De Waterschans nr. 2-2006 Miniatuur uit het begin van de zestiende eeuw van een ceremoniële maaltijd op nieuwjaarsdag. De heer eet alleen en edelen, herkenbaar aan het feit dat zij wapenen dragen, bedienen hem. Illustratief voor de mogelijke aankleding van het Markiezenhof zijn: de plaatsing van de tafel recht voor de gebeeld houwde schouw, het grote vuurscherm achter de heer, de houten bank met zijwangen waarop deze heeft plaatsgenomen, het tafelblad op schragen, de biezen matten op de vloer en de geborduurde voorhang van de deur waar langs men de schotels binnendraagt. Links een credenstafel bedekt met een linnen doek waarop étagegewijs het gouden en zilveren vaatwerk van de heer slaat uitgestald. Ook de tafel is gedekt met kostbare stukken, waaronder een zoutvat in de vorm van een schip. Het is dit type schalen, karaffen, drinknap pen en vaten dat in de inventaris van het Markiezenhof van 1567 voorkomt. Let ook op het baldakijn boven de heer, op het feit dat deze met zijn handen eet (er liggen alleen messen om het vlees te snijden), op de witte servetten die hangen om de hals van de heer en over de schouders van de man naast de tafel en van degene die een schotel binnendraagt. Rechts achter de heer staat een persoon, die zijn hand warmt. Hij draagt in de andere hand een staf, hét kenteken van een hofmeester. De figuur links van de heer is geen edelman, in zijn hand heeft hij een bonnet, die alleen geleerden dragen. Het personage met de valk komt kennelijk net van buiten, hij draagt trippen, muilen met een houten zool. Deze miniatuur geeft mogelijk een niet-contem- poraine situatie weer, omdat de kleding uit de vijftiende eeuw dateert. (Uit: Wilhelm Hansen, Kalenderminiaturen der Stundenbücher, München 1984, pag. 6 7). ding van circa 25 personen. Inclu sief "die simpel Martijn, mijnen sof'. Een derde aanwijzing voor de om vang van de hofhouding van de heren en markiezen vormen re cente studies over onder meer de hofhouding van Willem van Oranje en die van Maria van Hongarije, zuster van Karei V en regentes dei- Nederlanden. Hofhoudingen van Willem van Oranje (1553, 1565 en 1582) en die van zijn voorganger René van Chalon (1542) tellen ge middeld 75 personen.28 Dit exclu sief de pages en het persoonlijk gevolg (dameshofhouding) van Willems respectievelijke echtge notes. Ter indicatie: het persoon lijk gevolg van Anna van Bergen telt ongeveer 10 personen. Dat van Willem van Oranje komt in clusief zijn raad op ruim 20 per sonen. Wanneer hij ceremonieel uitrijdt moeten daar voor het de corum nog ettelijke lakeien en palfreniers bij worden opgeteld.29 Ik neem aan dat de hofhouding van Jan III en Adriana van Brimeu in 1500 en zeker die van An toon en Jacoba van Croy in 1535 en die van Jan IV en Maria van Lan- noy in 1560 qua omvang en allure uitstegen boven de weduwenhuis- houding van Anna van Bergen. Gezien het verschil in status, rijk dom en macht zullen zij op ruime afstand zijn gebleven van die van Willem van Oranje.30 Ik kom dan op circa 50 personen onder lei ding van een hofmeester.31 Het gevolg van de heer en dat van de vrouwe zullen samen ongeveer 20 personen tellen (lijfbedienden, gentilshommes, dames d'honneur, secretarissen, kapelaan). Voor het huishoudelijk personeel ligt een groter aantal dan bij Anna voor de hand: meer allure, regelmatig gas ten, vaak gescheiden wonen van heer en vrouwe, soms ook zorg voor kleine kinderen en huison derwijs aan grotere kinderen.32 Omdat er sprake is van een 'rei zend hof diende de stalmeester te beschikken over ruim personeel voor de verzorging van de rijpaar den, voor de muilezels, die de wa gens trekken, en voor de tuigage.33 Hoger personeel, zeg maar zij die wijn en tarwebrood kregen, had den recht op een paard. De bier drinkers en roggebroodeters lie- 5 2 De Waterschans nr. 2-2006 pen of reden mee op een kar. Een hofhouding van circa 50 per sonen leidt tot de gevolgtrekking dat het Markiezenhof intensief werd bewoond. Verblijfsduur Ook bij de heren en markiezen van Bergen op Zoom is sprake van een 'reizend hof. Zij trokken heen en weer tussen hun kastelen in Wouw en Borgvliet, het Markie zenhof, hun hof in Brussel, hun woning in Mechelen en hun ver blijven in de regio's waar zij bezit tingen hadden of waar zij het stadhouderschap vervulden. Soms waren zij op krijgstocht of onder weg met een diplomatieke missie. Vraag is, of zij vaak genoeg in hun residentie in Bergen op Zoom woonden om daar de hoogadel lijke staat te voeren waarvan in Deel I van dit artikel sprake is. Werden in het Markiezenhof - ui teraard met alle ceremonieel - misschien alleen gasten ontvan gen en verbleef de familie vooral in het kasteel te Wouw? Daar za gen immers tussen 1489 en 1500 alle zeven kinderen van Jan III het daglicht.34 Rekenwerk leert echter, dat in de periode 1512 - 1532 de Van Gly- messen gemiddeld vier maanden per jaar in Bergen op Zoom woonden, waarvan vijf keer zes maanden of meer.35 Meestal niet in aaneengesloten perioden van wege verplichtingen elders, maar zeker in de wintermaanden ver bleven zij geruime tijd in hun re sidentie. Ook hoogadellijke fami lies vierden Kerstmis en Nieuw jaar graag in 'huiselijke' kring. Hét moment om elkaar en het perso neel met geschenken te bedenken en winterkleding uit te reiken.36 Er zijn in de literatuur geen aan wijzingen dat het gebruik van het Markiezenhof minder intensief was in de periode van 1532 tot 1567, toen Jan IV in Spanje stierf. Dat de familie in de periode vóór 1500/1512 veel in Wouw lijkt te verblijven kan te maken hebben met de bouwwerkzaamheden aan hun hof in Bergen op Zoom en wellicht ook met een voorkeur van Adriana van Brimeu, de echt genote van Jan III. Een indicatie voor een betrekkelijk intensieve bewoning van het Markiezenhof in het tweede kwart van de 16e eeuw is het eerder genoemde Kleine Hof en het gebruik daar van, eerst als gastenverblijf en la ter als residentie van weduwen uit de familie van de markies. Ver bouwingen aan het Markiezenhof in het tweede kwart van de zes tiende eeuw duiden eveneens op een intensief en veeleisend ge bruik van het paleiscomplex.37 Inrichting vertrekken Ook de aankleding en meubile ring van de woonruimten vormen een indicatie voor de wijze waarop de markgrafelijke familie het gebouw bewoonde. De inven tarislijst opgemaakt bij de confis catie van de bezittingen van de laatste Van Glymes, Jan IV, door Filips II in 1567/1570, speelt in het onderzoek hiernaar een be langrijke rol.38 Tot nu toe heeft al leen Slootmans van deze lijst ge bruik gemaakt. Hij beschrijft de rijke collectie wandkleden. Deze bestaat uit ruim 60 stuks, waaron der vier series van vijf tot zeven stukken.39 Een bezoek aan het Al gemeen Rijksarchief te Brussel leert dat het gaat om een tiental ingebonden processtukken waar onder inventarissen. Voor een overzicht zie elders. Uit de inven tarissen, die betrekking hebben op het Markiezenhof, valt helaas niet op te maken in welke vertrek ken de betreffende goederen zich bevonden. Er blijkt wel uit dat de woonvertrekken onderdak boden aan een rijk bezit aan prachtige sieraden, gouden en zilveren vaat werk en eetgerij, een bijzondere collectie tapijten, weelderige kle ding, fijn linnengoed en aller hande waardevolle stoffen. Een twintigtal bedden was zo kostbaar versierd en bekleed dat deze een aparte vermelding kregen. Som mige waren voorzien van de wa pens van de familie Van Glymes uitgevoerd in zilver. Deze wapens kwamen ook voor in de bekle ding/houtsnijwerk van stoelen en in het borduurwerk van losse kus sens. In zestiende eeuwse inventa rissen waren bedden, mede door de stoffering en vaak bewerkelijke matrassen, kostbare meubelstuk ken. Onderzoek wijst uit dat dit - relatief gezien - ook voor armen, ambachtslieden en de gegoede klasse gold.40 Het testament van Anna van Bergen vermeldt twee rijk beklede bedden, waarvan een was versierd met familiewapens in zilver.41 Toen Antoon in 1535 voor zijn hof in Brussel bedden kocht, betrof het twee zeer dure exem plaren van ieder 100 Karolusgul- dens en tweemaal twee stuks van Processtukken Raad van Beroerten 1567-1570 Een zware band met tientallen beschrijvingen van inkomsten en goe deren van diverse adellijke lieden. Als eerste is opgenomen een tien tal stukken betreffende de bezittingen van Jan IV. Deze beslaan bijna 100 folia (200 pagina's). a. inventaris van kostbare sieraden, vaatwerk, gebruiksvoorwerpen, linnen, kleding, stoffen, bedden en van voorwerpen in de kapel van het Markiezenhof (17 bladzij den); b. overzicht (wand)tapijten Markiezenhof (10 bladzijden); c. overzicht opbrengst verkoop sieraden (2 bladzijden); d. overzicht opbrengst verkoop gouden en zilveren vaatwerk (8 bladzijden); e. inventaris kasteel van Walhain (origineel 3 bladzijden en een kopie). Het betrof een bescheiden kasteel met een spaarzame meubilering. Een jachtverblijf? f. zwaar beschadigde (klad)inventaris van voornamelijk stoffen, kledingstukken, tapij ten, kussens, bedden (22 bladzijden). Zonder nadere bestudering niet duidelijk waar deze thuishoorden; g. overzicht van renten (20 bladzijden); h. inventaris van goederen in het hof te Brussel (42 bladzijden) en een kopie van deze inventaris. De processtukken lijken niet compleet. Waarom wel een inventaris van het 'onbeduidende' kasteel van Walhain en niet dat van Borgvliet of dat van Wouw? Zijn deze verloren gegaan? 5 3

Periodieken

De Waterschans | 2006 | | pagina 7