De Waterschans nr. 2-2005 Afb. 6. Het station met Stationsplein in Bergen op Zoom. In 1863 werd de spoorlijn Bergen op Zoom - Roosendaal in gebruik genomen en in 1868 was het traject naar Goes voltooid. Een jaar later kwam dit stationsgebouw klaar. Herkomst: RHCM. ren bezig met het aanleggen van een spoorwegnet. Particuliere maatschappijen probeerden con cessies te verwerven voor de bouw en exploitatie van een bepaalde lijn. In 1860 namen de Neder landse Staten-Generaal een wet aan waarbij het aanleggen van spoorwegen een staatszaak werd. De exploitatie van de spoorwegen bleef voorlopig nog een particu liere aangelegenheid. Het eerste spoorwegknooppunt kwam in Roosendaal. Dat dankte het dorp aan Louis Gihoul, een rijke Belg, die in 1851 een aanvraag indiende voor de lijn Antwerpen-Roosen- daal-Rotterdam. Een verbinding via Breda lag eigenlijk meer voor de hand, maar toevallig had Gi houl nogal wat landgoederen in Essen en aangezien hij de belang rijkste investeerder van de nieuwe lijn was, kreeg hij zijn zin. In Roosendaal kwam een aftakking naar Breda en dat was het begin van het Roosendaalse knooppunt. Reeds in 1852 deed Gihoul de concessie over aan een Belgische maatschappij. Het Hollands Diep vormde een grote moeilijkheid, maar de maatschappij loste het probleem op door een eigen stoombootverbinding te exploite ren. In 1863 kon het baanvak Roosen- daal-Bergen op Zoom met veel fanfare worden geopend als eerste etappe van de Zeeuwse lijn naar Vlissingen. Voor de voltooiing van dit traject waren twee dammen nodig, de Kreekrakdam (1867) en de Sloedant (1871). Zuid-Beveland en Walcheren hadden daarmee een vaste oeververbinding met het vasteland. De 'Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen' (SS), opgericht in 1863, werd met de exploitatie belast. Nog vóór de afbraak van de vesting had Bergen op Zoom al een station, te berei ken via de Williamstraat en de Oude Stationsweg. De suikerfa briek De Twaalf Apostelen lag bij het spoorwegstation en kon zo de bieten per trein aanvoeren en pro ducten afVoeren. Een goed functionerend bankwe zen hoort eveneens tot de infra structuur van de moderne indus trie. In Nederland, van oudsher een handelsnatie, kende men al wel handelsbanken zoals de in 1824 opgerichte Nederlandse Handel Maatschappij (NHM), en spaarbanken, onder andere van de Maatschappij tot Nut van 't Alge meen. Maar een bank die kapitaal bijeenbrengt en dat uitleent voor het oprichten van fabrieken, dat was nieuw. Ook in Bergen op Zoom startten de ondernemers nieuwe stijl met familiekapitaal, al of niet aangevuld met aandeel houders uit de kennissenkring. De naamloze vennootschap was de meest gebruikelijke onderne mingsvorm. In 1860 opende W. Laane een bank in Roosendaal en die kreeg in 1894 een bijkantoor in Bergen op Zoom. Hetzelfde ver haal met de bank van J. Luykx. Die startte in 1878 in Roosendaal en zes jaar later in Bergen op Zoom. Ook RA.G. van Gilse begon in Roosendaal (1893). In Breda kreeg Van Mierlo als bankier bekend heid. De eerste bank in Brabant staat op naam van Van Lanschot. Al in 1737 breidde deze familie haar goederenhandel in's-Herto- genbosch uit met een handels bank. In de 19^e eeuw stootte de familie de handelstak af. De grote moderne banken zoals de Rotter damse Bank, de Amsterdamse Bank, de Twentse Bank, de Incas- sobank enz. dateren van de tweede helft van de negentiende eeuw. In 1900 telde Nederland maar liefst 242 banken, waarvan 13 in Noord- Brabant. Daar hoorden ook hypo theekbanken bij alsmede de coö peratieve boerenleenbanken. Die laatste hielpen de boeren aan kre diet. Eerder was de boer daarvoor aangewezen op de opkopers van oogsten en leveranciers van zaai goed, lieden die vaak misbruik maakten van hun machtspositie. 7. Nog meer rails Vanaf 13 september 1882, de dag dat de tramlijn Bergen op Zoom - Tholenseveer feestelijk in gebruik werd genomen, konden de Berge- naren ook de tram nemen. Het inititiatief tot de aanleg van deze lijn lag bij de suikerfabriek De Twaalf Apostelen en in dit geval met name bij de 'apostel' AJ. Da- verveldt. Hij dacht eigenlijk alleen aan het vervoer van bieten, pulp en suiker, maar het stadsbestuur wilde de lijn tevens openstellen voor passagiers en dat gebeurde dan ook. Vier jaar later werd de 'N.V. Stoomtramweg Maatschappij Antwerpen-Bergen op Zoont-Tho- len' opgericht, kortweg de ABT. In 1887 reed de eerste tram van Ber gen op Zoom naar Antwerpen met een overstapje bij de grens in Putte. Trein en tram kregen aftak kingen naar bedrijven. Zo'n aftak king of zijlijn noemt men een rac- cordement. Een fabriek liet een De Waterschans nr. 2-2005 dergelijke aftakking vanaf een kop- spoor op het stationsemplace ment naar de bedrijfsgebouwen op eigen kosten aanleggen. Het was een hele investering maar die kwam er wel uit. Eerder gebeurde alle transport met paard en kar en dat was verre van ideaal. Een even tueel accrochement (emplace ment op hel fabrieksterrein) was uiteraard evenzeer voor rekening van de fabriek. Er lagen na verloop van tijd meerdere raccordementen in Bergen op Zoom. De bedrijven gingen ook samenwerken en kon den zo de kosten drukken. De sui kerfabrieken waren op het einde van de eeuw alle drie per trein, tram en schip bereikbaar. Later sloten ook nabijgelegen indus trieën zich bij de raccordementen aan, zodat er een compleet net werk ontstond. De opkomst van het vrachtvervoer per auto leidde tot het opbreken van menig rac- cordement. Hetzelfde proces maar dan met autobussen deed zich voor bij de tramlijnen in de jaren dertig van de twintigste eeuw. Het scheepvaartverkeer had in de Bergse havens te maken met getij den. Dat betekende dat de sche pen moesten wachten op hoog water om de havens in of uit te kunnen varen. Daar kwam bij dat het stadsbestuur steeds meer eisen stelde aan de suikerfabrieken. Zo moesten ze na elke campagne het slib verwijderen uit de havens. Al die onkosten maakten de suiker duurder en verzwakten de concur rentiepositie van de ondernemers. 8. Bergen op Zoom en de St-Josephgezellen Met de Industriële Revolutie diende zich ook de sociale kwestie aan, scherper dan ooit tevoren. Te genover een kleine groep welge- stelden, fabrikanten en/of aan deelhouders, kwam een groeiende massa arbeiders die in erbarme lijke omstandigheden hun leven moesten slijten. Kinderarbeid, vrouwenarbeid, lange werkdagen, lage Ionen, ongezonde krotwonin gen in troosteloze arbeiderswijken, geen sociale wetten of voorzienin gen, ziedaar in het kort de sociale kwestie, een vraagstuk dat om een oplossing schreeuwde. Libera lisme, socialisme en ook de ker ken kwamen met ideeën en voor stellen. Een hamvraag was: 'Moet de staat wel of niet ingrijpen?'. De liberalen van het eerste uur meen den van niet. Het probleem zou vanzelf wel verdwijnen. Toen dat niet gebeurde, kozen jong-libera- len in Nederland toch voor so ciale wetten. De socialisten waren verdeeld: de communisten wilden aanvankelijk geen sociale wetten, maar verwachtten alle heil van een Afb. 7. Een tram van de ABT, de lijn Antwerpen-Bergen op Zoom-Tholen. In 1883 begonnen als A-B en in 1888 uitgebreid tot ABT. Herkomst: RHCM revolutie. De gematigde socialis ten gingen steeds meer de richting uit van een sociaal-democratie. Zij zetten zich in voor algemeen kies recht en sociale wetten. Ook de christelijke kerken trokken zich het lot van de arbeiders aan. Zij waren bang hun gelovige arbeiders te verliezen aan de van huis uit atheïstische socialisten. De oplos sing die zij boden, wordt wel ge noemd het solidarisme. Het pro pageert een harmonisch samen werken van de fabrikanten met de arbeiders met eerbiediging van het eigendomsrecht. Paus Leo XIII legde deze leer voor de katholie ken officieel vast in zijn encycliek Rerum Novarum van 1891. Wat laat als we bedenken dat Karl Marx al in 1848 zijn Communistisch Mani fest publiceerde. Wel waren toen al heel wat christelijke pioniers werk zaam op sociaal terrein, onder wie ook fabrikanten uit West-Brabant zoals Arnoldus Asselbergs en J. E Vlekke. Laatstgenoemde had een suikerfabriek in Oud- en Nieuw- Gastel. Een sociaal werker die zich vooral het lot van de ambachtsgezellen aantrok, was de Duitse priester Adolph Kolping (1813-1865). Toen hij in 1865 overleed, was de echte industrialisering van zijn geboorte streek, het Ruhrgebied, nog maar net in opkomst. Er zwierven wel talrijke ambachtslieden rond op zoek naar een baas om zich verder te bekwamen in hun vak en tege lijk wat te verdienen. Zij voelden zich bedreigd door de komst van de machines. Kolping deelde ja renlang hun lot als schoenmakers gezel. Toen hij 24 was, ging hij voor priester studeren en na zijn wijding in 1845 wilde hij wat voor zijn oude metgezellen doen. In woord en geschrift vestigde hij de aandacht op de wantoestanden onder de jonge vaklui. Maar hij deed meer. Hij richtte een vereni ging op onder de naam St.-Jo- sephgezellen. Deze organisatie sloeg nieuwe wegen in. De leden kwamen twee keer per week bijeen voor cursussen en ontspanning. Kolping had echter ook veel aan dacht voor hun godsdienstige vor ming. Dankzij de geweldige inzet en het grote organisatietalent van de stichter en diens naaste medewer ker de onderwijzer Breuer, kende de nieuwe vereniging een snelle 8 3

Periodieken

De Waterschans | 2005 | | pagina 19