UYTKON DICING. De Waterschans nr. 3-2004 De Waterschans nr. 3-2004 2. 'Een eerlijken amptenaar heeft dus veel te lijden' Maison wachtte er niet lang mee om de raad opnieuw bijeen te roe pen. Op 1 februari zaten de nota belen in het stadhuis op hem te wachten. Eindelijk meldde zich een officier die de burgemeester een proclamatie overhandigde met een begeleidend schrijven van Maison, gedateerd 31 januari 1810. De missive was amper gelezen of de gouverneur stapte met twee of ficieren de raadszaal binnen en deelde mee dat de keizer het ge bied tussen Maas en Schelde bij Frankrijk had ingelijfd. Daarna in formeerde hij of de burgemeester de betreffende proclamatie wilde afkondigen. Toen Vermeulen wei gerde, plaatste Maison hem onder huisarrest. Een van de officieren bracht hem naar zijn woning in de AJb.4a, 4b en 4c: De Drie van 1813': Links Gijsbert Karei van Hogendorp (naar een gravure van W. van Senus), midden Adam van der Duyn van Maasdam (eveneens van Senus) en rechts Leopold van Limburg -Stirum (tekening van H.W. Caspari 1814). Rijkebuurtstraat. Twee soldaten bewaakten hem daar en volgden hem bij elke stap in zijn huis. De burgemeester nam papier, inkt en ganzeveer en schreef maar weer naar de landdrost. Hij vermeldt daarin een bijzonderheid die een apart licht op de affaire werpt. Een Franse officier, Sibuet genaamd, was speciaal belast met de zorg voor een goede verstandhouding tussen de Franse en de Hollandse troepen. Juist deze man had aan InTFOONDERS van Brabant van de Eylanden van Zeeland en van die gelégen tusschen de Maes en de Schelde l Bevel onflangcn hebbende vaii ZynE Majesteyt den Keyzer en Koning,NAPOLÉON, van inilitair- lyke possessie tc neémen van het Land gelégen tusschen de Maes en de Schelde, ik zende aidaer deugdzacme en wel krygs-getugte troependie hevel hebben uwe persooncngebruyken en coslumen te eerbiedigen. Ik hoope dat zy zullen in erken tenis, een onthaal ontfangen weerdig van hun goed gedrag, waer van ik vooruyt, met liefde boige blyf. Vol Bredaden 28 January 1810. Den Maarschalk Hertog van REGGIO, Opperbevelhebber van het JLéger. Ajb.5. Proclamatie van 28 januari 1810. Vermeulen om 'tafelgeld'gevraagd voor de gouverneur en twee offi cieren. Maison rekende volgens Si buet op f 1.500,- per maand, voor zichzelf vroeg hij f 500,- en voor de adjudant f 200,- De burge meester had geweigerd met als motief dat hij over geen enkele gulden vrij kon beschikken. Hij wilde wel het verzoek aan zijn wet houders en vroedschap voorleg gen, maar wees erop dat Bergen op Zoom de gevraagde bedragen onmogelijk kon opbrengen. Sibuet was daarop gaan dreigen. Stad en burgemeester zouden het moeilijk krijgen. Vermeulen eindigt zijn brief met de verzuchting: 'Een eer lijken amptenaar heeft dus veel te lijden. Ik versoek tog bij gelegen heid mijne getrouwheid aan den Koning onder het oog te brengen en te zorgen, dat ik haastig uit dese netelige situatie worde gered'. Op aandringen van de wethouders en de raad hief Maison het huis arrest van Vermeulen nog dezelfde dag op. De volgende dag vergader den wethouders en vroedschap bij de burgemeester thuis. Maison liet schriftelijk weten dat Vermeulen als burgemeester was geschorst wegens zijn oppositie. De raad weigerde het ontslag van de bur gemeester te accepteren, maar om hem voor groter onheil te behoe den, besloot men om voorlopig aan wethouder Johannes Vergroe- sen het bestuur over de stad op te dragen. Vermeulen was daarmee voorlopig buiten spel gezet. Hij 1 ÏO hoefde er niet rouwig om te zijn, want de stad ging een zeer moei lijke tijd tegemoet. 3. Rekwisities aan de lopende band Wat stelden de mooie woorden van de Franse legerleiding voor? Niets. De werkelijkheid was geheel anders. Het Franse leger moet in het Markiezaat de indruk hebben gewekt van een bende die erop uit was om de streek leeg te plunde ren. Duval was de Fransman die moest zorgen dat het de Franse soldaten aan niets ontbrak en dat de Armee van Braband door het bezette gebied werd onderhouden. Die taak was Duval wel toever trouwd. Op 29 januari reeds over handigde hij de burgemeester een lijst met wat hij allemaal nodig had en of Vermeulen daarvoor spoedig wilde zorgen. Die nam contact op met de firma die als aannemer-generaal het Hollandse garnizoen in Bergen op Zoom voorzag van voedsel, voer voor de paarden in de blokstallen en brandstof. Dat gebeurde op con tractbasis. De plaatselijke onder aannemers C. Veraart en L. Gaste laar waren bereid om ook aan het Franse garnizoen te leveren, maar wie zou dat betalen? Parijs dus niet. De Hollandse regering voelde er uiteraard weinig voor om een leger te onderhouden waar ze niet om gevraagd hadden. De stad dan? Die had geen geld en de Fransen bleven maar eisen. Op 7 februari kwam Duval al met een tweede lijstje: 1.500 pond zout, 2.800 liter azijn en 6.000 pond vlees, morgen te bezorgen. De weduwe Bol en bakker Pieter Commissaris namen de leverantie op zich. Daar bleef het niet bij. Er diende zich een tweede eiser aan, een zekere Rabonet. Die wilde magazijnen oprichten in de voor naamste vestingsteden van het be zette gebied. Voor het Bergse ma gazijn eiste hij 3.000 pond tarwe meel, 1.000 pond roggemeel, 200 pond rijst, 100 pond zout, 20.000 flessen jenever, 16.000 flessen azijn, 2.100 pond hooi, 1.500 pond stro, 1.000 pond haver, 600 vadem brandhout (een vadem was een stapel hout, ongeveer 1,80 m. lang en 1.80 m. hoog). I11 plaats van hout mocht het ook 7.560 pond steenkool zijn of 900.000 turven. Dit was een onmogelijke eis, zeker als men bedenkt dat Bergen op Zoom maar zo'n 25 boerderijen had op haar grondgebied buiten de muren, de zogenaamde Buiten- poorterij, en dat artikelen als jene ver, rijst en azijn uil Holland moesten komen. Vergroesen wees er verder op dat hij geen enkele bevoegdheid had om eisen te stel len aan andere gemeenten in het Markiezaat en dat de streek bo vendien uitgeput was door de re kwisities tijdens de Engelse inva sie. Via de landdrost vernam het stadsbestuur op 12 februari dat Rabonet ook nog van plan was om in Brabant drie hospitalen in te richten voor het Franse leger, één van 1.000 bedden in Den Bosch, één van eveneens 1.000 bedden in Breda en een nieuw in Bergen op Zoom voor 500 zieken en gewon den. Dat alles voor rekening van de betreffende stad. Wethouder Huart schreef terug dat Bergen op Zoom onmogelijk een nieuw hos pitaal kon financieren. De stad had al een hospitaal voor het Hol landse garnizoen, namelijk het Markiezenhof. Misschien zou dat met wat aanpassingen aan de Franse nonnen kunnen voldoen. Maar ook daarvoor schatte men 10.000 gulden nodig te hebben. Drie dagen later kwam Rabonet met een volgende eis, nu via de kwartierdrost EX Verheijen te Breda. Of men wilde zorgen voor 1.500 pond rijst of 3.000 pond peulvruchten, 2.000 pond zout, 1.000 flessen azijn en 3.906 flessen jenever voor het hospitaal. Die zelfde dag was er ook goed nieuws. Gouverneur Maison werd vervangen door generaal Laurent, een aimabele Fransman. Wat een verademing moet dat geweest zijn. Deze Franse militair verklaarde dat hij zich wilde inzetten voor het welzijn van de stad en hij deed het nog ook. De herinrichting van het Markiezenhof kwam geleidelijk van de grond. Verheijen stuurde dekens en lakens en liet weten dat Bergen ook op financiële hulp mocht rekenen. Het aantal bedden werd verminderd tot 300. Volgens mr. De la Court zouden de dor pen van het markiezaat bijdragen in de kosten, maar daar merkte het stadsbestuur niets van. Een perso nele omslag over de gehele bevol king van het Markiezaat wees het stadsbestuur af; de mensen had den al genoeg afgezien. De Hol landse regering stelde duizend gulden beschikbaar, maar schreef daarvoor hetzelfde bedrag af op het tegoed dat Bergen op Zoom bij de regering had vanwege gele verde transportdiensten in 1809. Duval bleef maar eisen stellen en meldde de komst van nog meer soldaten. Dat ging de magistraat echt te ver en ze besloten om maar eens te gaan praten met Lau rent. De wethouders wilden zoveel mogelijk inkwartiering bij de bur gers voorkomen.. De landdrost kwam ook nog met een verzoek, namelijk of de stad een apart hospitaal wilde inrich ten voor schurftlijders; dit in ver- 111 ARMÊE van B n A B a w

Periodieken

De Waterschans | 2004 | | pagina 4