Archeologische vondsten in de Van der Rijtstraat Marco Vermunt De Waterschans nr. 2-2006 In april 2006 werd er gewerkt aan het leggen van een nieuw geschei den rioolstelsel in de Van der Rijt straat, tussen het Bleekveld en de Williamstraat. Net als in veel an dere straten kwamen ook hier ar cheologische sporen aan het licht, die de moeite waard waren om te onderzoeken en te documenteren. Resten van muren, oude funderin gen en vloeren getuigden van be bouwing uit een ver verleden. Tij dens de werkzaamheden konden ze worden ingemeten en gefoto grafeerd. Het bijzondere van rioolsleuven is het grote oppervlak en de diepte, waardoor de mogelijkheid gebo den wordt om over een lange af stand de ondergrond in beeld te krijgen. Soms wordt oud muur werk doorsneden, zoals funderin gen van verdwenen gebouwen en stadsmuren. De gelaagdheid van de bodem biedt ook de mogelijk heid om vast te stellen hoe oud een straat is en hoe de natuurlijke ondergrond er lang geleden uitzag. En soms werpt de ontdekking van een ogenschijnlijk onbelangrijke vondst een heel nieuw licht op de bestaande ideeën over de middel eeuwse stad. De omgeving van de Van der Rijt straat was van oorsprong een van de laagste plekken in de stad. De ondergrond bestond niet uit het vertrouwde zand, maar uit veen. De moerassen van de 'Noort' en 'De MeereiT aan de noordoost kant van de stad staken nog een eindje in het latere stedelijke ge bied. Bij de opgravingen aan de Korenmarkt is de uiterste west rand van dit veen teruggevonden: die lag midden in de tuin van het bejaardentehuis Sint Gertrudis. Aanvankelijk was dit gebied volko men onbruikbaar en onbewoon baar. Door de aanleg van de Grebbe en de Vuilbeek in de der- AJb. I De rioolwerken, gezien vanuit zuidelijke richting. tiende eeuw werd het veen droog gemaakt zodat het kon inklinken. Later werd het opgehoogd met zand, huisvuil en mest om het be gaanbaar en bruikbaar te maken. Het ophogen gebeurde vooral in de veertiende eeuw, zeer waar schijnlijk tegelijk met de bouw van de stenen stadsomwalling. Dat werk is omstreeks 1330 be gonnen en heeft waarschijnlijk enige tientallen jaren in beslag ge nomen. De vondsten in de dikke grondlagen tonen aan dat er tot het einde van de veertiende eeuw met grond werd gesjouwd, niet al leen in het noordoostelijke ge deelte, maar ook in alle andere lage terreinen van de stad. In de vijftiende eeuw maakte de omgeving van de Korenbeursstraat en Van der Rijtstraat deel uit van de "gasthuisbeemden": open terrei nen waar het Sint Maartensgast- huis aan de Wouwsestraat weilan den en akkers had voor de eigen voedselvoorziening. Die strekten zich uit van de Vuilbeek (nu Pas toor Lancrietstraat) tot de stads wallen. Tot ver in de vijftiende eeuw was dit gedeelte van de stad nau welijks bebouwd. Het had meer weg van een plattelandsdorp dan van een stadswijk. De toenemende verstedelijking sinds 1450 luidde het einde van de gasthuisbeemden in. Er ont stonden geleidelijk aan nieuwe straten en huizenblokken. Belangrijk was de bouw van het cellenbröedersklooster in 1475. De cellenbroeders waren al eerder ac tief geweest bij de verpleging van pestpatiënten achter het Maartens- gasthuis. Hun klooster en kerk ver rezen aan de oostzijde van de Ko renbeursstraat, daarvoor nog een 44 De Waterschans nr. 2-2006 Aft). 2 Plattegrond van de stad door Jacob van Deventer. In het midden de Korenbeursstraat. steegje aan de Wouwsestraat, uitko mende in de beemden. Dit steegje heette eerst Pape Norijsstraat, la ter Lange Nieuwstraat. Na de aan leg van de Nieuwe Markt omstreeks 1480 (de latere Korenmarkt) kreeg ze allure van een echte stadsstraat. Achter het cellenbroedersklooster bevond zich een kerkhof. Op de kaart van Jacob van Deventer staat het klooster niet als zodanig ver meld. Van Deventer tekent bebou wing aan de oostzijde van de Ko renbeursstraat, noordwaarts door lopend tot op het tegenwoordige Bleekveld. Het terrein tegen de stadsmuur laat hij open, met wat groene plukjes die tuinen aandui den. Langs de wal loopt een pad. De langgerekte open ruimte was waarschijnlijk verkaveld door de achtererven van de panden aan de Korenbeursstraat en Wouwsestraat. De erven boden plaats aan moes tuinen en boomgaarden. Tijdens het rioolwerk in de Van der Rijtstraat, op de hoek van het Bleekveld, kwam oud muurwerk aan het licht. Vrij ondiep onder het wegdek, tegen de stoep langs het Bleekveld, was een behoorlijk stuk metselwerk van grote stenen bewaard. Het formaat bedroeg 6x11x24 centimeter. Aanvankelijk werd gedacht dat het om een frag ment van de oude veertiende- eeuwse stadsmuur ging. Het steen formaat wees daar op. Volgens re constructietekeningen op basis van de stadsplattegrond van Jacob van Deventer zou het tracé van de stadsmuur ter hoogte van de Korte Parkstraat in het hart van de Van der Rijstraat lopen.' De gevonden muur stond echter op een funde ring van puin en scherven, die uit het einde van de veertiende- of het begin van de vijftiende eeuw da teerde. De muur was dus jonger dan gedacht. Daaronder lag een twee meter dik pakket van bruine grond waar alleen veertiende- eeuwse scherven in gevonden wer den. Aan de oostzijde van de muur kwam geen gracht tevoor schijn, die men bij een stadsmuur zou verwachten, maar alleen veen en ophogingszand. Het veen lag daar zelfs hoger dan aan de stads- kant, wat er op wijst dat er in de dertiende eeuw ook veen werd af gegraven binnen het toen afge paalde cirkelvormige stedelijke ter rein. In het verdere verloop van de ri oolwerken in de richting van de Williamstraat kwamen steeds op nieuw stukken van funderingen aan het licht, die een regelmatige noord-zuid gerichte lange strook vormden. Ze staan op de afbeel ding met zwarte lijnen aangege ven. Het ging om 30 tot 40 centi meter brede funderingen van bak steen, die ietwat schuin in de Van der Rijtstraat lagen en doorsne- PAX Afh. 3 Het verloop van de stadsmuur aan de oostzijde van de stad. 45

Periodieken

De Waterschans | 2006 | | pagina 3