De geschiedenis van Bergen op Zoom XXV De Waterschans nr. 3-2005 De Waterschans nr. 3-2005 OORLOG EN CRISIS 1 9 OO19 4 5 DEEL 1 DRS. G.A. Huijbregts 106 1 O 7 1. De binnenlandse politiek rond 1900 In hoofdstuk XXIV maakten we kennis met de industrialisatie van Nederland in het algemeen en met die van Bergen op Zoom in het bijzonder. Dat proces hield natuurlijk niet op rond 1900. Het was tegelijk een kennismaking met de sociale kwestie, de ellendige toestand waarin veel fabrieksarbei ders moesten leven. Heel wat his torici hebben over dit vraagstuk geschreven. Ruwweg en wat zwart wit gesteld kan men hen in drie groepen verdelen: zij die de Indus triële Revolutie als een zegen zien, ook voor de arbeiders, lijnrecht te genover hen de schrijvers die de zelfde revolutie als een ramp be schouwen en tenslotte de derde groep die kiest voor de midden weg door voor- en nadelen tegen elkaar af te wegen. In Engeland kwam de vraag of de Industriële Revolutie een zegen of een vloek voor de mensheid was, 't eerst aan bod. Logisch natuurlijk, want Engeland was het eerste land dat de industrie mechaniseerde. Machines namen het handwerk over; huisnijverheid moest wijken voor fabrieken. Het was vooral de marxistische richting die in het spoor van Karl Marx de ellende van de fabrieksarbeiders, de prole tariërs, toeschreef aan de Indus triële Revolutie. Maar Marx gaf de arbeiders nieuwe hoop. De sociale wantoestanden en de opeenho ping van steeds meer kapitaal in steeds minder handen moest vol gens hem onvermijdelijk uit draaien op een grote wereldrevo lutie. Dan zouden de arbeiders zich in één klap meester maken van de productiemiddelen en zo de sociale kwestie definitief oplos sen. Vanuit die visie kon de el lende onder de arbeiders eigenlijk niet groot genoeg zijn, want des te eerder zou immers de uitbarsting komen. Zo gezien lag het tevens voor de hand dat de socialisten van het eerste uur tegen sociale wetten waren. Die dreigden de grieven van de arbeiders min of meer weg te nemen. Dan kon je toch maar beter oorlog hebben, want die vergroot gewoonlijk de malaise in een rap tempo. In 1848 publiceerde Karl Marx zijn 'Com munistisch Manifest' waarin hij de toekomst afschilderde als een so cialistisch paradijs zonder oorlog, zonder klassenstrijd en zonder ar moede. De realisering van dat pa radijs konden de arbeiders be spoedigen door hun krachten te bundelen en vandaar de leuze: "Proletariërs aller landen, verenigt U". De 'Internationale' werd hun strijdlied en internationaal waren ze. Aan het vaderland hadden de 1. Politieke leiders rond 1900. Links ds. prof. dr. Abraham Kuyper (1837-1920) van de ARP; in het midden mgr. Herman Schaepman van de RKSP (1834-1903) en rechts de 'messias' van de socialisten Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919). (Uit: A.F. ManningIM. de Vroede: Onze Lage Landen. Weert 1982, p. 220). socialisten aanvankelijk geen boodschap. Zo was de band tus sen bijvoorbeeld Duitse en Franse marxisten hechter dan die tussen arbeiders en fabrikanten van de zelfde nationaliteit. En was de staat niet de beschermer van de kapitalisten? Eigenlijk wilden de socialisten het werk van de Franse Revolutie voltooien. Die revolutie had meer vrijheid gebracht en ook gelijkheid van alle mensen voor de wet, maar dat laatste ging niet ver genoeg. Wat volgens hen ontbrak, was de economische gelijkheid, de gelijkheid in de portemonnee. In dat opzicht was de revolutie van 1789 een onvoltooide. De wereld revolutie moest de productiemid delen aan de arbeiders overdra gen. Het geproduceerde zou eer lijk worden verdeeld naar behoefte en de broederlijkheid zou daarna vanzelf opbloeien. Er zouden geen grenzen meer zijn en dus ook geen oorlog. Ook de klassenstrijd had dan geen zin meer. Vrede alom. De idealen van de vroege socialisten tastten evenwel het ei gendomsrecht aan. Daarmee na men ze niet alleen de rijken tegen zich in, maar ook de kerken. Die hadden nog een tweede reden om het socialisme af te wijzen. Mare en zijn volgelingen propageerden het atheïsme, omdat de gods dienst maar een middel was om de armen zoet te houden. Mare noemde godsdienst daarom 'opi um van het volk'. Elke ideologie maakt een ontwik keling door: zo ook het socialisme. Toen de wereldrevolutie een halve eeuw na het 'Communistisch Mani fest' nog niet was uitgebroken, kwam er een meer gematigde rich ting op in het socialisme, een rich ting die elke verbetering van het leven van de arbeiders dankbaar aangreep, ook als die van de over heid kwam. Deze revisionisten wil den op democratische wijze de so ciale kwestie oplossen, vandaar hun streven naar algemeen kies recht voor mannen en vrouwen. Zij noemden zich sociaal-demo craten, teiwijl de vasthouders aan de oorspronkelijke ideeën van Mare communisten werden ge noemd. Die bleven streven naar een dictatuur van het proletariaat. De sociaal-democraten stonden ook minder afwijzend tegenover de godsdienst. Een twaalftal leden van de marxistische SDB Soci aal Democratische Bond) richtte in 1894 een nieuwe partij op, de SDAP Sociaal Democratische Arbeiders Partij). Haar eerste lei der was Pieter Jelles Troelstra (1860-1930). Zo rond 1900 organiseerden zich meer politieke stromingen als een partij met leden, leiders, statuten, programma, partijblad en partij discipline. Reeds eerder vestigden we er de aandacht op dat de anti revolutionairen dat 't eerst deden. Zo ontstond in 1878 de ARP Anti Revolutionaire Partij). Hun grote leider was toen Abraham Kuyper (1837-1920) en hun be kendste krant De Standaard. One nigheid over een nieuwe kieswet leidde tot een splitsing en zo ont stond naast de ARP de CHU Christelijke Historische Unie). Deze laatste gold als conservatie ver dan de ARP. In kerkelijk op zicht voelden de gereformeerden zich in 't algemeen meer thuis bij de ARP en kozen veel hervormden voor de CHU. Gerefomeerden en hervormden, lange tijd twee na men voor dezelfde groep, gingen zich in de negentiende eeuw in organisatie en geloofsleer onder scheiden. De gereformeerden wa ren globaal genomen de gelovigen van het Réveil en in sociaal op zicht 'de kleine luyden'. Voor de opleiding van eigen dominees stichtte Abraham Kuyper de Vrije Universiteit te Amsterdam, kort weg aangeduid als de VU. De katholieken erkenden Herman Schaepman als hun voortrekker. Deze priester wist de verschillende katholieke kiesverenigingen, waar van die van Noord-Brabant de grootste was, te bundelen tot een partij, die later de naam RKSP kreeg Rooms Katholieke Staats Partij). De communisten richtten de CPH op Communistische Partij Holland), sinds 1930 CPN (Communistische Partij Neder land) genoemd. Ook zij kozen steeds meer voor de democrati sche weg, terwijl hun voorman, de onder linkse arbeiders zeer ge ziene Ferdinand Domela Nieu wenhuis (1846-1919) zich, na drie jaar lid te zijn geweest van de Tweede Kamer, steeds verder ver wijderde van het parlementaire stelsel en in anarchistisch vaarwa ter terechtkwam. De CPH (1918- 1935) deed wel mee aan de verkie zingen, maar dat betekende niet dat zij de revolutie had afgezwo ren. De liberalen kenden eveneens een meer vooruitstrevende rich ting en een meer behoudgezinde, wat ook bij hen tot splitsingen leidde. Zo ontstonden er heel wat politieke partijen en partijtjes. 2. Economie en sociale kwestie rond 1900 De tweede helft van de negen tiende eeuw was in economisch opzicht een vrij gunstige periode voor Nederland. Dat was interna tionaal eveneens het geval. De landbouw bloeide op dankzij on der meer de export van vlees, bo ter en kaas naar het industrieland Engeland. Ook het Ruhrgebied met zijn opkomende industrie groeide geleidelijk uit tot een waardevolle klant voor zowel de agrarische sector als voor de scheepvaart. De overheid slaagde erin haar financiën op orde te brengen mede door de batige sal do's van het cultuurstelsel. Dat stelsel stuitte echter steeds meer op kritiek vanwege de ellende die het voor de inheemse bevolking met zich meebracht. Tot 1878 le verde het ieder jaar de staat een overschot op. maar dan is er sprake van een tekort op de natio nale begroting. Dat kwam door de nieuwe schoolwet, die het onder wijs veel duurder maakte en door het groeiend verzet tegen het cul tuurstelsel. De oorlog in Atjeh (1873-1914) deed eveneens een aanslag op de schatkist. Waren er tot 1850 maar enkele fa brieken met meer dan honderd ar beiders, tegen 1900 was dat aantal flink gestegen. De trek van het platteland naar de stad, de zoge naamde urbanisatie, was begon nen. In Brabant verrezen centra van moderne nijverheid; Tilburg met zijn wol. Helmond voor lin nen en katoen en in West-Brabant metaal- en suiker. Al gauw wreekte zich het ontbre ken van sociale wetten. De ar beidsomstandigheden in de mee ste fabrieken lieten veel te wensen over. Dat blijkt uit de verslagen van enquêtes. Zelfs de liberalen zagen in dat het niet vanzelf goed zou komen. Zo kon het gebeuren dat de eerste sociale wet in Neder land op naam staat van een libe raal, een jong-liberaal uiteraard, namelijk Sant van Houten. Het lag

Periodieken

De Waterschans | 2005 | | pagina 7