EN BERGEN OP ZOOM
De Waterschans nr. 4-2005
De Waterschans nr. 4-2005
Adriaan van Roode
1 40
141
Dit jaar is het 500 jaar geleden dat Jacob Obrecht. die reeds tijdens
zijn leven beschouwd werd als een van de meest vooraanstaande
■eöfRponisten van en tot die tijd. in het Italiaanse Feitara aan de pest
overleed.'
Verscheidene steden hebben indertijd mogen profiteren van de uitzon
derlijke talenten van deze grote musicus: Brugge, Kortrijk, Antwerpen,
Ferrara en Bergen op Zoom. In enkele van die steden wordt Obrecht dit
jaar speciaal herdacht: in Antwerpen, met een zeer indrukwekkend pro
gramma, in Brugge, en ook in Bergen op Zoom met de activiteiten rond
het 'Obrechtjaar 2005'.
Als we genoemde steden met elkaar vergelijken, rijst de vraag wat een in
ternationaal befaamd kerkmusicus als Jacob Obrecht ertoe bracht meer
dere malen een betrekking te aanvaarden in een relatief kleine stad als
Bergen op Zoom.
Het Onze Lieve Vrouwegilde
Om die vraag te kunnen beant
woorden, moeten we de komst
van Jacob Obrecht in Bergen op
Zoom zien in het licht van de ont
wikkelingen op economisch, poli
tiek, cultureel en religieus gebied
in onze stad. Deze terreinen hin
gen in de vijftiende eeuw veel
nauwer met elkaar samen dan
thans het geval is met onze strikte
scheiding van kerk en overheid.
Een en ander kan uitstekend wor
den geïllustreerd aan de hand van
de geschiedenis van het Onze
Lieve Vrouwegilde in Bergen op
Zoom, waarbij alle genoemde
facetten in nauw onderling ver
band een rol speelden.
Mede vanwege haar gunstige lig
ging nabij de Schelde, die in die
tijd rechtstreeks van Antwerpen
langs Bergen op Zoom naar zee
stroomde, was deze stad een ge
wild trefpunt voor de internatio
nale handel. De drukbezochte
jaarlijkse Paas- en Koudemarkten
vormden de basis voor een toene
mende welvaart.2 De opbrengsten
van deze jaarmarkten stelden Jan
II van Glymes, heer van Bergen
op Zoom van 1430 tot 1494, in
staat de Gertrudiskerk in Bergen
op Zoom na de stadsbrand van
1444 groter en fraaier te laten her
bouwen naar een ontwerp van de
architect Evert Spoorwater.2
De heren van Bergen op Zoom
hadden in de vijftiende eeuw een
nauwe relatie met deze kerk, even
als uiteraard met het stadsbestuur.
Jan I van Glymes had in 1428 een
kapittel gesticht in de Gertrudis
kerk.4 Vanaf toen verzorgde een
college van kanunniken het ge
zongen getijdengebed in deze
kerk, die hierdoor promoveerde
van gewone parochiekerk tot col-
Portret van Jacob Obrecht
toegeschreven aan Hans Memling.
«f:
Plattegrond van de Gertrudiskerk, zoals deze gebouwd is cloor Evert Spoorwater.
De kapel van het Onze Lieve Vrouwegilde is diagonaal gearceerd;
de getjkamer verticaal. (Uit: Wegman 1989p. 181)
legiale kapittelkerk. Het kapittel
werd in stand gehouden met fi
nanciële hulp van de zijde van de
heer en van de stad. Doordat, ze
ker rond de Paasmarkt, vele bui
tenlandse kooplieden de kerk en
de ommegangen bezochten, had
het stadsbestuur er alle belang bij
dat het gebouw en de kerkelijke
plechtigheden voldeden aan eisen
van representativiteit en prestige.
De heren van Bergen hadden nog
een ander belang bij deze kerk:
Jan II had er een kapel gesticht
waarin hij het familiegraf liet
plaatsen.5
In de herbouwde en vergrote kerk
was een kapel speciaal bestemd
voor de verering van de heilige
Maria. Om luisterrijke, polyfoon
gezongen vieringen in deze kapel
mogelijk te maken, riepen Jan II
van Glymes en het stadsbestuur in
of kort vóór 1470 het Onze Lieve
Vrouwegilde in het leven.6 Het
aantal leden lag tussen de 750 en
1000. Giften en legaten vormden
een belangrijke bron van inkom
sten voor het Gilde. Van vóór 1470
bestaan er schaarse berichten over
een school- en zangmeester in
Bergen op Zoom.7 Vanaf 1470
wordt de zang in de kapel van het
Onze Lieve Vrouwegilde uitge
voerd door professionele zangers
en 'koralen' (leerlingen van de
koorschool), zoals blijkt uit de
stichtingsakte van 24 december
1470 voor het dagelijks lof in de
kapel van het Gilde.8 Het lof was
een niet-liturgische viering van
devotionele aard, waarbij veel
ruimte was voor zang.
In de stichtingsakte werd bepaald
dat de zangmeester, Willem, ver
plicht was iedere avond het lof ter
ere van Onze Lieve Vrouw te zin
gen met de kinderen. Er werd ook
gesproken van 'anderen mede
sangeren', van een 'opperste teno-
riste' en van 'sangheren meesteren
van buyten comende'. De zang
meester ontving (per jaar) zes
Rijnsguldens, een beloning van
omgerekend 360 groten Brabants,
een bedrag dat nauwelijks vol
doende was voor het levensonder
houd van een alleenstaande vol
wassene. De beloning per lof voor
elk van genoemde deelnemers
werd ook vermeld: één groot Bra
bants voor de 'opperste tenoriste'
en een 'oortken' (0,75 groot) voor
de overige zangers. Dit waren
geen bedragen waarmee zangers
van internationale faam aange
trokken konden worden. In steden
als 's-Hertogenbosch en Antwer
pen werden zangers veel beter be
taald.
Naast het dagelijkse lof waren er
door het jaar nog de gezongen
missen in de kapel op Mariafees-
ten, terwijl de zangers en koralen
ook een belangrijke rol hadden
bij de driejaarlijkse ommegangen.
De eerste werd gehouden op 23
april, rond Sint-Marcusdag, waar
op al vanouds een bidprocessie
werd gehouden. De tweede was
de Heilige-Kruisprocessie op 3
mei, het feest van Kruisvinding.
Het hoogtepunt voor het Gilde
was de 'ommeganck' op 15 augus
tus, het feest van Maria Tenhe
melopneming.9 Voor al deze extra
diensten werden de zangers apart
betaald.
De concurrentiepositie van het
Onze Lieve Vrouwegilde voor wat
betreft het aantrekken van be
kwame musici en zangers verbe
terde aanzienlijk toen Jan II en
het stadsbestuur op 31 december
1474 besloten af te zien van het
recht tot het heffen van staan- en
plaatsgeld voor marktkramen op
Jacob Obrecht