkt Jacob helemaal opgenomen te zijn. Meermalen wordt vermeld dat de verhouding met zijn stielVader zeer hartelijk is. Ondanks de chaotische omstan digheden krijgt hij een uitstekende 6 De Waterschans nr. 1-2004 opleiding, waaraan de talenten van vrienden van de familie het hunne bijdroegen. Wiskunde nam een be langrijke plaats in, naast een hele rij talen: Latijn, Frans, Italiaans, Russisch en uiteraard Zweeds. Duits was zijn 'moedertaal'. Daarin werd hem ook uitgebreid les gege ven in 'militarischen Wissenschaf ten', speciaal 'Fortifikationslehre'. Zo iemand is bruikbaar. Op zes tienjarige leeftijd werkt hij al als assistent-schrijver op de kanselarij te Volodga. Terugkeer naar Zweden In 1721 komt er een eind aan de Noorse oorlog, die besloten wordt met de vrede van Nystad. De bal lingschap is voorbij, de familie Sparre kan naar Zweden terugke ren. Het gezin telt nu vijf kinderen, vier zijn er in ballingschap gebo ren. Stockholm wordt de nieuwe woonplaats, waar de achttienjarige Jacob in militaire dienst gaat. Zijn grote liefde blijkt de vestingbouw- kunde te zijn. We mogen aannemen dat hij, na voltooiing van zijn studies, de mili taire praktijk moest leren kennen. Daarom volgt een jarenlange zwerf tocht langs de brandhaarden, die er in het Europa van die jaren maar genoeg te vinden waren Het familieregister beschrijft dat zo: "Deelname aan en bestudering van de oorlogen in gebieden aan de Rijn, Holland, Oost-Pruisen, Polen, Saksen, Finland. Daarna krijgt hij een aanstelling aan het hof van koning August III van Po len. Hij wordt daar gewaardeerd en mag zich bijzonder verheugen in de gunst van de koning. Later wordt hij gedurende lange tijd aangesteld als begeleider van de prinsen Xavier en Karl. Hij wordt lid van de Koninklijke Zweedse Academie van weten schappen en benoemd tot com mandant van Danzig. Door ko ning Adolf Friedrich van Zweden in 1751 in de adelstand verheven en een half jaar later door koning Gustaaf III tot Freiherr benoemd". Gevolgen van beknoptheid Wil men van een dergelijke reeks mededelingen uit het familiere gister een samenhangend verhaal maken, dan is natuurlijk meer in formatie nodig. Bovendien zou de omvang van zo'n verhaal moeilijk in te schatten zijn. Daar komt nog bij, dat er in andere verslagen nogal wat variaties voorkomen. Over de aanwezigheid van Von Eggers in Bergen op Zoom, in 1747, wordt bijvoorbeeld meege deeld: "nam in Saksische dienst deel aan de belegering van Bergen op Zoom in 1747, waarover hij een verslag in dagboekvorm uitbracht"2, en "begaf zich in 1747 naar het Franse leger en was bij de belege ring van Bergen op Zoom aanwe zig en onderrichtte de Saksische prinsen Xavier en Karl in de krijgswetenschappen"3. Terwijl Von Eggers zelf, aan het eind van zijn 'Avant Proposzegt "hier, waar ik als erkende vrijwilliger aanwezig was" vermeldt de Zweedse ency clopedie "nam in Franse dienst deel aan de belegering en verove ring van de sterke vesting Bergen op Zoom in 1747". Vast staat in ieder geval, dat de vesting Bergen op Zoom Von Eg gers niet onbekend was. Al in 1728 bracht hij tijdens een studiereis een bezoek aan Frankrijk, Neder land en Brabant. Van mededelin gen uit een aanhangsel bij het Sparre-register kunnen we zeggen, dat ze heel wat bruikbaarder zijn: "De over de gehele wereld be kende belegering en inname van de nog nooit veroverde vesting Bergen op Zoom, was een buiten gewoon belangrijke onderneming waaraan de heer Von Eggers deel nam. Hij maakte de gehele veld tocht mee, waarbij verschillende aan de Schelde gelegen forten werden ingenomen. Aan Bergen op Zoom heeft hij zelfs een blij vend aandenken geschonken door een verslag in de vorm van een dagboek, dat later gedrukt werd. Het is zeer deskundig, geschied kundig nauwkeurig en betrouw baar geschreven". Von Eggers levenseinde Uit de periode dat hij commandant was van de vesting Danzig kennen we nog wat wetenswaardigheden, die zijn persoon en persoonlijkheid verduidelijken. Ze zijn ontleend aan redevoeringen, die werden uitge sproken bij gelegenheden als zijn installatie als commandant en zijn overlijden. Daaruit blijkt dat hij, na een ongetwijfeld zware jeugd, in be trekkelijke welstand leven kon. Dat maakte het mogelijk van de fysieke inspanningen van veldtochten en reizen te herstellen. Zijn weten schappelijk belangstelling bleef on verminderd groot, met een duide lijke voorliefde voor alle ontwikke lingen en verbeteringen in de ves tingbouw. Hij had een opgewekt karakter, was voorzichtig en edelmoedig in zijn handelen, dapper en stand vastig in zijn beslissingen. Hij was een goed gastheer, hield van de omgang met vrouwen maar bleef toch ongehuwd. De voorde len van het getrouwd zijn kon hij alleen maar onder voorbehoud verdedigen. Het christendom bete kende veel voor hem, wanneer ie mand in nood verkeerde bood hij hulp. In zijn oordelen over ande ren was hij mild. De ongemakken van de ouder dom namen toe, vooral zijn be nen en voeten moeten hem pijn bezorgd hebben. Klagen deed hij echter niet. Een paar dagen voor zijn heengaan hoorde men hem mopperen over pijn in zijn borst. Hij bleef in bed liggen en over leed, toch nog vrij onverwacht, op 12 januari 1773. U zou nu kunnen zeggen, dat onze kennis over Von Eggers hiermee groot genoeg is. Toch blijft er nog wel wat te weten over. Zit er bij voorbeeld écht een exemplaar van het 'Journal du Siège' in de biblio theek van Tsarina Catharina de Grote? Het lijkt waarschijnlijk, want zij was het die een belangrijk deel van de boekerij van Von Eggers na zijn overlijden heeft gekocht. Als u gelegenheid vindt, leest u dan hierna nog eens de bijdrage in de Waterschans met de titel 'Het laat gelezen voorwoord'4. In zijn voorwoord ontmoet u dan de man, wiens levensloop we nu heel wat beter kennen. De man van 'het goede gesternte', van 'het geluk van op de juiste tijd op de goede plaats te zijn'. Blijft nog het mirakel van het laat ste hoofdstuk, hel 'Chapitre du Siège du Fort Rovers": drie weken oorlog om een aarden vesting in een waterland. 7 NOORDELIJKE IJSZEE SIBERIË Archanqi Nystadt -/qto^aG LITAUEN KA2AN Androe! OEKRAÏNE Azov 'Astrale; Constantinope '^•(Byzantiun TURKIJE RUSLAND PEBZIË 1 Alterra-rapport 875, ISSN 1566-7197 door T. Weijschede, R. Groot, J. Mulder en R. Snep 2 Christian Knollman, in de Altpreusische Biographie. 3 Christian Gottlieb Jöchers, in Algemeines Gelehrten -Lexicon, zweiter Ergiinzungs- band. Unverand.Nachdruck d. Ausg. Leip zig 1787- Hildesheim-Olms, 1960, p.838. 4 De Waterschans nr.4., jrg. 2002, 171-174

Periodieken

De Waterschans | 2004 | | pagina 4