De Waterschans nr. 4-2005
overeenkomsten bestonden in de
wijze waarop de opleiding van de
koralen in deze steden ter hand
werd genomen. Omdat uit enkele
van deze steden wel regels en or
donnantiën bewaard zijn geble
ven,23 kunnen we ons toch een
beeld vormen van de manier
waarop de Bergse koralen de dag
doorbrachten.
De koorknapen stonden al vroeg
op: rond 5.00 uur, een half uur
vóór de metten. Zij hoefden
slechts een gedeelte van de met
ten en lauden bij te wonen, die
gezongen werden door de kanun
niken. Na het bijwonen van de
mis kregen de jongens hun ont
bijt. Om 9.00 uur begonnen de
lessen, gegeven door de school
meester. In de loop van de mor
gen konden enkele koralen uit de
les gehaald worden om de hoog
mis te zingen. Van de school
meester werd veiwacht dat hij de
gemiste lesstof op een ander tijd
stip met hen doornam. Van 11.00
tot 12.00 uur gaf de zangmeester
muziekles: solfège, discant en
contrapunt. Om 12.00 uur aten de
jongens hun middagmaal, zonder
spijzen die de stem zouden kun
nen bederven, zoals rauwkost. Tot
13.00 uur mochten zij buiten spe
len. De middag werd verder op
school doorgebracht tot de ves
pers, het door de kanunniken ge
zongen avondgebed. Op de zon
dagen en de (zeer vele) feestdagen
werden de vespers al om 15.00
uur gezongen. Hierna mochten de
koralen weer spelen tot het tijd
was voor het lof in de kapel van
het Onze Lieve Vrouwegilde. Na
het lof kregen de koorschoolleer
lingen nog een uur muziekonder-
richt, waarbij tevens de gezangen
voor de volgende dag werden ge
repeteerd. Na het avondmaal
mochten zij nog spelen tot het
tijd was om naar bed te gaan,
's zomers om 20.00 uur, 's winters
om 19.00 uur.
Kamerijk, Brugge en Ferrara
(1484-1488)
In augustus 1484 vertrok Jacob
Obrecht naar Kamerijk (het hui
dige Cambrai in Noord-Frankrijk),
waar hij benoemd was tot zang
meester aan de kathedraal aldaar.
Hendrik van Bergen, een zoon
van Jan II van Glymes, was er bis
schop. Deze benoeming bete
kende een verrassende promotie,
want er was geen vacature voor de
functie in Kamerijk! Ongetwijfeld
heeft bisschop Hendrik de nodige
druk uitgeoefend op het kapittel
om de door hem gewenste benoe
ming toch tot stand te brengen 24
Om nog altijd onopgehelderde re
denen solliciteerde Jacob Obrecht
binnen een jaar na zijn benoe
ming in Kamerijk naar de functie
van zangmeester aan de Sint-Do-
natianuskerk in Brugge, zonder
overigens het kapittel in Kamerijk
hiervan op de hoogte te stellen,
wat om begrijpelijke redenen irri
tatie opwekte.
Naast zijn verplichtingen als zang
meester vond Obrecht in Brugge
voldoende tijd om verder te wer
ken aan nieuwe composities als de
'Missa de Sancto Donatiano'. die
op 13 november 2005 opnieuw
geklonken heeft in de Gertrudis-
kerk tijdens de viering bij gelegen
heid van zijn 500e sterfdag.
In september 1487 zond de her
tog van Ferrara, Ercole I d'Este,
een van zijn zangers naar Brugge
om te vragen of Jacob Obrecht
verlof kon krijgen voor een be
zoek van enkele maanden aan de
hertog.25
De hertog schreef dat hij de 'ars
musica' zeer liefhad en dat hij een
voorkeur had voor de composities
van Obrecht boven die van ande
ren.26
NT i% Ih. if T
by r ty*è li \:|f^
Obrecht kreeg zes maanden verlof
voor het bezoek aan Ferrara. Hij
vertrok half oktober 1487, maar hij
bleef veel langer in Italië dan af
gesproken. Mogelijk heeft Jacob
Obrecht getracht een positie te
verwerven in Rome, maar zulks is
dan mislukt. Pas begin juni 1488
verscheen hij weer in het noor
den. niet in Brugge, maar... in
Bergen op Zoom!
Terug in Bergen op Zoom 1488
Blijkbaar had Jacob Obrecht op
weg naar Brugge gehoord van de
strafexpeditie van aartshertog
Maximiliaan tegen Vlaamse ste
den, waaronder Brugge, als wraak
voor de eerdere gevangenneming
van de aartshertog, want hij ging
niet naar het onveilige Brugge,
maar trok naar Bergen op Zoom,
dat in het conflict de zijde van
Maximiliaan had gekozen. Hij kon
hier onmiddellijk weer in dienst
treden, nu als zanger bij het Onze
Lieve Vrouwegilde tegen een be
loning van omgerekend 3,75 gro
ten Brabants per dienst. In de
jaarrekening van het Gilde wordt
gesproken over 'meestere Jacop
de sangmeestere die hier gheco-
men was'.27 Aan de hand van het
bedrag dat Jacob Obrecht kreeg
uitbetaald (180 groten) berekende
Wegman dat hij in 48 diensten
had gezongen, hetgeen betekent
dat Obrecht hier in 1488 zeker 40
dagen heeft verbleven.28
Vanuit Brugge werd bij herhaling
aangedrongen op de terugkeer
van Obrecht. Uiteindelijk gaf hij
gehoor aan de eis van het kapittel
in Brugge: begin augustus reisde
hij naar Brugge met een brief van
de hertog van Ferrara, waarin
deze het kapittel dankte voor hel
verleende verlof aan Obrecht en
waarin hij om begrip vroeg voor
zijn verblijf in Bergen op Zoom,
gezien de gevaren onderweg naar
Brugge. Deze brief heeft Obrecht
waarschijnlijk behoed voor ont
slag op staande voet in Brugge.
Brugge en Antwerpen
(1488-1497)
Dal ontslag dreigde er toch aan te
komen in mei 1490, toen het ka
pittel om voor ons onbekende re
denen besloot Obrecht te ont
slaan als hij zelf geen ontslag
nam.29 Maar ook deze keer wist
hij blijkbaar het onheil af te wen
den.
1 44
De Waterschans nr. 4-2005
In hetzelfde jaar kwam Obrecht
voor problemen van geheel an
dere aard te staan: hij berichtte
het kapittel dat hij de koralen niet
meer kon voeden vanwege de
exorbitant hoge graanprijzen.
Deze waren het gevolg van nog
steeds voortdurende oorlogshan
delingen, waaronder een blok
kade van de haven van Sluis. Na
de vrede van Damme (22 novem
ber 1490) kwam er snel een einde
aan de hongersnood in Brugge.30
Kort daarna, in januari 1491, nam
Jacob Obrecht ontslag uit zijn be
trekking in Brugge. Van een con
flict was geen sprake, want hij
ontving een dankbetuiging van de
secretaris van het kapittel. Hierna
volgt een hiaat van ruim een jaar
in zijn biografie.
We vinden Jacob Obrecht in 1492
terug als koormeester in dienst
van de Broederschap van Onze
Lieve Vrouw te Antwerpen, een
functie, vergelijkbaar met die
welke hij in Brugge bekleedde. Hij
verdiende er wel meer: omgere
kend 1.080 groten Brabants per
jaar, anderhalf keer zoveel als zijn
voorganger, Jacobus Barbireau,
die in augustus 1492 was overle
den.31
Opnieuw in Bergen op Zoom
(1497-1498)
In Bergen op Zoom was Jan III
van Glymes in 1494 zijn vader op
gevolgd. Jan III, zeer wel bekend
met de internationale reputatie
van Jacob Obrecht, kocht hem in
1497 weg uit Antwerpen door
hem een beloning als zanger -
zonder zorg dus voor de koralen -
aan te bieden van 6 groten Bra
bants per dienst. Hierdoor zou
Obrecht een jaarsalaris kunnen
verdienen van ongeveer 2.500 gro
ten. Meteen al bij zijn aankomst,
eind juni, ontving hij op bevel van
Jan III een bonus van 75 groten.32
Jacob Obrecht trof het wel, want
eind juli 1497 bracht Philips de
Schone een bezoek aan Bergen op
Zoom, bij welke gelegenheid hij
vrijwel zeker zijn collega Pierre de
la Rue ontmoette, die bij hel gevolg
van de vorst hoorde. Evenals in vo
rige betrekkingen, bleef Obrecht
veel muziek schrijven en kopiëren.
Tijdens zijn laatste verblijf in Ber
gen op Zoom moet Jacob Obrecht
op de hoogte zijn geweest van de
plannen voor het Nieuwe Werk
aan de Gerlrudiskerk, waarmee in
1489 een begin werd gemaakt on
der leiding van de befaamde
bouwmeester Anthonis I Kelder
mans.
Brugge, Antwerpen en Ferrara
(1498-1505)
Wij weten niet waarom Obrecht
slechts anderhalf jaar in Bergen
op Zoom bleef. Op 31 december
1498 keerde hij terug in zijn vroe
gere betrekking te Brugge, waar hij
met open armen werd ontvangen.
Het kapittel van Brugge had sinds
het vertrek van Obrecht in 1491
veel moeilijkheden ondervonden
bij zijn vervanging. In de loop van
het jaar 1500 werd hij ernstig ziek,
waardoor hij zijn verplichtingen
niet voldoende meer kon nako
men. Omdat ziekte tegelijk der
ving van inkomsten betekende,
kreeg hij een aantal betaalde (ere)-
functies als kapelaan.33
In de jaren daarna komt zijn
naam bij herhaling voor zowel in
Brugge als bij de Broederschap
van Onze Lieve Vrouw te Antwer
pen. Wegman veronderstelt dat er
sprake was van twee verschillende
personen; Andriessen gaat ervan
uit dat Obrecht beurtelings in
Brugge en Antwerpen verbleef.34
In 1504 volgde Jacob Obrecht de
grote Josquin des Prez op als
'maestro di cappella' aan het hof
van Ercole I d'Este, hertog van
Ferrara, die nog altijd een bewon
deraar was van Obrecht en voort
durend muziek van hem had laten
verzamelen. Eindelijk had hij nu
een betrekking die overeenkwam
met zijn internationaal aanzien
als componist en het daarbij pas
sende jaarsalaris: omgerekend
11.000 tot 12.000 groten Brabants.
Helaas kwam de hertog al na een
half jaar, in januari 1505, te over
lijden aan de pest.
Obrecht werd vrijwel onmiddellijk
ontslagen door de opvolger van
de hertog. Pogingen om een aan
stelling te krijgen in Mantua mis
lukten. Jacob Obrecht bleef in
Ferrara. waar hij in juli 1505 even
eens slachtoffer werd van de heer
sende pestepidemie.
V t A
Post van 3 mei 1498 uit de Stadsrekening 1498-1499, waarin Jacob Obrecht wordt
genoemd.
Transcriptie: 'Opten zeiven dach geschoncken meestere Jacobe obrechts met sekeren
sangheren van buyten zesse gelten Rijns Wijns facit vi se.
(HCM, SA, inv. nr. 767, fol 36v.)
Noten:
1.Waar geen andere bronvermelding
wordt aangegeven, komt de informatie
in dit artikel uit: Rob Wegman, Born for
the Muses. The Life and Masses of Jacob
Obrecht, Oxford 1994.
2. C.J.F. Slootmans, Paas- en Koudemark-
ten te Bergen op Zoom, 1365-1565, Til-
burg 1985, 3 delen.
3. R. de Kind. 'De plaats van de Sint-Ger-
trudiskerk in het werk van Evert Spoor-
water' in Bergen op Zoom gebouwd en
beschouwd. Alphen aan den Rijn 1987,
p. 139.
4. WA van Ham, Macht en gezag in het
Markiezaat, Hilversum 2000. p. 386.
5. Ibidem, p. 388.
6. Rob C. Wegman. 'Music and musicians
at the Guild of Our Lady in Bergen op
Zoom, C. 1470-1510' in Early music his
tory, 1989, p. 183.
7. Ibidem, p. 180.
8. Ibidem, transcriptie, p. 219-220.
9. Ibidem, p. 183.
10. Ibidem, p. 187.
11. Slootmans 1985, p. 273.
12. Wegman 1989, p. 186: 220-231.
13. Pieter Andriessen. Die van Muziken
gheerne horen. Muziek in Brugge 1200-
1800, Brugge 2000, p. 220, noot 6.
14. Historisch Centrum het Markiezenhof
(HCM). Archief van de Raad en Reken
kamer van de markiezen van Bergen op
Zoom (ARR), inv. nr. 1774.11, fol. 121r.
15. HCM. ARR, inv. nr. 1774.11, fol. 12P.
16. Wegman 1989, p. 221.
17. HCM. Jaarrekening Onze Lieve Vrou
wegilde 1481-1482, Stedelijke Archieven.
Archief van de secretarie 1397-1810 (SA).
inv. nr. 3556, fol. 3r.
18. Wegman 1989, p. 204.
19. Ibidem, p. 194.
20. HCM, ARR, inv. nr. 1774.11, fol. 118'.
2\. HCM, ARR. inv. nr. 1774.11, fol. 119'.
22. HCM, SA, inv. nr. 755. fol. 47'.
23.Andriessen, p. 132-134.
24. Ibidem, p. 223.
25. Wegman 1989. p. 205.
26.Andriessen. p. 227.
27. HCM, Jaarrekening Onze Lieve Vrouwe
gilde 1487-1488, SA, inv. nr. 3561, fol. 5'.
28.Wegman 1989, p. 206.
29.Wegman 1989. p. 207, noot 78.
30. Andriessen. p. 229-230.
31. Wegman 1989, p. 207.
32. HCM, Jaarrekening Onze Lieve Vrouwe
gilde 1496-1497, S/4, inv. nr. 3570, fol. 12".
33.Andriessen. p. 236.
34. Ibidem, p. 237.