De Waterschans nr. 2-2006 den werden door de rioolbuizen. Het baksteenformaat bedroeg 4,5x 10,5x21,5 centimeter. Dit is een gangbaar formaat in de vijftiende eeuw. Nog belangrijker voor de datering was het puinbed waarop de muren gefundeerd waren. Dit bestond net als bij het muurstuk aan het Bleekveld voornamelijk uit vroeg vijftiende-eeuwse scher ven en ander afval. De opbouw van de ondergrond was verder hetzelfde als aan het Bleekveld. Het terrein was bijna vier meter opgehoogd: twee meter in de veertiende eeuw, een meter puin en funderingen uit de vijf tiende eeuw en daarop nog een grondophoging van de vestingwal uit 1700. Nergens anders in de Bergse binnenstad is de 'archeolo gische laag' zo dik. Omdat er in het midden van de straat niet eer der een riool had gelegen, was de ondergrond er redelijk intact. Ter hoogte van de Van der Rijt- straat 40 en 42 kwamen de funde ringen van een vierkante (lege) beerput aan het licht. Er waren ook dunne gepleisterde wanden van een kelder te zien, die merk waardigerwijs haaks op de straat liepen. Ook hier wees het steen formaat van 5x9x21 centimeter op een bouw in de vijftiende eeuw. In het oostprofiel van de kuil, een meter onder de stoep, werden vloeren waargenomen, bestaande uit rode plavuizen. Ter hoogte van huisnummer 42, op de hoek van de Burgemeester Mathonstraat, stuitte de graafma chine op enkele grote stukken na tuursteen. Ze lagen ongeveer 1,75 meter onder het straatpeil, in het tracé van de vijftiende-eeuwse muurresten. Omdat ze door de machinist herkend werden aan hun versierde vormen, werden ze apart gelegd. Het is niet zeker of ze deel uitmaakten van de funde ringen of als los puin in een dicht- gestort keldercompartiment terecht zijn gekomen. Vlakbij bevonden zich wel enkele diepe keldermu ren. Drie fragmenten konden worden geborgen. Het zijn bewerkte ge profileerde stukken van Benthei- mer steen, die deel uitmaakten van een pijlerconstructie of por taal van een kerk of kapel. Opval lend is de hoge kwaliteit van de stukken. Ze dateren van het einde van de vijftiende tot het begin van de zestiende eeuw. De Duitse Bentheimer steen was harder dan Gobertanger steen, beter bestand tegen druk en werd daarom veel in pijlerconstructies toegepast. In het Nieuwe Werk van de Gertru- diskerk zijn beide soorten toege past. De Bentheimer steen werd al in de groeve op bestelling bewerkt en kwam met schepen over de ri vieren naar ons land. Al eerder werden er veel stukken Bentheimer steen gevonden in de stad, namelijk tijdens de opgra ving op het Thaliaplein achter de Gertrudiskerk. Dat waren resten 46 van het Nieuwe Werk dat in de ze ventiende eeuw tegen de vlakte ging. De blokken uit de rioolsleuf zijn echter niet van de Gertrudis kerk afkomstig. De vraag dringt zich op, met welk kerkgebouw deze stukken dan in verband moeten worden gebracht. Er zijn diverse mogelijkheden. De dichtstbijzijnde kapel was de al genoemde van de cellebroeders in de Korenbeursstraat, iets ten zuiden van de vindplaats. Na de gedeeltelijke afbraak rond 1700 vonden de resten een hergebruik in de vesting van Menno van Coe- hoorn. Een andere mogelijkheid is het Begijnhof, dat in de jaren 1496-1498 op initiatief van het stadsbestuur tot stand kwam bui ten de stadspoorten, ten noorden van het huidige Ravelijn. Hierbij hoorde eveneens een grote kapel. De gebouwen werden tijdens de Reformatie, kort na 1580, afgebro ken. Een derde optie is de Min- derbroederkerk bij het klooster, dat in de tweede helft van de vijf tiende eeuw aan de Minderbroe derstraat werd gebouwd. Ook dit bedehuis, dat na de Gertrudiskerk het grootste van de stad was, ging kort na 1580 tegen de vlakte. De drie gevonden stukken natuur steen zijn dus uniek. Ze zijn, voor zover bekend, de eerste terugge vonden bouwfragmenten van een ander bedehuis dan de Gertrudis kerk. Bij nadere inspectie blijken de fragmenten enkele merkwaar dige beschadigingen te vertonen. Eén ervan is horizontaal gebar sten, maar niet gebroken. Bij een zware belasting zou het zeker als nog breken. De twee andere heb ben enkele beschadigingen op de fraai geprofileerde zijde. Het zijn oude beschadigingen, die duide lijk afwijken van de moderne af- splinteringen. Het is dan ook de vraag, of het hier wel gaat om slooppuin van een afgebroken kerk. Eerder lijken het afgekeurde ongebruikte stukken te zijn, ach tergebleven op de bouwplaats, of niet ver daarvandaan weggegooid. Werd de bouw van het cellebroe- derklooster voorbereid en uitge voerd vanuit een bouwloods in de buurt van de stadsmuur? Of zijn de stukken van het kloosterterrein als onbruikbaar terzijde gelegd en later door iemand gebruikt om een muur te funderen? De Waterschans nr. 2-2006 De vele sporen van muurwerk, kelders en putten in de Van der Rijtstraat tonen aan dat hier in de vijftiende eeuw bebouwing heeft gestaan, waarvan de (westelijke?) rooilijn min of meer parallel liep met de stadsmuur. Deze stads muur heeft dus een iets oostelij ker beloop gehad, dan aanvanke lijk werd aangenomen. Ook het gedeelte dat werd gevonden op de hoek van het Bleekveld, hoort niet bij de stadsmuur maar bij een vijf tiende eeuws gebouw. Misschien zijn het resten van huizen die te gen de muur waren gebouwd. Ook bij de Gevangenpoort stonden eenvoudige muurhuizen, die 'ga rieten' werden genoemd. Vreemd is echter het ontbreken van enige bebouwing op de kaart van Van Deventer omstreeks 1545. Hij te kent slechts een pad dat langs de wallen loopt. Ook in de daaropvol gende eeuwen is er geen noemens waardige bebouwing geweest. Na de aanleg van de vesting van Van Coehoorn verdween een groot deel van de omgeving zelfs onder de aarden wal van bastion Noij- elle. Pas na de slechting van de vesting op het einde van de ne gentiende eeuw werd de huidige Van der Rijtstraat aangelegd. Het is dan ook niet uitgesloten, dat de aangetroffen bebouwing al in de zestiende eeuw weer werd verwijderd. Hopelijk kan verder onderzoek van schriftelijke bronnen wat meer licht werpen op deze onbekende bebouwing. Het toekomstige rioolwerk in de omgeving zal in ieder geval nog nauwlettend gevolgd worden. Noot: Afb. 4 Twee fragmenten van Bentheimer steen. Afb. 5 De gevonden funderingen in de straat, aangeduid met dunne zwarte lijnen. De stadsmuur ligt er vlak naast. Korte Po*st' 1. Van Ham, W.A., Historische Stedenatlas van Nederland: Bergen op Zoom (Delft 2003). Hierin wordt de historische ont wikkeling van het gebied beknopt weer gegeven; de bijbehorende kaart geeft een reconstructie van de stadsmuren.

Periodieken

De Waterschans | 2006 | | pagina 4