De Waterschans nr. 2-2005
Plattegrond van de handelshuizen te
Bergen op Zoom. In: Slootmans, Paas-
en Koudemarkten, deel I. pag. 299.
Beide steden leverden het grootste
aantal kooplieden voor de Bergse
jaarmarkten. Volgens Slootmans
kwam 20% van standhouders na
1488 uit Antwerpen.4 Niet alle kra
men werden door het Onze Lieve
Vrouwegilde geëxploiteerd. De
stad behield de toewijzing en in
ning van de standplaatsen van wis
selaars en "taflettiers" (tafelettiers
of marskramers, vooral in gouden
en zilveren voorwerpen), de huur
ders van de drie kramen voor het
stadhuis, de huisjes naast de La
kenhal en bij het Spuihuis bij de
haven.5
De Lakenhal
In veel middeleeuwse steden is de
Lakenhal hét centrum voor eco
nomische activiteit. In de keur van
1314 wordt het Bergse Lakenhuus
al genoemd.6 Volgens een privi
lege uit Lier in 1338 was er al een
jaarlijkse Bergse lakenmarkt en in
het cijnsregister uit 1359 van de
heer van Bergen is er sprake van
twee jaarmarkten.7 In het cijnsre
gister staan de inkomsten van de
Lakenhal. Er wordt onderscheid
gemaakt tussen de "Aireheileghen
5 2
misse" (Koudemarkt) en de Paas-
markt. De kramen stonden in vier
rijen opgesteld. Men moest voor
een kraam in het noordelijk ge
deelte van de hal, tot waar de offi
ciële el hing, voor de Koudemarkt
tweemaal zoveel betalen als voor
de Paasmarkt (4 en 2 schellingen
Lovens). In het zuidelijk deel lag
het tarief respectievelijk op 6 en 2
schellingen Lovens. De hoogte
van het tarief laat zien dat de Kou
demarkt de belangrijkste van de
twee jaarmarkten was, hetgeen ook
tot uiting kwam in het aantal be
zoekers. Gedurende de veertiende
eeuw bloeide de Bergse lakennij
verheid, hetgeen de basis heeft ge
legd voor de jaarmarkten. De
Bergse lakenkeur behoorde tot de
oudste Nederlandse keuren in
deze tak van nijverheid en dateert
in ieder geval van vóór 1390. Als
tegemoetkoming voor Bergen op
Zoom na de grote stadsbrand van
1397 kreeg de stad twee jaar later
de Lakenhal in eigendom tegen de
betaling van een jaarlijkse erfrente
aan de heer. Met de brand was
ook de Lakenhal beschadigd en
de stad droeg zorg voor de her
stelwerkzaamheden.8
Vanaf 1447 laten de archiefbron
nen zien dat de kramen in de La
kenhal werden toegewezen aan
Brabantse en Vlaamse kooplieden.
Er bestond een soort verbond van
lakenhandelaren uit de vier Bra
bantse hoofdsteden en elf
Vlaamse en Brabantse vrije steden.
De vier Brabantse hoofdsteden
waren Leuven, Brussel, Antwerpen
en 's-Hertogenbosch. Bergen op
Zoom was één van de vrije ste
den.9 Dankzij dit verbond kon een
lakenhandelaar uit de ene stad
zich zonder problemen in een van
de andere aangesloten steden ves
tigen. De kramen in de Lakenhal
werden vermoedelijk het eerst toe
gewezen aan kooplieden uit deze
steden.
De Lakenhal was een sierlijk ge
bouw met een torentje (met een
klok) en het had een front met pi
laren. Op zondagochtenden wer
den hiervandaan stedelijke be
kendmakingen afgekondigd. Ver
moedelijk werd de Lakenhal ook
gebruikt als schepenhuis totdat
een nieuw schepenhuis werd ge
bouwd voor het stadsbestuur aan
de andere kant van de Grote
Markt. Helaas zijn er geen archief
bronnen overgeleverd om dit te
bevestigen, maar in andere steden
kwam dit ook voor. Later werden
de bekendmakingen afgekondigd
vanaf de pui van het schepenhuis.
Als de kooplieden aan het eind
van de jaarmarkt vertrokken wa
ren, werd de Lakenhal gebruikt
voor officiële ontvangsten en fees
ten. Na de economische terugval
van Bergen op Zoom in de zes
tiende eeuw werd het gebouw ge
bruikt als opslagplaats en gedu
rende de Tachtigjarige Oorlog
(1568-1648) als paardenstal.10 Een
slaapzaal van het Sint-Margrieten
klooster aan de huidige Geweldi-
gerstraat werd vervolgens als la
kenhal in gebruik genomen.11 In
1747 werd het reeds vervallen
pand van de oorspronkelijke la
kenhal getroffen tijdens het bom
bardement van de Franse belege
ringstroepen en verdween het uit
het stadsgezicht. Alleen het zuide
lijk deel van de Lakenhal bleef be
waard en werd hersteld, weliswaar
één verdieping lager dan voor
heen. In dit pand zat tot voor kort
drogisterij Rozemarijn (Hoogstraat
nr. 2) en nu Parkeerbeheer.12
Handelshuizen
Vanaf het eerste kwart van de vijf
tiende eeuw werden de Bergse
jaarmarkten bezocht door koop
lieden uit Neurenberg. Deze stad
maakte geen deel uit van de
Hanze. De Neurenbergse kooplie
den vertegenwoordigden de groei
ende Zuid-Duitse handel. Tot
1435 hadden zij een eigen han
delshuis aan de Grote Markt (nu
nr. 34), genaamd den Gulden
Rinck.
Ook de steden die waren aange
sloten bij de Hanze bezochten de
Bergse jaarmarkten. De leden wer
den ook wel Oosterlingen ge
noemd. Het stadsbestuur pro
beerde om goede relaties te krij
gen met de Hanze. Om het zoveel
mogelijk tegemoet te komen ver
leenden heer en stadsbestuur het
verbond verschillende voorrech
ten, waaronder vrijdom van cijns
en een eigen handelshuis. De stad
kocht hiervoor op 25 juli 1477 het
pand de Zekel gelegen in de Zui-
velstraat.13 De erfrenten die op het
pand aistten werden door de stad
betaald. Verschillende Oosterlin
gen betrokken huizen of kamers in
de buurt van hun handelshuis. Het
Duitse handelshuis werd door de
Hanze tot 1546 gebruikt ,14
De Waterschans nr. 2-2005
Ook met het Engelse koopmans
gilde van Merchant Adventurers
werden afspraken gemaakt. In
1470 kregen zij diverse voorrech
ten van het stadsbestuur. Deze
werden verder uitgewerkt in veror
deningen, zoals de verordening
van 15 oktober 1471 die de huur
van voorhuizen en kelders in de
Heilige Geeststraat vaststelde Or-
tits Sanctus Spiritus). Deze straat
werd weldra hernoemd tot Engel
sestraat. Tot dan toe hadden de
Engelsen marktkramen en kamers
gehad in de Lievevrouwestraat.
Ook zij kregen een eigen handels
huis 1474). Eerst betrokken ze
een huis aan de Huidenmarkt, ten
noorden van de voormalige Sint
Jacobskapel, en in 1480 verhuis
den ze naar de Leeuwenborch aan
de Grote Markt, pal naast het
schepenhuis.15 Dit huis was oor
spronkelijk eigendom geweest van
de heer van Bergen. Hij schonk
het huis aan het stadsbestuur met
de bedoeling om het ter beschik
king te stellen aan de Engelsen.
Aan het eind van de vijftiende
eeuw was het schepenhuis te klein
geworden en zocht het stadsbe
stuur mogelijkheden om hun
pand uit te breiden. De Engelsen
kregen een nieuw pand aangebo
den in de latere Engelsestraat in
1498. De Leeuwenborch werd ver
volgens verbonden met het sche
penhuis en doordat er in 1611 een
nieuwe gevel werd aangebracht,
ziet tegenwoordig niemand meer
dat het stadhuis uit drie middel
eeuwse panden bestaat. Binnen
het stadhuis is dit overigens wel
duidelijk te zien.
De Engelsen hoefden geen huur
te betalen voor hun nieuwe han
delshuis. Vier jaar later verkregen
zij ook nog het belendende huis,
hiervoor aangekocht door burge
meester Jan Coelgheenesone.16
Beide huizen werden samenge
voegd tot een "court", zoals de En
gelsen hun handelshuis noemden.
Later werd het erf uitgebreid en
een kapel gebouwd. In 1553 is er
nog steeds sprake van Engelse ac
tiviteit, want het pand ondergaat
dan enkele herstelwerkzaamheden.
Na 1562 blijven de Engelsen weg.
Gedurende de Tachtigjarige Oorlog
(vanaf 1581) werd het Engelse huis
gcbaiikt als onderkomen voor sol
daten en delen daarvan werden ge
sloopt. De kelder kreeg functie als
militaire gevangenis.17
Het Engels huis (foto Yolande Kortlever).
De Schotten hadden geen eigen
handelshuis, maar vestigden zich
in dezelfde buurt tijdens de jaar
markten, even buiten de Steen-
bergse poort vlakbij de wal. Dit
wijkje kreeg zelfs hun naam.
Schotse vest, met als centraal punt
de herberg Schotland. Bergen op
Zoom had getracht om de Schotse
wolstapel te verkrijgen, maar had te
veel concurrentie van Veere en
Middelburg. Niettemin kwamen de
Schotten graag naar Bergen op
Zoom. Sommige kooplieden vestig
den zich hier en werden poorters.
Op die manier konden zij de jaar
marktbepalingen omzeilen en het
gehele jaar handeldrijven.18
Soms zie je dat handelaren in de
zelfde goederen uit verschillende
steden zich aaneensluiten tot een
gilde en gezamenlijk een of meer
dere panden opkopen als basis
voor de jaarmarkten. Zo ook het
juweliersgilde, een verbond van ju
weliers uit verschillende steden in
de Nederlanden (pas in 1522 ont
stond er een Bergs juweliersgilde).
Het is goed mogelijk dat ditzelfde
gilde ook panden beheerde in
Antwerpen en Brugge. Oorspron
kelijk maakte het juweliersgilde
gebruik van het pand Leeuwen
borch, maar dat werd in 1480 ter
beschikking van de Engelsen ge
steld. Tussen 1480 en 1519 be
heerde het juweliersgilde de voor
malige herberg 't Peerdeken aan
53
1. Engels huis op de Huidenmarkl naast de Jacobskapel
2. Leeuwenborch
3 Complex panden samen na 1500 vormend het Engels huis
4. Oosterlingen huis "de Zekel'
5. de Rinek of Borsse
6 de Lieve Vrouwe
7 St Jacob
8. de Kecrsc
9. Juwelierspand t Peerdeken