Een Bergenaar in dienst van
Romeinse humanisten:
(circa 1 4 94-1 5 70)
Dr. Marie-Charlotte Le Bailly
De Waterschans nr. 2-2006
58
>i^LJ qo(crnïiM Quwafybsml fafnc U&m-.
ik AlUmart Qfafcrtcp iïwvtf'irrfllrafty e\r
(ZWtfrf beryêfv Jhtpra S cm, ytépromt
sibfasmHJ<?rpïk CmpoyiofamoSo .pppAêbnr
(Wïfh'farfcfictn yiAfaUfAhtC; dcn'rm om'
woyapc^üfrcp VivJ (Jrk
-me
i HAbrv bfparé ftp 9 Qfti'£ <i4j
tpiA êfif pywcijptytmi t
'tti (xq/roficftcSviw t Am#
(MiC (olmio)1 tfyfw
tyAmpfiptmjfluftm'J%rc?r cam
iH awjt'nhn i. Appni 1/cv ftp
C ouflatiftti (fMtn/v
iftnere/;9emn aQatifafofrfUi''
c a {awiüff' Anna-
De Waterschans nr. 2-2006
In de Bibliotheek van het Vati-
caan ligt een zeer interessant his
torisch dagboek dat tot nog toe
bijna volledig is ontsnapt aan de
aandacht van historici. Het gaat
om de Ephemerides Historicae,
ook wel bekend als Diarium Histo-
ricum, van Cornelius de Fine uit
Bergen op Zoom, die hij rond het
midden van de zestiende eeuw
schreef. In zijn historisch dagboek
beschrijft Cornelius de gebeurte
nissen om zich heen, in Rome,
Italië en elders in Europa in de
periode 1511-1548. Over zichzelf
schrijft hij nauwelijks, maar we
weten uit correspondentie tussen
hem en één van zijn werkgevers
dat hij een boeiende carrière
heeft gehad in Rome.' Voor ie
mand die geen hoge universitaire
opleiding had, heeft Cornelius het
eigenlijk wel goed gedaan in het
verre Rome, aangezien hij in
dienst is geweest van bekende hu
manisten als Mario Maffei di Vol-
terra en Jacopo Sadoleto. Het Va
ticaans exemplaar van zijn dag
boek is duidelijk een autograaf en
bestaat uit drie boekdelen.- Dat
het hier niet om een kopie gaat
maar om de hand van de auteur
zelf, kunnen we bewijzen op
grond van een vergelijking met
zijn handschrift in de eerder ge
noemde correspondentie. Dit
dagboek is tot op heden nooit uit
gegeven en tot voor kort was ook
niets bekend over zijn auteur.3 In
dit artikel wil ik u kennis laten
maken met deze onbekende Ber
genaar uit de zestiende eeuw en
zijn Romeinse carrière.
In de eerste twee bladzijdes van
zijn dagboek stelt Cornelius zich
voor en beschrijft hij zijn reis naar
Rome. Hij kwam zoals gezegd uit
Bergen op Zoom en was de zoon
van een zekere Johannes de Fine.
Hij verliet op jonge leeftijd zijn
vaderlijk huis om in Leuven te
studeren en besloot op achttienja
rige leeftijd naar Rome te gaan
"buiten medeweten van mijn va
der en andere familieleden". Cor
nelius en een studiegenoot, wiens
naam hij helaas niet noemt, ver
trokken begin maart 1511 naar
Rome "zonder dat iemand anders
het wist". Daarna beschrijft hij
/•A j
kort hun reis door Duitsland,
langs de Rijn en over de Alpen. In
Mainz ontmoetten zij "vele an
dere studenten" uit verschillende
streken in de Lage Landen die
ook naar Rome wilden gaan. Met
zijn allen vervolgden zij de reis
naar Italië, tot ze in Bologna aan
kwamen, waar ze getuige waren
van de intocht van paus Julius II
en deelnamen aan de feestelijkhe
den. Hier scheidden de wegen van
deze studenten; Cornelius en zijn
studiegenoot trokken na drie da
gen verder richting Rome, terwijl
hun reisgenoten in Bologna ble
ven en "in diverse ambten aan de
curie of in de stad zijn getreden".4
Blijkbaar bood het hof van Julius
II goede perspectieven voor jonge
buitenlandse avonturiers. Uitein
delijk kwamen Cornelius en zijn
vriend op Goede Vrijdag, 18 april
1511, 's avonds laat in Rome aan.
Uit deze passages komt de aan
trekkingskracht van Italië duide
lijk naar voren, in het bijzonder
die van Rome en van het pauselijk
hof. Waar in de late Middeleeu
wen vooral pelgrims en handela
ren naar Rome trokken,5 onderna
men vanaf de vijftiende eeuw
steeds meer andere reizigers de
tocht naar Italië. Veel van hen wa
ren studenten en jonge avontu
riers zoals Cornelius de Fine. Het
merendeel hiervan bleef echter
maar een beperkte tijd in Italië
om er te studeren aan een van de
beroemde universiteiten, zoals die
van Bologna, Padua of Ferrara,
om vervolgens weer terug te keren
naar het eigen land, waar ze func
ties in het lokale stedelijke of pro
vinciaal bestuur bekleedden.6 Een
kleiner aantal van hen verkoos om
definitief in Italië te blijven, bij
voorbeeld om een carrière aan
het pauselijk hof te vervolgen.7
Behalve de studenten was er van
uit de Nederlanden ook een be
langrijke migratie van ambachts
lieden richting Italië. Vooral in de
eerste helft van de vijftiende eeuw,
toen de situatie voor geschoolde
arbeiders in de Nederlanden ver
slechterde, besloten veel am
bachtslieden uit die streken zich
elders te vestigen. Rome was in
die periode bijzonder in trek van
wege een uitzonderlijke belas-
tingspolitiek: om de herbevolking
van de stad te bevorderen na de
pestepidemieën gunden de op
eenvolgende pausen nieuwe resi
denten van de Borgo, de wijk
rond St. Pieters in Rome, 25 jaar
lang vrijstelling van belastingen.
Zo heeft onderzoek uitgewezen
dat het merendeel van de schoen
makers, bakkers en herbergiers in
Rome in de vijftiende en zes
tiende eeuw oorspronkelijk uit
het Nederlandstalig en Duitstalig
gebied afkomstig waren.8
Behalve wat hij in de inleiding
van zijn dagboek schrijft, vertelt
Cornelius in het vervolg van het
dagboek bijna niets over zichzelf;
er zijn nog enkele minieme bio
grafische details verborgen in de
tekst, maar dat is alles. Het meeste
over zijn carrière en dagelijkse ac
tiviteit weten we vooral uit de
brieven die hij aan Mario Maffei
richtte. Voor de rest is het zoeken
naar een speld in een hooiberg;
zowel in Bergen op Zoom als in
Leuven heb ik voorlopig alleen in
directe aanwijzingen gevonden.
De naam 'Cornelius de Fine" is
duidelijk de verlatijnste vorm van
zijn Nederlandse naam. Het meest
5 9
Cornelius de Fine
Afb. 1. Eerste bladzijde uit het historisch dagboek van Cornelius de Fine, BAV, Ottob.
Lat. inv.nr. 1613, f' 2r.
Zilversmid- of Kremerstraat
nrs. 3, 5, 7, 9 zijn dc oorspronkelijke vier winkels bij t Peerdeken.
nr. 11 het huis van Michiel Thvmanss.
nr. 13 het huis van Andries de Clerck.
nr. 15 poort van t Peerdeken
nr. 17 t Clevn Peerdeken.
nr. 19 de Bonte Mantel.
nr. 21 Ossenboreh
Grote Markt
a. Oorspronkelijke omvang van het schepenhuis.
b. Leeuwenborch Engels huis, vervolgens bij het stadhuis getrokken,
e. Molen met gang.
d. Vogelen sanck.
e. t Peerdeken Juwelierspand.
f. Groene Mouw (tevoren: t Coffer).
g. Ribbe, Onse Vrouwe.
h. Canne, Onse Vrouwe.
Afb. 2. Het juwelierspand, tekening uit Slootmans, Paas- en Koudemarkten, p. 323.