REACTIE OP HET COMMENTAAR
VAN RUUD MEISCHKE
De Waterschans nr. 4-2006
De Waterschans nr. 4-2006
0èiê
kwam die aanleg voor. Aan de
kleine binnenplaats lagen de
woonruimten van de familie en
de verblijfplaats voor gasten of
verwanten. Dit was het adellijke
woonkwartier. Daarnaast be
vatte het complex een aantal
huishoudelijke vleugels en ge
bouwen in een vrije groepering
aan de doorloop van de voor
naar de achterpoort.
In Het Markiezenhof lag het
woonkwartier afzijdig, het was
moeilijk toegankelijk en bezat
een kloosterachtige structuur.
Het was alleen bereikbaar via de
grote zaal. Die kon men slechts
betreden door de hoofdingang
met baldakijn aan de grote bin
nenplaats of langs een omweg
door de keukenvleugel. In beide
gevallen liep de verdere weg
dwars door de grote beneden
zaal. De hoofdingang zal een
smalle, makkelijk te openen
loopdeur hebben bezeten. Aan
de overzijde van de zaal gaf een
open doorgang toegang tot de
grote traptoren. Zo kon men ver
der naar de appartementen aan
de kleine binnenplaats. Het is
duidelijk dat daar niets anders
geweest kan zijn dan deftige
woonruimte. In totaal waren
daar slechts vier appartementen.
De grote zaal van Het Markie
zenhof was voor bezoekers en
gebruikers van het woonkwartier
een soort hal, hetgeen doet den
ken aan de Engelse adelshuizen.
Daar was de loop door de zaal
echter meer geconcentreerd en
tevens afgeschermd. Overeen
komstig de Engelse traditie was
er een grote schoorsteen aan de
rustige kant van de zaal. Een
soort adelsteken van het huis.
Die kon echter met zijn kwets
bare natuurstenen boezem geen
flink vuur verdragen. Het was de
pauwenstaart van de Markies,
die daar in het openbaar recht
zal hebben gesproken of met en
kele lieden zal hebben gegeten.
Zijn plaats was dan, voor de
schouw, zonodig met een be
scheiden vuurtje in de rug. Voor
grotere feesten of vergaderingen
was de bovenzaal meer aangewe
zen.
Het woonkwartier uit 1506 be
stond uit een lange tuinvleugel
en de korte zuidvleugel. Die
moeten in hun geheel gediend
hebben voor appartementen.
Een gebruik voor andere zaken
op de begane grond is uit te slui
ten wegens de geringe bereik
baarheid van dit gedeelte. Bij
deze vleugels zijn geen deuren
naar de tuin of binnenplaats aan
getroffen. De vertrekken waren
alleen toegankelijk door de
beide traptorens en na elkaar be
reikbaar. Ze waren zelfs niet on-
derkelderd. Op de begane grond
en de verdieping waren iden
tieke kamerreeksen.
De reeksen vertrekken op de be
gane grond en verdieping in de
tuinvleugel vormen de uitge
breidste appartementen van Het
Markiezenhof. Zij hebben bo
vendien de fraaiste ligging, de
enige met uitzicht op de tuin en
zijn een schoolvoorbeeld van het
grote appartement. Een belang
rijk aspect daarvan is de tweede
traptoren terwille van de bedie
ning en de onderlinge contacten
tussen de verdiepingen. Die
tweede ingang maakte de achter
ste vertrekken van de grote ap
partementen apart bruikbaar.
Deze achterste vertrekken wa
ren onmisbaar voor de dagelijkse
gang van zaken. Het grootste, de
eindkamer van deze vleugel, be
zat slechts één venster, aange
zien er aan de tuinzijde een klei
nere kamer aan grensde. De
eindkamer was in het bezit van
een stookplaats, in de uitge
bouwde kamer ontbrak die. Wel
was daar een secreet.
In deze beide kamers moeten de
persoonlijke bezittingen van de
markies zijn bewaard en onder
houden, zoals zijn kleding, zijn
wapens en wapenschild, zijn ei
gen bestek en vaatwerk. Ook zal
hier een slaapplaats zijn geweest
voor een lijfknecht of verzorger,
die de heer behulpzaam was bij
kleden en lichaamsverzorging als
wassen, scheren en eventueel
verbinden. Het was zijn bode die
contact onderhield met het an
dere personeel en de buitenwe
reld. Deze persoonlijke bediende
was de meester van de achter
trap. Voor de markiezin gold het
zelfde. In deze eindkamers was
plaats voor een kamerdienster.
Dergelijk bedieningskamers
vormden het verschil tussen de
appartementen van de hoge ei
genaars en die van hun familiele
den en gasten. Die hoefden in
hun verblijfplaats minder spullen
te bergen en gasten te ontvan
gen. Wel zullen ook zij vaak ver
gezeld zijn geweest van een per
soonlijke dienaar of dienster.
Twee vertrekken hadden zij dan
ook wel nodig. Bedieningska
mers als sluitstuk van een groot
appartement komen bij de gro
tere huizen meer voor, zoals het
kasteel van Breda (1536) toont.
Te Bergen vormen zij het bewijs
dat de tuinvleugel twee grote ap
partement boven elkaar bevatte
en niet twee appartementen rug
aan rug op de verdieping. Het
Markiezenhof is een uitzonder
lijk gebouw, uniek niet alleen in
de Nederlanden, maar in geheel
Noordwest Europa. In de grote
steden verdwenen deze adelshui
zen in de negentiende eeuw.
Met het stijgen der grondprijzen
en het dalen van de rentabiliteit
werden zij verkaveld. Soms bleef
alleen een rompgebouw, al dan
niet gemoderniseerd, bestaan. In
rustiger steden als Mechelen en
Brugge maakten ze meer kans te
overleven, soms als klooster of
kazerne. Maar zo uitgebreid be
waard als Het Markiezenhof is
geen tweede complex te vinden.
Dat dit adellijke hof te Bergen
vrijwel in volle omvang bewaard
is gebleven, is te danken aan het
gebruik als kazerne. Daarbij was
ook een groot huishoudelijk be
drijf nodig en konden enkele ka
mers worden samengetrokken
tot zalen om als onderkomen
voor de soldaten te dienen. Ten
slotte zijn voor een monument,
behelpen, verwaarlozing en be
rusting beter dan gepoets, opfris
sing en veelvuldige aanpassing
aan nieuw beleid.
Bij deze restauratie heb ik dan
ook genoten van de herrijzenis
van dit verzonken slagschip,
waaraan nog zoveel te ontdek
ken viel. En ook van de contac
ten met vele Bergenaren als Kor-
neel Slootmans, Jan van
Mosselveld, Willem van Ham,
Kees Booij en anderen. Zij heb
ben pal gestaan voor dit bijzon
dere monument. Voor mij is Ber
gen op Zoom dan ook HET
MARKIEZENHOF.
W.A. van Ham. Het Markiezen
hof te Bergen op Zoom. Een
overzicht vanuit de bronnen van
zijn geschiedenis tot 1795.Bergen
op Zoom 1986.
1 28
-Mmt
Ad VAN DEN Bulck
Kuud Meischke maakt het
mij niet gemakkelijk te
reageren op zijn commen
taar. Hij gaat niet in op de rode
draad in mijn artikelen, de in
vloed van hiërarchie en distantie
op het wonen, en laat mijn argu
mentatie, bronvermeldingen en
voorbeelden links liggen. Hij vol
staat met de constatering: 'Het
gaat te ver om aan de hand van
andere, veelal verdwenen en on
voldoende gedocumenteerde pa
leizen regels op te stellen waar
aan ook het Markiezenhof zou
hebben voldaan.' Deze boude be
wering wordt niet van argumen
ten voorzien.
Het centrale probleem bij het
beoordelen van mijn artikel en
het commentaar daarop lijkt mij
echter niet de kwaliteit van het
bronnenmateriaal of het inter
preteren van archiefgegevens,
maar het feit dat het hier om
twee fundamenteel verschillende
benaderingswijzen gaat.
De commentator volgt de klas
sieke aanpak door primair uit te
gaan van het gebouw en de platte
grond in het eerste kwart van de
zestiende eeuw. Daarin situeert
hij, alsof het om een architectoni
sche invuloefening gaat, voor de
hand liggende vertrekkenreeksen:
in de tuinvleugel beneden vier
vertrekken voor de vrouwe en bo
ven vier voor de heer; in de zuid
vleugel zowel beneden als boven
een appartement van telkens twee
vertrekken. De kleine wenteltrap
tussen de twee vleugels fungeert
als achtertrap voor de bedienden.
De lijfbediende van de heer is 'de
meester van de achtertrap'.
Ik kies voor een andere benade
ringswijze: primair uitgaan van de
positie en de leefwijze van vorsten
en hoogadellijke families uit de
bouwtijd van het Markiezenhof.
De wijzen waarop deze lieden
woonden waren bepalend voor
het gebruik en de inrichting van
hun behuizingen. Met deze infor
matie en de spaarzame archiefge
gevens kijken naar de plattegrond
van het Markiezenhof leidt tot
een andere inrichtingshypothese.
Een waarbij de heer en vrouwe
beiden boven wonen en de kleine
wenteltrap naar het vrouwenhof
leidt.
Voor de discussie is niet relevant
hoe de situering van dienst- en
woonvertrekken in Italië/Frank
rijk ten opzichte van Engeland
en de Nederlanden was. Wel van
belang is waar de heer en de
vrouwe conform hun stand en de
bijbehorende rituelen hun intrek
namen. Boven dus, ook in Enge
land! Daar woonden beiden op
de eerste verdieping, daar waar
de great chamber (vergelijkbaar
met de Blauwe Zaal, nr 2) en de
aanpalende lodgings (woonver
trekken) zich bevonden.1 Even
als het Markiezenhof kenden
Engelse adellijke behuizingen ook
op de begane grond woonver
trekken, maar niet voor de hoog-
sten in rang. Hetzelfde gold voor
Frankrijk.2
Verrassend centraal in het com
mentaar staat de functie van de
achterste vertrekken (nr. 3d).
Meischke bestempelt deze tot
1 29
Deze tekening van sir Thomas More met zijn familie (Hans Holbein, 1527)
geeft een goed beeld van kleding en inrichting in die tijd. Een inrichting zoals
ook het Markiezenhof die moet hebben gekend: links een credenstafel met
vaatwerk, een tapijt tegen de wand met daarop een klok, een tochtportaal en
uiteenlopende voorwerpen in de vensterbank. Jan III van Glymes heeft Thomas
More, die zijn hofloopbaan eindigde als Lord Chancellor van Hendrik VIII,
zeker één keer ontmoet (1529). Bovendien was Erasmus zowel bevriend met
More als regelmatig te gast bij de familie Van Glymes.
(Uit: Norbert Wolf, Hans Ilolbein De Jonge, Groningen 2005, pag. 50).