De Waterschans nr. 3-2006 op Zoom als het wapen van 'de Heilige Geertrui'. Dit zou naast drie kleine bergjes drie kleine zwarte kruisjes op een zilveren veld vertonen. In werkelijkheid bestond het stadswapen uit een rood schild waarop drie zilveren schuinkruisjes boven een drietoppige berg. Onno dig te zeggen dat heraldische wa pens in de tijd van Gertrudis, de zevende eeuw, nog niet bestonden. De berg is pas in de vijftiende eeuw aan het wapenschild met de schuinkruisjes toegevoegd. Het een voudige wapen was oorspronkelijk dat van de heren van Breda.32 De wandelende heilige De verering van Gertrudis ver toonde twee aspecten: die in de omgeving van Nijvel zelf én de vor ming van centra van verering in steeds verder van die plaats af ge legen gebieden én het ter plekke opkomen van de legende dat ge beurtenissen uit haar leven daar hadden plaatsgevonden. Gertrudis kende volgens vrome verhalen in haar nieuwe omgeving geen rust: voortdurend zien we haar op wandeling om bij rustpun ten voetsporen achter te laten, nieuwe kapellen te stichten en bronnen te doen ontspringen. Bij pastoor Krüger spookte het ver meende kloostertje van Gertrudis bij Oud-Borgvliet door het hoofd. De heilige maakte volgens zijn ge gevens dagelijks een wandeling naar die plaats om daar te bidden. Daarbij bezocht zij ook de plek waar later het klooster Emaüs stond, nabij het verdwenen dorp Hildernisse. Dat doet Krüger ver moeden dat daar vroeger ook een kapel of bidplaats bestond. Zij deed, toen zij dorst had en geen water kon vinden, door met haar staf op de grond te slaan een bron ontspringen. De door Gertrudis zelf gebouwde kapel zou echter (ook) gestaan hebben ter plekke van de huidige Grote Kerk die haar naam draagt. Maar misschien is deze pas later gebouwd: 'Ook wil men, dat hare woning na haar ver trek uit deze streken, in een kapel veranderd' zou zijn, beweert Krü ger. De wijding door Sint Aman- dus komt hierbij weer ter sprake.33 Een voorbeeld van de verplaatsing van de verering naar venre oorden is de cultus van Gertrudis te Karlburg aan de Main in het Duitse Franken land, de noordelijkste streek van Beieren.34 Alle ingrediënten die we in West-Brabant gezien hebben, komen daar terug, inclusief de wij ding van een kloostertje door Sint Amandus. De heilige Gertrudis zou naar Frankenland zijn ge vlucht om aan een ongewenste hu welijkskandidaat te ontkomen. Zij bouwde er een basiliek en deed de gelofte voortaan kuis te zullen le ven. Zij zou ter plaatse een Lieve vrouweklooster hebben gesticht, waarin zij ook gewoond zou heb ben. Ook de stichting van het klooster van Neustadt am Main wordt aan de Maagd toegeschre ven.35 Margry (1983/1984) meent dat het verhaal over Gertrudis' reis naar Frankenland ontleend kan zijn aan het in de elfde eeuw geschreven Vita Gertrudis tripartita. Nadien heeft men het relaas door een mis verstand te Geertruidenberg ge plaatst. Een bredere verspreiding zou zijn ontstaan na het tevoor schijn komen van de valse oor konde uit '992' (hierna tekst C ge noemd). De schrijver noemt de passus over de Montem littoris in dit stuk ten enen male onbruikbaar om het verband tussen Geertrui denberg en haar heilige te bepalen. Hij noemt het verblijf van de hei lige in deze plaats een Fictie.36 Bedevaarten en processies Een verdere indicatie voor de ver spreiding van de Gertrudisverering vormt de ligging van de plaatsen waar zij een speciale verering ge niet of genoten heeft. Die zijn be kend als het doel van bedevaarten. In Noord-Brabant liggen zij opval lend dicht bijeen: het moderne handboek over bedevaartplaatsen geeft hiervan een goed overzicht. Be halve Oud-Borgvliet bij Bergen op Zoom zijn dat Beek, Geertruiden berg en Maarheeze. De verering van de heilige te Beek (het tegenwoordige Prinsenbeek) schijnt jonger te zijn geweest dan die te Bergen op Zoom of Geer truidenberg. Een eerste vermelding dateert pas uit 1577.37 De Gertru- diskapel stond in het centrum van het dorp, aan de noordwesthoek van het marktplein, op minder dan één kilometer van een groot aantal vindplaatsen uit de Karolingische en deels ook Merovingische pe riode. Op De Beek zelf is nooit ge graven, maar de Merovingers waren er zoals blijkt uit bodemvondsten wel in de buurt.38 Krüger vertelt over Prinsenbeek verhalen die men elders ook aantreft. De Ka pelakker (met put!) strekte zich van de kapel naar het westen uit. Langs deze akker liep de Sint-Gertrudis- hegge. Aan het einde van die heg haalden de boeren zand dat door het graan gegooid werd om mui zen en ander ongedierte tegen te gaan. Tussen de Kapelstraat en de Slikstraat lag de Kapelakker. Als je de Kapelstraat verder uitliep naar het westen en de juiste baan naar de Overveldse Heide nam, kwam je na passage van het Vogelenbos bij het Gertrudis- of Gertruden- boske, waarin op een eilandje in een ven of vijver een tweede Sint- Gertrudiskapel te vinden was. De heilige zou langs de heg gewan deld hebben als ze van de ene naar de andere kapel ging, want er stond een tweede kapel met put op Groot Overveld, waaruit zij 'dik werf zou hebben gedronken. Op de Beek geloofde men dat Gertru dis muizen kon verdrijven, wat re den was om regelmatig een zak graan bij de pastoor in te leveren. Krüger kende nog een derde kapel, bij de buitenplaats Mastland op Klein Overveld.39 Deze was echter in zijn tijd een bouwval geworden, en 'gemaakt tot een hermitage'40 De kapel op Groot Overveld was bij de metingen voor het kadaster (1824) al verdwenen, die in het dorp is in de negentiende eeuw verdron gen door een schooltje, dat op zijn beurt in 1920 is afgebroken 41 De kapel van Borgvliet was vooral een bedevaartsoord, speciaal op de feestdag van de heilige (19 maart). Volgens De Mooij kwam de bevol king uit de omgeving er sedert de veertiende eeuw bijeen om haar tussenkomst in de hemel tegen rat ten en muizen af te smeken.42 Er vonden op deze feestdag dan ook in de kapel bijzondere plechtighe den plaats. Dan kwamen er veel bezoekers van elders. Men verkocht er bedevaartsvaantjes die op het paardenhoofdstel of de haam wer den aangebracht. Figuersnijders te Antwerpen leverden in 1549-1553 een aantal nieuwe vaantjes.43 Na de verwoesting van de kapel rond 1580 bleef de plek tot in de acht tiende eeuw pelgrims aantrekken die er offergaven brachten. Dat ging gewoon door ondanks het feit 9 2 De Waterschans nr. 3-2006 dat in de loop van de vooraf gaande eeuw de laatste resten van het gebouw verwijderd waren. De gelovigen verzamelden zand van het bij de kapel gelegen land en strooi den dit over hun landerijen en in hun huizen en schuren om er las tige knaagdieren weg te houden44 P. Blom (1936) overdreef zeker, toen hij Gertrudis, door hem achtereen volgens 'Sinte Geertrui', 'Geretruda' en 'Gertrudis' genoemd, een ver geten heilige noemde.45 Een folk lorist uit die tijd toonde zijn op drift geslagen fantasie door Gertru dis verwant te noemen met de sprookjesfiguur Vrouw Holle en met de Germaanse mythologische 'speervrouwe' Keretruda. Dat de laatste ook van muizen vergezeld ging, moest daarbij zeker een doorslaggevend argument zijn.46 In elk geval werd de heilige te Geertruidenberg al in 1310 door middel van bedevaarten vereerd.47 Als de suggestie van Halbertsma (zie hierna) klopt, moeten er be langrijke relieken van Gertrudis ge weest zijn, 'die Geertaiidenberg tot een bedevaartsoord stempelden'. Dan komen we weer een eeuw eer der uit48 De bedevaart naar de Gertrudis- kerk te Maarheze is veel jonger: deze kwam pas op gang in 1869. De toenmalige pastoor begon met het wijden (en verspreiden) van Gertrudiswater dat kon worden ge bruikt tegen ratten, muizen en an der schadelijk gedierte.49 In België, vooral in het Waalse landsgedeelte, waarin de abdij van Nijvel lag, maar ook in Vlaanderen had de verering van Gertrudis een ruime verspreiding. Als bedevaart plaatsen waren in 1913 nog bekend: Wetteren (provincie Oost-Vlaande- ren) en Zandvliet (provincie Antwer pen). Zij bloeiden nog in de zeven tiende eeuw, maar die te Wetteren was in het eerste kwart van de twintigste eeuw al in vergetelheid geraakt. Vrouwen aldaar offerden linnen (lakens?) aan de heilige. In de pastorietuin zegende de pastoor water uit zijn bron; dit water moet geneeskrachtig zijn geweest tegen koortsen. Er waren medailles, pel grimstekens en vlaggetjes van pa pier te koop als herinnering aan de bedevaart. Andere pelgrims namen aarde van het kerkhof mee om dat in hun huizen of over hun velden te strooien om er ratten en muizen mee te verjagen.50 Te Vorst in de Zuiderkempen, een vroeger bezit van de abdij van Nijvel, zou in de elfde eeuw een Gertrudisverering hebben bestaan, waardoor het dorp in de zeventiende eeuw tot een belangrijk bedevaartsoord uit groeide. Men riep de heilige onder andere aan bij het 'Gertrudiszeer', een huidziekte rond de mond.51 Naar Zandvliet bestond geen ei genlijke bedevaart, maar het hoog tepunt van de verering viel op de jaarmarkt. Dan kwamen erpaysans (plattelanders) uit de omgeving, vooral uit Holland en Vlaanderen. Bij het wijwateivat in de kerk haal den de bezoekers water, want de Gertrudisput was allang uitge droogd. Ook te Zandvliet groef men aarde uit het kerkhof met het zelfde doel als elders. Nog vroeger offerden de bezoekers koren dat men in tonnetjes voor de kerk zette en dat op de zondag nadien ver kocht werd ten bate van de kerk.52 De teksten en hun uitleg Het gaat hier om drie geschreven bronnen: A, B en C. De oudste (tekst A) staat op naam van keizer Otto I (regerend van 962-973) en wordt gedateerd op 966. Maar de tekst staat in een inteipolatieeen latere invoeging in het stuk. Vervol gens is er een tekstfragment (tekst B) dat uit 967 zou dateren. De zo genaamde stichtingsakte van de abdij Thorn (tekst C) zou in 992 geboekstaafd zijn. Belangrijker dan het vermelden van de vermeende dateringen is de po ging, de werkelijke datum van het vervaardigen van de invoegingen en/of vervalsingen vast te stellen. Dillo en Van Synghel behandelen in hun Brabantse Oorkondenboek de drie genoemde bronnen. Wat die van 966 (meergenoemde tekst A) en zijn interpolatie betreft, zijn zij heel omzichtig wat de datering aangaat. Zowel de versie met de oorspronkelijke tekst als die met de interpolatie zijn bekend uit het Liber grossus (groot cartularium) van de abdij van Nijvel, dat aan het einde van de vijftiende eeuw is sa mengesteld. Zij sluiten zich aan bij Hoebanx, die de opstelling van de ingelaste tekst op het einde van de tiende of de eerste helft van de elfde eeuw dateerde.53 Vooral de abdij van Nijvel had volgens hen belang bij het bestaan van de in terpolatie en de verspreiding van de Gertrudislegende, zeker voor zover deze op Bergen op Zoom toepasselijk leek.54 Tekstfragment (B) is voor het eerst volledig in druk verschenen in de Antiquitates Bredanaedie deel uit maken van de herdruk, verschenen in 1708, van een groter standaard werk over de geschiedenis van Brabant door J. B. Gramaye. Eerder waren fragmenten van de tekst ge publiceerd in historische werken waarvan het oudste de door W. van Gouthoeven samengestelde D'oude chronijcke ende historiën van Hol land (met West-Vriesland) van Zee land ende van Utrecht... (1620) was. Deze en andere schrijvers maakten gebruik van een handschrift van Gramaye dat sinds circa 1610 al moet hebben bestaan. De vermel ding gaat echter terug op een ou dere vervalsing die volgens Dillo en Van Synghel rond of na 1565/1579 zou zijn gepleegd. Zij vermoeden dat die na 1545, misschien eerst rond 1579 of kort daarna in een mogelijke samenhang met de in voeging in de oorkonde van '966' (tekst A) zou zijn samengesteld.55 De (opnieuw) vals gebleken oor konde van '992' (tekst C) zou vol gens Dillo en Van Synghel dateren uit omstreeks 1545-1610, wellicht rond 1565-1587. Hij is bekend uit een register, samengesteld door Michiel Piggen, griffier en/of raad- ordinaris van de Raad en rekenka mer te Breda (zie hierna), overle den in 1587. Tegen een opdracht door de abdij van Thom om het stuk te schrijven, pleit dat de ver valsing eerst na de editie van de volledige tekst door Miraeus in 1630 in wijdere kring bekend was en zich vermoedelijk pas na 1639 in de abdij bevond. Dillo en Van Synghel wijzen op 28 juli 1559, de datum van een uitgebreide be vestigingsoorkonde van de Thomse goederen waarin iedere verwijzing naar de oorkonde van '992' ont breekt. Evenals bij het tekstfrag ment (tekst B) het geval zou zijn, komen zij echter omstreeks 1545 uit, toen de Discoursde oudste ge schiedenis van Breda, werd samen gesteld waarin men nog niets van een Strijense voorgeschiedenis van stad en land kan vinden.56 Op de inhoud van de teksten wordt hier kort ingegaan; zij ko men ook in de rest van deze bij drage aan de orde. Volgens de interpolatie (in tekst A) 93

Periodieken

De Waterschans | 2006 | | pagina 6