De Waterschans nr. 2-2005 tiende eeuw had in ons land meer succes. Het was in 1858 dat de firma De Bruyn en Co uit Amster dam in Zevenbergen aan de Mark en Dintel de eerste beetwortelsui kerfabriek opende. Later kreeg het bedrijf de naam Azelma naar de vrouw van een van de firmanten. Goed voorgaan deed goed volgen. In 1872 stonden er maar liefst 21 dergelijke suikerfabrieken in West- Brabant. Wat maakte de streek zo aantrekkelijk? Dat was op de eer ste plaats de vruchtbare kleigrond van de Noordwesthoek van Noord-Brabant en van de provin cie Zeeland. De suikerbiet gedijt er goed en de boeren met hun doorgaans vrij grote bedrijven wa ren gewend om voor de handels markt te produceren. Ze hadden ervaring met de meekrapteelt en toen die achteruit begon te gaan, vonden ze in de suikerbiet een goed vervangend product. De meekrap verdween van de markt vanwege een andere uitvinding, namelijk die van de anilineverf. In de jaren negentig van de negen tiende eeuw werd er bijna 19.000 ha met bieten ingezaaid, waarvan ruim 10.000 in Zeeland en de rest in Noordwest-Brabant. Voor heel Nederland ging het destijds om circa 40.000 ha. Een tweede factor die de suikerfabrikanten lokte, was het water. Schoon, zoet water was er nodig voor het productieproces en verder waren de vaarwegen nog altijd de beste verkeersaders, ook voor de aanvoer van bieten en het transport van suiker, pulp en me lasse. De laatste twee producten waren geschikt als voer voor het vee, maar uit melasse kan ook al cohol worden bereid. Verder was het voor de fabrikanten aantrekke lijk dat ze voor hun machines voor een deel althans in Bergen op Zoom en Breda terechtkonden. Bergen op Zoom had op het einde van de negentiende eeuw drie sui kerfabrieken, te weten Wittouck, de Twaalf Apostelen en Van der Linden en Co. De Belg Felix Q. Wittouck, die in zijn land al enkele fabrieken had en dus het klappen van de zweep kende, was er in Ber gen op Zoom 't eerst bij (1862). Zijn bedrijf verrees aan de Zuid zijde Haven. Aangemoedigd door zijn succes besloten de drie koop lieden Laane, Rogier en Daver- veldt in 1870 om eveneens een suikerfabriek te starten en wel bij het station, tussen de Bredaseweg en het Stationsplein (1870). J.A. Laane woonde in Roosendaal, C.P. Rogier in Bergen op Zoom en C.A. Daverveldt in Wouw waar hij bur gemeester was. Met nog negen an dere geldschieters vormden ze een twaalftal en vandaar de naam 'de Twaalf Apostelen'. Van der Linden startte in hetzelfde jaar een suiker fabriek aan de Noordzijde Haven, dicht bij het Groot Arsenaal. We vermeldden reeds dat Arnoldus Asselbergs bij de oprichting van deze fabriek was betrokken. Ook in de suiker speelden Belgische bedrijfsleiders en investeerders een opvallende rol. De Bergse suikerindustrie heeft nimmer de omvang en de beteke nis gehad gelijk aan die van de Bergse metaalindustrie. De ge schiedenis van eerstgenoemde wekt de indruk dat de suiker meer heeft moeten worstelen om het hoofd boven water te houden. Er kwamen op den duur teveel sui kerfabrieken (33 in Nederland op het hoogtepunt), zodat de boeren de vraag naar bieten niet aankon den en de fabrikanten ook bieten uit Duitsland moesten halen. Rond 1900 is er sprake van over productie van suiker. Voorts waren er regelmatig spanningen tussen boeren en fabrikanten. Laatstge noemden probeerden op alle mo gelijke manieren de bietenprijs laag te houden. Dat leidde ertoe dat enkele boeren de productie van suiker in eigen hand namen en een coöperatieve fabriek op richtten. De eerste verrees in Sas van Gent in Zeeuws-Vlaanderen. Andere plaatsen volgden. De suiker verschafte velen werk, al was het dan in hoofdzaak sei zoensarbeid Heel wat landarbei ders en keuterboeren - en ook hun vrouwen - verdienden in de slappe najaarstijd een welkom extraatje. Eigenlijk was het zuur verdiend geld vanwege de zwaarte van het bieten lossen, de hitte in de fa briekshallen, de lange werkdagen en de lage lonen. Buiten de drie fabrieken van Bergen op Zoom stonden er in de West-Brabantse 'suikerhoek' bedrijven in Zeven bergen, Oudenbosch, Oud-Gastel, Leur, Dinteloord (Stampersgat), Roosendaal (3), Breda, Steenber gen en Standdaarbuiten. Bekende namen uit de beginperiode zijn onder meer S.C.J. Heerma van Voss (1841-1939), H. Vrins en J.E Vlekke (1849-1903). Heerma van Voss was de grote stimulator om alle suikerindustriëlen samen te brengen in één grote bond. Met Vrins, directeur van de Wittouckfa- briek in Breda, was hij de grond legger van de Bergse spiritusfa briek ZNMSF. Jan Vlekke was de sociaal bewogen directeur van de suikerfabriek in Oud-Gastel. 5. Mout, potas en spiritus De suikerfabrieken leverden ook pulp en melasse op. De pulp was goed veevoer en de fabriek raakte die gemakkelijk kwijt aan de boe ren. Melasse had meer waarde, want het is een goede grondstof voor het bereiden van spiritus. Daarbij moet men dan vooral denken aan alcohol voor medi sche doeleinden en voor distilleer derijen. Zo stonden de suikerfa brieken aan de basis van de Bergse 'N.V. Zuid Nederlandsche Melasse Spiritus Fabriek', kortweg de ZNMSF. Later kreeg ze de naam ZNSF en weer later Nedalco Nederlandse alcoholfabriek). En kele fabrieken waren al begonnen met hun melasse tot alcohol te verwerken, maar Heerma van Voss en Vrins zagen meer perspectief in een gezamenlijke aanpak. Op ze ven na verklaarden alle fabrikan ten, zesentwintig totaal, zich be reid hun melasse aan één spiritus fabriek te leveren. De aandelen van de nieuwe fabriek werden over hen verdeeld. Waar moest die fa briek komen? De Bond van Beet- worlelsuikerfabrikanten met als voorzitter Heerma van Voss koos voor Bergen op Zoom. De stad lag gunstig ten opzichte van de parti cipanten en ten opzichte van de bietenvelden. Bovendien stond daar de maltosefabriek van RG.R Wittouck, gelegen bij de oude Vis sershaven, reeds enkele jaren leeg en de eigenaar wilde die wel ver kopen. Zo kwam de ZNSMF in 1899 tot stand ondanks protesten van meerdere zijden. De Schie- damse jeneverstokers, die al vele jaren lang hun alcohol uit graan bereidden, zochten steun bij de re gering, maar de toen machtige li beralen verdedigden de vrijheid van handel en bedrijf. De Bergse vissers dienden bezwaarschriften in tegen het verlenen van een hin derwetvergunning, omdat zij bang waren voor verontreiniging van 80 De Waterschans nr. 2-2005 sen van oudsher een bekend ver schijnsel. Het stadsarchief bewaart heel wat namen van brouwers en hun bedrijf. Zij hoorden tot de meer gegoede burgerij. Voor het opzetten van een bierbrouwerij was nu eenmaal kapitaal nodig. De opkomende gewoonte om kof fie en thee te drinken verminderde de vraag naar bier. Toch bleven er in de stad en ook op het platte land nog jarenlang brouwerijen en brouwerijtjes productief. Eerst in de twintigste eeuw verdwenen ze geleidelijk, zodat er op den duur slechts enkele grote fabrieken overbleven. 6. Een betere infrastructuur Fabrieken vragen om ruimte en om goede wegen voor het vlot aanvoeren van grondstoffen en het afvoeren van producten. Aan de vraag naar ruimte werd in meer dere vestingsteden tegemoetgeko men door het ontmantelen van de stad. Het Vestingbesluit van 1868, aangevuld door de Vestingwet van 1874, schiep daartoe de mogelijk heid. Steden als Bergen op Zoom en Breda verloren hun functie als militaire vesting aan de grens. Het zwaartepunt van de verdediging van Nederland kwam te liggen bij de Hollandse waterlinie. Bergen op Zoom begon meteen met het slopen van de verdedigingswerken. Het is nog altijd een wonder dat het ravelijn 'Op den Zoom' en de 'Gevangenpoort' de storm hebben overleefd. De vrijgekomen terrei nen werden verkocht en de opko mende industrie maakte daar gre tig gebruik van. Bij de bouw van de brouwerij van 'Beierschbier' zijn materialen gebruikt afkomstig van de vestingwerken. Het stadsbestuur hield rekening met het drukker wordende verkeer en liet daarom brede wegen aan leggen zoals de Burgemeester Stu- lemeijerlaan, het Bolwerk, de Sin gelgordel en de Stationsstraat. Aan het verbeteren van de wegen naar de stad was al in de Franse Tijd en onder Willem I gewerkt. Provincie en rijk gingen door met het verharden van straten buiten de bebouwde kommen en met het verbeteren van de waterwegen. Een nieuw verschijnsel in stad en land vormden de rails voor spoor en tram. In 1839 reed de eerste trein van Amsterdam naar Haar lem. België was toen al enkele ja- Ajb. 5 De suikerfabriek van Wittouck aan de Zuidzijde Haven. Foto is geno men in de campagnetijd. De haven was nog niet gedempt. Rechts is een boer bezig met het laden van pulp. Die pulp kuilde hij in om in de winter te ge bruiken als veevoer. Links liggen vrachtschepen en vissersboten. Herkomst: Verzameling Freek Dons. hun viswater. Zelfs de comman dant van de kazerne diende een bezwaarschrift in wegens 'de on aanvaardbare uitstoot van kwalijke stoffen'. De zoutziederij van J. Kok en Zoonen aan de mond van het havenkanaal vreesde dat het on mogelijk zou worden om nog goed zout uit zeewater te winnen. Het was met name Vrins die alle bezwaren wist te weerleggen en zo kon op 18 juli 1899 de oprichting van de ZNMSF plaatsvinden. Voor tachtig man was er meteen werk. Het jonge bedrijf werkte in goede harmonie samen met de Delftse Gist- en Spiritusfabriek, kortweg de NG&SF. Het tijdstip was gun stig onder meer doordat Frankrijk de import van melasse alsmaar zwaarder ging belasten. Verder groeide de vraag naar alcohol, ook vanuit het buitenland en de da lende winsten van de suikerfabrie ken als gevolg van de overproduc tie konden aardig worden opge krikt met de aandelen in de ZNMSF. Het spiritusproces le verde op zijn beurt ook weer een restproduct op, de potas. Daar was vraag naar vanuit de zeep-, glas- en cacaofabrieken. Minder prettig was de stank die de ZNSF over stad en omgeving verspreidde. Het duurde niet lang of de eerste klachten kwamen binnen. De on welriekende geur zou de stad en de verre omgeving nog lang parten spelen, ook al werd de schoor steen van de fabriek meerdere ke ren hoger gemaakt. Meer over de fabrieken in het volgende hoofd stuk. Hoe was het intussen met het aar dewerk gesteld? Deze oude tak van Bergse nijverheid, bekend als de 'potteriekes', leed al lang een kwij nend bestaan. Dat werd er door de opkomst van de moderne indus trie niet beter op. De fabricage van emaille pannen was dodelijk voor vele pottenbakkerijen. Het Bergse aardewerk bestond in hoofdzaak uit keukenobjecten zoals pannen, potten, voorraadschalen, vergieten e.d. Enkelen lukte het om wat an ders van de klei te gaan maken zo als bakstenen, draineerbuizen, dakpannen, bloempotten e.d. Er verrezen in de Zuidwesthoek meerdere schoorstenen van steen bakkerijen. Govert Marinus Au gustijn ging in zijn bedrijf 'De Kat' kunstaardewerk produceren in de stijl van zijn tijd, de zogenaamde Jugendstil. Tot aan de Eerste We reldoorlog was daar met name in Engeland veel belangstelling voor, maar door die oorlog stagneerde de export. Bierbrouwerijen waren in Bergen op Zoom net als in andere plaat- 81 Haven tijdens de Campagne. BERGEN-OP-ZOOM.

Periodieken

De Waterschans | 2005 | | pagina 18