De Waterschans nr. 1-2005 De Waterschans nr. 1-2005 Ajb.3. De gedeeltelijke demping van de tankgracht, wat nu Vijverberg Noord is. Links op de foto de kipkarren die ook voor het dempen gebruikt werden. Ge heel links de laatste huizen aan het Ke telbaantje. Datering 1949. Collectie Re gionaal Historisch Centrum Bergen op Zoom. Foto Schreuder, Apeldoorn. werken van de uitgegraven grond een stuk gemakkelijker. Bij het volgen van de werkzaam heden deden we wel een onaange name ontdekking. Het eerste stuk, tot aan de meidoornhaag voor ons huis, vormde een rechte lijn. Maar gelukkig zagen we, dat er een cor rectie werd aangebracht en een honderd meter van ons vandaan een bocht in de tankgracht werd aangebracht. Alles wat er aan bo men en struiken in de weg stond, werd verwijderd. Om aan te kun nen sluiten op de geplande plaats bij de Balsebaan werd er tweehon derd meter na de eerste bocht weer bijgedraaid. Bij de Balsebaan moesten ook weer enkele wonin gen die in de weg stonden ges loopt worden. Dat lot trof de hui zen van de families Bruys, Basti- aansen, Jacobs. Ook een boerde rijtje moest eraan geloven en een mooi villaatje, dat naast het toe gangswegje naar het 'Broeders- weike' stond. Nu kon het graaf werk richting Balsebaan beginnen. Er werd nu meer materiaal inge zet. Twee draglines, die in één keer een kubieke meter grond opgroe ven en op de kant gooiden, waarna een van de twee draglines de grond nog verder wegwerkte. Het principe van werken was het zelfde als bij het eerste stuk, alleen ging het nu sneller. Er werden rails en wissels aangelegd vanuit de diepte langs de glooiing naar bo ven, om de uitgegraven grond aan de randen te kunnen lossen. Ik kon het graafwerk nu van heel dichtbij volgen en het vakman schap van een van die kraanma chinisten vond ik bewonderens waardig. Hij presteerde het de graafbak, met behulp van de kraangiek en de kabelhandels zó weg te gooien, dat de tanden van de bak telkens vast in de leemlaag terecht kwamen. Dat leverde hem telkens een meer dan volle bak op, terwijl zijn collega het met een halve bak moest doen. Ieder zijn vak. De eerste paar weken werd door arbeiders de tankgracht op de juiste diepte afgewerkt, waarbij ze ijzeren kipkarren moesten volspit- ten, die dan met drie of vier tege lijk met behulp van een paard te gen de helling opgesjouwd moes ten worden. Met dat paard had ik te doen. De hele dag door trok het die loodzware karren naar boven onder luide aanmoedigingen van de voerman. Dat bij elke kar de twee mannen die geladen hadden ook hielpen duwen, zal het arme beest wel iets geholpen hebben. Eenmaal boven namen de duwers het over tot aan de losplaats. Dan ging het weer terug, de diepte in waarbij afremmen de boodschap was. Dat lossen was altijd gevaarlijk. De kipkar kon gemakkelijk omslaan als de loshandels aan de kar niet tegelijk werden overgehaald. Het mankeerde wel eens aan een goed op elkaar ingespeeld zijn, een ge broken been bij zo'n omslaande kar kan ik me herinneren. Tot aan de eerste correctiebocht werd zo gewerkt, terwijl ook hier tijdig grondbuizen en een pom- pinstallatie werden aangebracht. De hoogte van de taluds nam nu toe. Tussen het nabij gelegen fiets pad en het wegdek van de Wouws- estraatweg en de taluds was er aan weerszijden wel anderhalve meter verschil. Ondertussen werd het eerste stuk tankgracht met water uit de Zoom gevuld. Aan onze kant was de inwerking van watera ders in de zijwanden veel erger en traden er verzakkingen op. Men koos dus voor een andere zijwand afwerking, waarbij vanaf de bodem tot op ongeveer twee meter van de bovenkant een soort betonschut- tingpalen werden geplaatst. Die stonden verticaal tegen de wand met een tussenruimte van een me ter, waarbij dan de tussenpassende betonplaten van 4 x 50 x 100 cm in de sleuven van de palen werden geschoven. Men paste dit systeem toe aan weerszijden tot aan de Balsebaan, Om de zijwanden van het deel tot aan de eerste bocht te bescher men, werd er hierna water in ge zet, nadat men in de bodem van de tankgracht in die eerste bocht eerst een steense muur had ge metseld van ongeveer drie meter hoog. Die moest- na uitharding- het water tegenhouden, dat vanuit de Zoom, via een sleuf door de weg, in het gereedgekomen deel werd gepompt. Tevoren waren alle buizen voor het oppompen van grondwater verwijderd. Over arbeiders, bewaking en machines De arbeiders die aan het gedeelte van de tankgracht tot aan de Bal sebaan werkten, moeten mannen geweest zijn die van buiten Bergen op Zoom kwamen. Er werd ge werkt van 7 uur 's morgens tot 6 uur 's avonds en op zaterdag tot 2 uur. Voor ons waren het onbe kende gezichten. Meestal waren ze ergens in de kost. Omdat kwajon gens in het begin de graafmachine onklaar hadden gemaakt door er zand in te strooien, duurde het niet lang, of er werd een bewaker aangesteld om na werktijd en in het weekend toezicht te houden. Wat verderop, richting Balsebaan, stond zijn keetje. Het was een sjo fel uitziende man van half in de vijftig met een stoppelbaard. Hij dronk veel bier en als het koud was, zagen we dat hij een paar handschoenen droeg van konijn envellen. Men vertelde dat hij er gens in de buurt van de Oude Wouwsebaan in de kost was. Al gauw hadden wij hem als kinderen de bijnaam Barabbas gegeven, waarom weet ik niet. Gelukkig voor het trekpaard van die kipkarren werden er na enkele weken twee lierhijskarren aange voerd. Ik zal proberen uit te leggen hoe die er uit zagen. Een hijskar leek op een grote metalen fles met een diameter van iets meer dan een meter. Ze was twee meter hoog met een pijp van een meter lengte er op. Het geheel stond op een ijzeren onderstel met vier wie len van 50 cm. doorsnee. In de velgen van die wielen zaten op re gelmatige afstand gaten om de hijskar, met behulp van daarin ge stoken ijzeren staven, over stalen platen te kunnen verplaatsen. In wezen was zo'n hijskar een rij dende stoommachine, waarmee de kabelhaspel aan de voorkant in beweging kon worden gebracht. De handel voor de bediening van de lier zat aan de zijkant. Een vaste machinist bediende het geheel en kon zo met stoomkracht de gevulde karren met de lier langs de helling naar boven trek ken. Een van die lierbazen ken ik nog, dat was Jan Gelens, die toen rond de zestig was. Ik weet nog waar hij in de kost was en tot zijn dood toe is gebleven. De stoommachine werd gestookt met grote kolenbriketten en hout blokken. Zo ging het nu dagelijks door, week in, week uit verder gra ven en afwerken van het stuk tank gracht tot aan de Balsebaan, met veel materiaal en mankracht. Toen het klaar was, zag het er ook wer kelijk uit als een brede, diepe gracht. De hoogte van het terrein langs de zijkant speelde daar een rol bij. Wanneer je langs de rand liep keek je wel een meter of twee, drie lager op het wateroppervlak. Dat was een heel verschil met an dere delen van de tankgracht, zo als bij de Zoom, of het stuk in de richting van het tegenwoordige ziekenhuis. Ook in de polder bij Borgvliet lag het terrein lager en was de waterstand hoger. Dat wekte de indruk dat die aange legde tankgracht een flinke brede sloot was, omdat hier de taluds ontbraken. Over wegversperringen Op zekere dag, kort nadat het deel van de tankgracht voor ons huis was volgepompt, werd het wegdek van de Wouwsestraatweg tussen de twee gedeeltes opengebroken. Een drie meter brede sleuf van twee meter diep werd uitgegraven. Met een rood-witte plank aan beide zij den werd aangegeven dat de weg in twee richtingen was afgesloten, terwijl 's avonds rood-licht lan taarns werden opgehangen. De chauffeur van een Duitse vracht wagen had dat waarschijnlijk niet in de gaten, want de volgende morgen zagen we dat zijn wagen met de neus naar beneden in de put vastzat. Hij had naar Bergen gewild. Hoe ze die vrachtwagen hebben weggehaald, weet ik niet. Diezelfde avond waren de arbei ders alweer met hun werk bezig. Dat ging nu dag en nacht door, in ploegen van timmerlieden, grond werkers, ijzervlechters, enz. Bekis tingen werden voorzien van zwaar ijzervlechtwerk, waarna vooral dc avonden en nachten voor het stor ten van beton werden gebruikt. De opgestelde schijnwerpers hadden gedimd licht in verband met het gevaar van beschieting door vlieg tuigen. Toen het werk ter plaatse voltooid was, zag men aan weerzijden in de bermen en over driekwart breedte van het fietspad een 2 meter breed en 2Vi meter hoog betonblok met een lengte van méér dan 2 'A meter. Daardoor was voor fietsers de doorgang tot de helft van het fiets pad teruggebracht. Wanneer je te voet uit de stad kwam en je liep aan de rechterkant van de straat weg, dan was je verplicht door deze opening te gaan, een andere mogelijkheid was er niet. Aan de linkerkant, dicht naast het daar aanwezige betonblok, kon je in de berm en langs het betonnen fiets pad een grote betonnen rol zien liggen. Ze had een lengte van on geveer 4'A meter en een hoogte van zeker 2'A meter. Ondergronds was een systeem met schakelket tingen gemaakt, dat de rol met de betonblokken aan de zijkanten verbond. De zware ijzeren kettin gen hadden schakels van wel 10 cm. breed, je kon ze gedeeltelijk zien zitten. In elk betonblok aan de zijkanten zag je een sleuf waar de ketting door liep én een lier- punt, waar de met de hand te be dienen draaiarm was afgehaald (voor zolang er niets hoefde te ge beuren]. Ik zag toen als kind al wel dat het een vernuftig systeem was. Men kon regelen dat de betonrol bij het lieren precies de richting volgde die de bouwers in het wegdek met staalprofiel hadden aangebracht. Ze zou bovendien aan beide kan ten vastlopen op een in de beton blokken gestorte sponning. Wat ook gebeurd is. Het aan de Wouwsestraatweg ge bruikte systeem van afsluiting komt ver overeen met dat, wat men bij de Halsterseweg heeft toe gepast. 22 23 v

Periodieken

De Waterschans | 2005 | | pagina 12