Op\ang van kinderen van foute ouders
Lievenshove, een voorbeeld
NA DE OORLOC
De Waterschans nr. 1-2005
De Waterschans nr. 1-2005
Manon Wilbrink
39
Al tijdens de bezetting van Neder
land was er in Londen overleg ge
voerd over wat er na de oorlog
moest gebeuren met Nederlanders
die met de Duitse bezetter hadden
samengewerkt. Er bleek grote one
nigheid te zijn over de aanpak van
deze groep. Er waren voorstanders
van permanente verbanning uit de
Nederlandse samenleving en er
waren mensen die vonden dat als
collaborateurs eenmaal hun straf
hadden gehad, zij weer in de sa
menleving moesten worden opge
nomen.
In Londen was men nog niet tot
een definitieve oplossing van het
probleem met de politieke gevan
genen gekomen, maar weldra - in
het najaar van 1944 - diende het
zich aan. En hoe. Al in december
1944 waren er 30.000 "foute" Ne
derlanders opgepakt en gevangen
gezet. In juli 1945 was hun aantal
gestegen tot ruim 100.000. Uitein
delijk zouden ongeveer 150.000
Nederlanders worden verdacht
van collaboratie.
In een land dat letterlijk op zijn
gat lag: waar communicatie moei
lijk was, waar voor de "goede" Ne
derlanders een groot gebrek aan
woningen, kleding, voedsel en an
dere basisbehoeften heerste, was
het opvangen van zo'n groep men
sen een enorme opgave. Verdach
ten werden ondergebracht in oude
concentratiekampen, loodsen, fa
briekshallen, gevangenissen en ka
zernes. Het personeel van de pro
visorische gevangenkampen was
slecht getraind, ongedisciplineerd
en dit leidde nogal eens tot exces
sen. Schaarste was er aan alles.
Daarbij kwam nog eens dat de ver
deeldheid tussen de verschillende
maatschappelijke en politieke
groepen in Londen zich in Neder
land voortzette. De regering be
sloot uiteindelijk halverwege 1945
tot een tweedeling van de poli-
Toen de geallieerde legers in het najaar van 1944 langzaam
maar zeker oprukten in Brabant, bleken de beleidsmakers
van de Nederlandse regering in Londen een grote misser te
hebben begaan. Alle voorbereidingen op de terugkeer van
het wettelijk gezag en het oprollen van het bezettingsregime
ten spijt, had men een grote groep kinderen over het hoofd
gezien. Kinderen van wie een of beide ouders aan de kant
van de bezetter hadden gestaan. Kinderen wier ouders in
het kader van afrekening en zuivering moesten worden
opgepakt en zo lang mogelijk uit de nieuw op te bouwen
Nederlandse samenleving moesten worden verwijderd.
Kinderen die zelf tijdens de bezetting al heel veel hadden
meegemaakt. Niemand had aan hen gedacht.
AJb. 1. Huize Lievenshove. Het gebouw bevatte drie grote zalen met houten vloeren.
De meubels, lange tafels en banken, waren grotendeel afkomstig uit in beslag geno
men goederen. Op de benedenverdieping waren de dag\>erblijven, de keuken en de
kamer van de leiding. Geen enkele buitendeur kon op slot.
Op de eerste verdieping bevond zich een gang met vier kamers: één voor de zieken
één voor het secretariaat, één voor de directrice (deze kamer werd later gebruikt
voor het hoofd van de huishouding, toen de directrice verhuisde naar huize Lievens-
berg) en de vierde kamer was de zitkamer voor de leiding. Langs deze vier kamers
liep een balkon met middenin een houten bra)idtrap.
Op deze verdieping waren ook de twee toiletten, de wasgelegenheid voor de kinderen
en de naaikamer. Op de enorme zolder sliepen de kinderen. Die zolder had aan
weerskanten twee kamers, waar de leiding sliep (vier a vijf personen op een kamer).
38
tieke gevangenen: de "zware geval
len" - de grote vissen en echte mis
dadigers - zouden een proces en
een zware straf tegemoet kunnen
zien, de "lichte gevallen" zouden
op korte termijn vrijkomen. Veel
verdachten in Brabant zaten toen
al ruim een half jaar vast.
De regering oordeelde dat de
foute Nederlanders niet uit de
maatschappij gestolen mochten
worden omdat er dan de kans be
stond dat zij een soort tweede
rangs Nederlanders zouden wor
den. De onvrede die dan zou ont
staan, zou deze mensen regelrecht
in de armen van het communisme
drijven en als zij daarbij de steun
van vrouwen en kinderen zouden
krijgen, was het leed niet te over
zien. Het merendeel van de Ne
derlandse bevolking stond achter
deze plannen tot steun aan de vrij
gelaten oud-delinquenten. De
ideeën over vervroegde vrijlating
zelf konden echter niet op steun
van de bevolking rekenen.
Met dit standpunt van de regering
moesten er ineens plannen wor
den gemaakt voor de dag dat die
NSB'ers en andere landverraders
weer vrij zouden komen. De eer
sten kwamen overigens pas na veel
gebakkelei in het voorjaar van
1946 vrij. Onder het mom van her
opvoeding en integratie werd er
een organisatie opgericht die de
vrijlating van ex-gevangenen zou
gaan begeleiden: de Stichting Toe
zicht Politieke Delinquenten
(STPD). Men vond dat de foute
Nederlanders hun misstap onder
ogen moesten zien, het nationaal-
socialisme moesten afzweren en
als goede vaderlanders moesten
terugkeren in de maatschappij. Ze
zouden hulp krijgen bij het zoe
ken naar werk en de opbouw van
een nieuw bestaan; velen waren
hun werk, huis en bezittingen
kwijtgeraakt. Een uitgebreid net
werk van gemeentelijke, maat
schappelijke en kerkelijke organi
saties ging zich hier in de jaren die
volgden mee bezig houden. Cou
lance en christelijke barmhartig
heid moesten worden nageleefd
als het ging om de omgang met
oud-collaborateurs, wraak mocht
niet langer een drijfveer zijn.
De voorzitter van de Stichting,
dhr. Le Poole, was vooral begaan
met het lot van de vele duizenden
kinderen van foute Nederlanders.
Want die honderd tot hondervijftig
duizend geïnterneerde Nederlan
ders hadden kinderen en wat
moest er met hen gebeuren? Le
Pooie besloot een daad te stellen
en nam een zoon van een voor
aanstaand NSB'er in zijn gezin op.
Maar wat was er met al die ande
ren gebeurd?
Kinderen van NSB'ers en andere
Nederlanders die in de bezettings
jaren voor de Duitsers hadden ge
kozen, hebben verschillende keren
opnieuw moeten boeten voor de
keuzes van hun ouders. Allereerst
tijdens de oorlog zelf, toen ze vaak
buiten werden gesloten en tot ri
see van de buurt werden verklaard.
Bij de bevrijding van Brabant en
Limburg werd pijnlijk duidelijk
dat er niet aan deze groep gedacht
was tijdens de plannenmakerij in
Londen. Er was geen enkele in
stantie die de kinderen van wie
beide ouders gearresteerd waren,
kon opvangen. De kinderbescher
ming was in de crisisjaren voor de
oorlog zwaar getroffen door bezui
nigingen en was vleugellam.
In veel gevallen werden kinderen
opgevangen door familie of buren.
Maar dat gebeurde vaak pas na de
arrestatie van de ouders. Veel kin
deren hadden die arrestatie mee
gemaakt. hadden zelf de toorn van
de BS'ers die hun ouders kwamen
ophalen aan den lijve moeten on
dervinden. Kleine kinderen wer
den domweg aan hun lot overge
laten om vervolgens stiekem 's
nachts door familie te worden op
gehaald. En velen gingen, hoewel
het verboden was, met hun ouders
mee het interneringskamp in. De
toestanden daar waren verschrik
kelijk. Een hooggeplaatste NSB'er
smeekte vanuit zijn cel in de ge
vangenis van Scheveningen zijn
schoonzus om zijn 3 kleine kinde
ren van 6, 4 en 2 jaar "uit het stro"
te halen. Zij waren met hun moe
der meegegaan, toen zij werd geïn
terneerd in kamp Amersfoort.
Toen de kleintjes bij de tante in
Hilversum werden afgezet, bleek
hoezeer zij verwaarloosd waren. Ze
zaten onder de luizen en zweren
en hadden dikke buiken van de
hongeroedeem. De jongste over
leefde ternauwernood een dysen-
terie-infectie.
Hoewel ze zelf ook drie kinderen
in dezelfde leeftijd als de jongens
had, kon de tante met hulp van de
parochie toch zorgen voor de ledi
ging van de ergste noden. Maar
andere familieleden hoefde ze niet
om hulp te vragen. Die wensten
geen opvang voor NSB'ers te zijn.
Ongeveer tweederde van de tijde
lijk wees geworden kinderen kon
worden opgevangen in pleeggezin
nen of bij familie. Maar velen lie
pen tegen dezelfde houding aan
als die de tante hierboven onder
vonden had. Voor hen werden in
de loop van 1945 - dus pas ge
ruime tijd na de bevrijding - onder
het regime van het net gevormde
Bureau Jeugdzorg tehuizen inge
richt. In Londen was in 1943 het
Vrouwelijk Hulpkorps (VHK) op
gericht, dat in het bevrijde gebied
sociaal werk zou gaan verrichten.
Medewerksters van dit korps na
men de opbouw van de jeugdzorg
op zich en trokken er op uit om
gebouwen en vervoermiddelen te
vorderen en de benodigde mate
rialen en kleding bij elkaar te har
ken. In totaal zijn er zo'n 100 te
huizen in bedrijf geweest voor de
opvang van ongeveer 8000 kinde
ren. De enorme schaarste die de
Nederlandse bevolking onder
vond, werd ook hier gevoeld. De
behuizing in kloosters, oude fa
brieken en scholen was vaak
slecht, kleding, beddengoed en
schoeisel nauwelijks voorradig.
Daar kwam nog bij dat de leiding
nogal eens te wensen overliet.
Lievenshove
In februari 1945 werden in Bergen
op Zoom een aantal gebouwen in
gebruik genomen voor de opvang
van kinderen van foute ouders.
Eén ervan was Lievenshove, thans
de naam van een opvanghuis voor
kinderen met opvoedkundige pro
blemen in Oosterhout. Twee men
sen zwaaiden er in het begin de
scepter, mejuffrouw Marijnissen
en pater Sengers. Onder het toe
ziend oog van de regionale in-
spectrice probeerden zij zo goed
en zo kwaad als het ging zorg te
bieden. In juli van dat jaar was het
aantal kinderen dat in Bergen op
Zoom was ondergebracht gestegen
tot bijna 280.
Met veel moeite kregen de leiders
eten, kleding en bedden bij elkaar.
Daarbij kregen ze af en toe bij
stand van particulieren en organi
saties uit binnen- en buitenland.